GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Wonderhjke tijden bieden wonderUjke prestaties.

Pas had ik in „De Reformatie" weer eens kunnen lezen, in de artikelen van ds Schilder, wat daar in Bergschenhoek was geschied, of ik ontmoette in de synodoeratische „Groninger Kerkbode" een „leader" van dr Praamsma met het opschrift: „De opheffing van de schorsingen".

Dat was een verbazingwekkend stuk.

Hij zegt, dat er in het kerkelijk conflict een voortdurende frontverandering is. Dat geloof ik ook wel, althans van sommiger zijde, waar men menschen vindt, die men wel ter luchtverversching op eenig lokaal zou kunnen plaatsen wegens hun voortdurend draaien.

Dr Praamsma zegt, dat de aanvallen, gericht op het werk der laatstgehouden synoden, niet steeds doelen op hetzelfde punt.

Merkwaardig zou zijn, dat, hetgeen te voren nog met de grootste felheid en hartstocht te berde werd gebracht, later in rook verdwenen bleek. Over de zelfcontinuatie der sjmode van Utrecht geen woord meer.

Niets meer over de hoogleeraarsbenoeming in de vacature Greijdanus.

Van de handhaving der fonnule 1905 geen sprake meer.

Zelfs hoort men klanken, die te verstaan geven dat het dogmatisch verschil maar zeer onbelangrijk is. Ik volg hier den voortreffehjken stijl van dezen doctor in de theologie.

Terwijl men te voren uitsprak, dat de leeruitspraken der Synode het geloofsleven der gemeente zouden ondermijnen en gevaar zouden opleveren voor de zekerheid des geloofs, spreekt men nu met meer reserve over de verbastering der leer.

Alleen nu nog artikel 31 D.K.O.

Dat is waarüjk fenomenaal.

Af en toe hoor ik de opmerking onder medestanders, of in onze bladen niet al te zeer altijd maar door over de voornaamste dezer genoemde dingen geschreven wordt. Het kan soms vermoeien.

Ik antwoord dan: bl^f wakker, want het gevaar is groot.

Maar nu verneem ik van dr Praamsma, dat dit alles verbeelding is. Gij begrijpt, dat het nu uitermate belangrijk wordt, wat dr P. beweert. Want dit is nog maar het eerste artikel over zijn onderwerp.

Hij zegt, dat hem eerst eenige inleidende opmerkingen van het hart moeten.

Vooreerst verklaart hij, dat men over de schorsingen en afzettingen heel goedkoop kan spreken en heel onvruchtbaar.

Dat komt mij ook zoo vo*. Ik vrees haast, dat hij bezig is, dit ons duidehjk te maken.

Want, zoo gaat hij voort, wat bedoelt men met dit generale spreken?

Gewoonlijk blijkt, dat rij die er over praten, niet op de hoogte zijn. Zij toetsen niet zorgvuldig.

En tot dat werk zet hij zich nu.

Velen, zoo zegt hij dan, denlten dat aUe vrijgemaakte predikanten op tamehjk hardhandige wijze uit de kerken verwijderd zijn.

Maar zoo is hot niet.

Deze methode lijkt, zegt hij, net op die omtrent de veronderstelde wedergeboorte.

Onze kerken zouden die tot leer hebben verheven.

Honderdmaal mocht verklaard worden: dat is niet waar, dat is een leugen; duizendmaal mocht worden gevraagd: bewijs dat eens — alles tevergeefs. Men schudt met het hoofd en heriiaalt de uitspraak.

Zoo staat het nu ook met de schorsingen en afzettingen.

Men wenscht opheffing daarvan.

Maar om een bepaalden tuchtmaatregel te beëindigen, moet ze er nog zijn. Ik kan niet opheffen, wat er niet meer is.

Ik kan geen gevangene ontslaan, die ontvlucht is.

En dan gaat de redeiieering zoo verder, dat er niet is afgezet, dat er niet is ge-excommunicaerd, dat er niets van dat alles is. Alleen wel geschorst, maar wien dit overkwam, verliet de kerk.

Niemand is van het avondmaal afgehouden, niemand is afgesneden. „En toch volhardt men in dat zee* scherpe banvonnis over ons". En zoo wordt het tijd, dat de dingen zuiver worden gesteld. Iets wat dan thans zal geschieden.

Hier treedt de advocaat op voor zijn synoden, en wijst den weg, waarlangs alle schuld zoo maar wordt weggewischt en men volkomen sterk staat.

Dit is een kostelijke vinding, en ik twijfel waarl^k niet aan de oorspronkelijkheid van dezen auteur, en kenner van de kerkgeschiedenis. De synode van Zwolle zal zijn raad allicht ook op prijs stellen.

Zij gaf zelf een geloofsuitspraak, en als daaromtrent nadere inUchtingen worden gevraagd zegt zij: dat kan niet of behoeft niet, anders zou het geen geloofsuitspraak meer zijn.

Dat Ugt in dezelfde Ujn.

Gij vraagt opheffing van schorsing en afzetting? Het kan niet, want dat alles is er niet meer, het ligt niet meer voor onze verantwoording. Zelfs na Voorthuizen weet dr Praamsma dit nog te zeggen.

Hij durft dus wat aan, dat ziet gij.

Ik twijfel niet, zei ik, aan de oorspronkelijkheid van dezen geleerde, maar heb mij toch afgevraagd: zijn er in de historie of in de literatuur analogieën, herhalingen, herinneringen, ontleeningen?

Een moment dacht ik aan het beroemde proces Pickwick-Bardell. Gij herinnert U dat uit het bekende boek van Dickens.

De weduwe Bardell verklaart: Pickwick heeft mij een huwelijksaanbod gedaan en hij houdt dat niet. En Pickwick verklaart: dat is niet zoo. Nu moet de rechter uitspraak doen.

De heeren der Piekwick-club zijn nu niet de beste verdedigers van de zaak van hun grooten leider. En de beroemde Sam WeUer is niet onbezorgd, al doet hij ook zijn best.

Maar zgn even beroemde vader zegt tot zijn zoon: mijn opinie is, dat jouw meester zorgen moet voor een alibi.

Daar zijn zelfs moordenaars op vrij gekomen.

Een aUbi, dat is alles. „Nothing hke an allebey, Sammy, nothing".

Zou een man als dr Praamsma het boek van Dickens niet kennen? Maar er is nog een ander geval, dat er meer op hjkt.

Dr Praamsma is kerkhistoricus. Hij heeft in een belangrijk proefschrift ons doen zien wat dr Kuyjjer heeft beteekend voor de kerkhistorie. Voor het verleden. Hij zelf is nu bezig ons te doen zien, wat hij zelf kan presteeren inzake den tegenwoordigen tijd.

Zouden hier niet nieuwe lauweren zyn te behalen?

Zij zijn er op elk terrein.

En nu denk ik aan een verhaal dat Rabelais zoo kosteUjk in zijn satyren kon opdisschen.

Rabelais was een tijdgenoot van Calvijn. Men beweert soms: een vriend. In elk geval een kennis. Dat zal wel zoo zijn. Calvijn kon van een grapje genieten. Maar de lach van Rabelais, volgens prof. van Hamel in de „Gids" van eenige jaren geleden, een geweldige lach, beviel hem toch niet. H\j noemde de „Pantagruel" een verfoeihjk boek.

Hij hield meer van den humor van Viret en was er zelf, men denke aan zijn werk over de heiligenvereering der Roomsche kerk, een meester ia. Wij, die ons in alles, ook in beschaving, ver verheven achten boven de zestiende eeuw met zijn geweldigen reformatiestrijd, plegen den humor van Mamix' Bijenkorf, van Virets en Calvijns uitvallen wel eens wat grof te vinden. En „Pantagruel" was meer dan grof.

Maar er staan aardige dingen in.

En zoo vertelt Rabelais dan van een man, wiens dierbare echtgenoote niet praten kon. Hij riep er een chirurg bij, die de vrouw van den tongriem sneed. Naar gij weet neemt Molière dit verhaal over, al weet hij het niet zoo goed te benutten als Rabelais.

Als de operatie is gelukt, houdt de vrouw niet op met praten en dit vermoeit den armen man zóó, dat hij den dokter terugroept, en zegt: kan U dat niet ongedaan maken? Nee — zegt de dokter, maar ik weet wel raad; ik zal U doof maken. En zoo gebeurt dat dan. Maar nu zegt Rabelais: ik heb nog nooit zoo gelachen als om deze patelinage.

Hiermee doelt hij op een middeleeuwsche klucht, waarvan de hoofdpersonen zijn: een schaapherder en een advocaat. De advocaat heet Pathelin. De schaapherder vraagt om raad.

Hij is iemand geld schuldig, kan niet betalen, maar wordt nu door zijn sohuldeischer voor den rechter gedaagd.

Wat moet ik nu doen? vraagt hij.

De advocaat antwoordt: gij verkeert, geloof ik, altijd onder de schapen, niet waar? Ja, zegt de man.

Nu, zoo gaat Pathelin verder: op de rechtbank weet gij'niets anders te antwoorden dan: bè.

Zoo geschiedt.

De rechter vraagt: hoe is uw naam? Het antwoord is: bè.

Waar woont gij? Bè. Zijt gij dien man geld schuldig? Bè. De man komt waarlijk vrij.'

Maar als de advocaat hem gelukwenscht en hem vraa.gt om sajn honorarium, dan is het antwoord: bè.

Ik denk, dat men in de middeleeuwen veel schik heeft gehad over deze klucht.

Kon men vermoeden, dat aj nog eens 2»u worden opgevoerd en dan voor een synode?

jyr Praamsma-Pathelin biedt dezen raad.

Wat? Moeilgkheden, geachte synode?

, Er is geen reoen om in verlegenheid te zitten.

Noch wat het begin, noch wat den voortsang, noch wat het einde van het kerkeUjk conflict betreft.

Het begin? Eisch inzake veronderstelde wedergeboorte? Bè. Schorsing en afzetting? Bè.

Ja, elke houding weerspiegelt dan volkomen de wonderbaarlijke wijze, waarop het onschuldige schaap een mensoh kan aankijken en, zij het ietwat eentonig, antwoorden.

Wat in de Middeleeuwen een klucht was voor het toen uitermate eenvoudig volkstooneel, dat wordt zoo een kerkeüjk-synodaal spel. Moderne patelinage. En heeft Calvijn allicht wel eens gelachen, als hij de „Pantagruel" las, in v/eerv/il van zijn verzet tegen het obscene van dit boek, waarom hij, hoewel ook daarin de Roomsche kerk wel werd bespot, het „niet met zulke hulp" uitsprak, over zulke synodale patelinage zou hij zeker zijn bitteren toom hebben uitgegoten.

Voor sommige studenten in de kerkhistorie schijnt haar wezenlijke les a)s met sMven zegelen gesloten.

Met hartelijke groeten en heiibede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's