GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZANGERS EN SPEELLIEDEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZANGERS EN SPEELLIEDEN.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kerk heeft altijd moeten zuchten onder de gevolgen van haar eigen zonden-van-nalatigheid. Als zy geen kinderen meer baarde door het Woord, dan ging ze haar leden, als ware zij verpleegster in plaats van moeder, en als kon zij dus volstaan met het verzorgen van pleegkinderen in plaats van met het baren van heusche kinderen, verwennen naar hun zin. 't Gevolg was, dat ze een massa „stout e" pleegkinderen kreeg. En veel neurasthenici. Men weet, dat verwennen veel zenuwzieken maakt. En dat zenuwzieken gauw verwend worden: wisselwerking!

Tot de „stoute" kinderen der kerk hebben altyd de zangers en de speellieden behoord, de troubadours, artisten, en hoe ze meer mogen heeten. Van het Woord trokken ze — we hebben het niet over hun personen doch over hun groep — „ambtshalve" zich minder San dan van het symbool. Van het belijden minder dan van het „beleven". Van de preek minder dan van de muziek. Van het spreken minder dan van het zvidjgen. Van het bezwaar «linder dan van het gebaar.

Rome weet met zulke stoute kinderen wel raad, omdat Rome altijd raad schaft, ook waar God hem niét schept. Bovendien heeft Rome een goede, d.w.z. gevulde beurs. Het kan zijn stoute kinderen altijd hun zin geven; wie een speelkamer in zijn huis kan inrichten heeft menigte van zonden voorkomen...... bij de kleintjes. Niet de zonde, maar de zonden worden dan in de geboorte gesmoord. En wie zijn gevaarlijke nummers, als ze den leeftijd van het spelen aehte» zich hebben, serieus aan het door hen begeerde werk kan zetten, in de woonkamer, wel, die houdt ze • meestal wel zoet. En tevreden.

Daarom kan Rome met zijn zangers en speellieden wel vrede houden. Een goed organist vindt er wel een plaats en een salaris, en — daar komt het op aan — serieus werk, en dus het gevoel, dat hij zelf serieus , ", genomen” wordt.

Maar de protestanten eji, vooral de gereformeerden. En dan vooral die gereïjormeerden, die weer van voren af aan beginnen moeten. Ze hebben •— want de kracht van het Woord draagt ver ''•^^ ook onder de „intellectueelen" hun profeten en belijders. En daar zijn ze dankbaar voor. Maar wat kunnen ze bieden, met name aan zangers en speellieden? Niet veel. Orgels? Er zyn er een paar, die den naam verdienen, " de rest is — nu ja. Begrip tenminste? Houd op, — de gei^eformeerde kerken willen geen clubje fijnproevers zijn, en de fijnproevers en masse zijn niet gereformeerd; nu weet U genoeg.

Daar staan we nu: het is niet best.

' Maar is het nu geen voorrecht, dat wy, gereformeerden, die weer onze vrijheid naar art. 31 kennen, ook onze bekwame zangers en speellieden hebben endat één hunner, de heer, de broeder D. W. L. Milo, ons verrast heeft met een boek onder den titel „Zangers en Speellieden"; een boek, dat niet ten onrechte zich aandient als „bgdrage tot de ontvrikkeling van een calvinistische kerkmuziek”?

De massa zal nooit verstaan wat het is, als iemand, die over zoo'n thema een boek kan schrijven, zich vrijmaakt. Wie er wel iets van weet, die zegt: ziet, wat het Woord van God vermag; en die wordt een beetje stil, als hij den auteur van dit boek, dien hij eens hoorde en zag genieten, ja, „profeteeren" op een serieus orgel in een serieus kerkgebouw, dat sindsdien aan de knoeiers is toegevallen, nu ziet praten — zelfs nog dat —r met een harmoniumpje ergens in een zaaltje met salpetermuren. Hij zegt dan verwonderd? God heeft bij ons wat gróóts verricht Dat zeggen we gauw als er groote getallen te tellen zijn. Soms zeg je het met nog meer warmte als je in een hokje zit, wetende, dat er talenten in de zaal zijn, die de massa der geestelijke luiaards heeft laten schieten; omdat ze geen hersens gebruikt. En geen trouvR houdt. En die zelf zoozeer trouw en geloof hebben gehouden aan de kerk van Christus, dat ze orgelbank en kansel en nog heel veel meer hebben prijsgegeven om het zelfrespect te bewaren en niet mee af te gl\ji den in den modder van een van God vervloekte kerkdiplomatie.

Zoo «zijn ongeveer de gedachten, die ik voel opkomen, als ik het boek van den heer Milo ter hand neem. In Haarlem heb ik hem vóór '44 genoten en in Nun-< speet na '44 nog meer. Hy heeft bij de N.V. Ooster-( baan & Le Cointre, Goes, een boek gegeven dat eü wezen mag. En dat een terrein betreedt waarop voetangels en klemmen liggen.

Want het boek raakt de kwesties van den\ eeredienst. De liturgie.

De liturgie nu is tegenwoordig in studie bij de „heidenen" (men kan zich de moeite van ingezonden stukken sparen).

' Want ons moderne heidendom heeft zich in het hoofd gezet, dat het sacrament meer is dan het Woord. Sacrament immers beteekent veel gebaar en weinig woorden. Het woord is tegenwoordig niet in eere; het menschenwoord tenminste. En Gods Woord wordt geëerd op een onwezenlijke manier: het kan niet komen in een bijbel of in een preek, zoo zegt men. Balrthianen en my^ieken, romantici en anti-romantici ontmoeten nu elkander: ze ontmoeten elkander in den afkeer van het menschelijke woord.

Barthianen verklaren, het anipotent, omdat ze in een Woord Gods gelooven, dat niet grijpbaar is; ze venten met de slechts in bepaalden uitleg ware, maar .overigens zeer onware leuze, die ook gereformeerden ' vaak hebben nagesproken: f initum non capax infiniti: het eindige kan het oneindige niet (be) grijpen. Daarom zullen zij het menschenwoord, met zijn stelling en tegen-stelling, zijn ja tegenover neen, graag 't vertrouwen opzeggen en, om toch den eeredienst leven in te blazen, zetten ze dan „boomen" op over het sacrament en 't isp.cramentalisme. Veel gebaar, veel stilte, veel om te raden en om te verbinden, en weinig scheiding brengende belijdenis-praat. Teeken, teeken, teeken.

De mystieken tappen aanvankelijk uit een heel ander vat; maar later blijkt, dat ze slechts uit een ander kraantje tappen, dat evenwel aan 't zelfde vaatje zit. Ookzy hebben aan het menschenwoord geen houvast, willen het ook niet hebben en verlieven zich eveneens op de gewijde stilte. De wezenlijke-mysticus heeft ook zijnerzijds meer respect voor het stomme gebaar dan voor de sprekende begripsspraak.

En zooalg in de dagen der romantiek, dank zij een pantheïseerende filosolie, vele „intellectueelen" naar de roomsche kerk toevlucht namen en naar de Indische mystiek, die beide woord-karig, zoo niet woordaf keerig waren, zoo - gaan thans vele intellectueela protestanten, tot felle antipapisten toe, zich verliezen in den schemer van het sacramentalisme; d.w.z. ze nemen van Rome juist datgene over wat Rome roomsch gemaakt heeft.

Nu komt daar temidden van de heftige discussies die op dit terrein ontstaan zijn, één van de onzen het woord nemen in een mooi boek, dat de kwesties kent en weet te behandelen.

We hopen er eenige opmerkingen over te geven, opdat het 'werk zijn eereplaats onder ons verkrijge, die het verdient,

K. S,

NOGMAALS: ONZE MILITAIREN.

't Blijft van het grootste belang als onze jongens tn militairen dienst gaan, dat ze direct weten tot welke adressen ze zich in hun gamizcensplaats kunnen wenden voor het verkrijgen van de voor hen.noodige inlichtingen. Kerkeraden en ouders worden dringend verzocht namen en zoo mogeUjk juiste adressen door te geven van de jongens die zich in militairen dienst bevinden.

Wat onze zieke militairen betreft:

Telkens gebeurt het, dat er van onze jongens in de hospitalen liggen, zonder dat de ouderling voor de militairen ter plaatse van hun bestaan afweet. Vooral in een groote plaats met veel zalen is het niet doenlijk alles af te speuren. Laat het dus direct weten als één van Uw jongens er onverhoopt verpleegd moet worden.

Voor Utrecht is aangewezen br. F. A. de Jong, Wielingenplein 34, ouderling voor militè, iren.

Na wat onlangs in ons blad hierover geschreven werd, ontving deze broeder van verschillende kanten weer berichten, en was hij in stsiat verschillende van onze zieke jongens in de hospitalen te bezoeken.

Maar nadien kreeg hij geen enkele opgaaf meer, waarom hij ons vriendelijk verzocht, nog eens een oproep in De Reformatie te willen plaatsen. Het is van belang, zoo spoedig mogelijk door te geven, welke jongens in Utrecht in "garnizoen zijn of komen opdat br. De Jong ook hen direct kan bezoeken en hun adressen kan doorgeven waar ze hun vrgen tyd kunnen doorbrengen. Ook is het zeer gewenscht, voor zoover het doopleden betreft, dat ze oogenblikkelijk de catechisaties kuimen volgen.

Wat van Utrecht geldt, vraagt m. m. ook van anderekerken de aandacht. Houdt het vuur brandende!

K. S

DE STEM UIT DEN RECHTERSTOEL EN DIE VAN HET RECHT, l

Voorheen en thans. S

Een der „overwegingen" van het „Schorsingshesluit over Prof. Dr K. Schilder" lufdt:

„dat hij zich, ook zelfs na herhaalde oproeping, onttrokken heeft aan de behandeling van de dusgenaamde meeningsverschillen in de zittingen van de Synode van Sneek-Utrecht, m Mei-Juni 1942”

CoiSflusie alioo: wanneer — af gedacht ook van zijn motieven — een hoogleeraar zich onthoudt, deel te nemen aan de werkzaamheden eener Synode, daii roept dit feit de overweging op, hem als hoogleeraar en als emeritus-dienaar des Woords te schorsen.

Zoo is het thans. Zoo was het vroeger niet.

Dr H. H. Kuyper, die als opperhoofd de manoeuvres der Synoden vanai 1936 inzake de „dusgenaamde meeningsverschillen" dogmatisch en kerkrechtelijk •leidde, wees voorheen dergelijke conclusie scherp af.

In „De Heraut" nr. 1403 schreef hij, naar aanleiding van een debat op de pastorale conferentie te Zwolle, waar de vraag rees, of niet op de Synode alleen de hoogleeraren der Theologische School moesten verschijnen, omdat zij alleen een kerkelijk ambt zouden hebben en in dienst der Kerken staan, het volgende:

„Wanneer op onze Generale Synode de hoogleeraren - worden uitgenoodigd, dan heeft dit noch met eenig kerkelijk ambt, noch met eenig Goddelijk recht, iets uitstaande. Het is de Synode, die de hoogleeraren verzoekt ter vergadering te komen, om haar te dienen van advies. Ze hebben geen keurstem, ze kuimen niet meebeslissen, ze vormen geen deel van het eigenlijke corpus der Synode. Ze zijn niets dan adviseerende leden, die de Synode mogen voorlichten met hun meer-• dere kennis.

De Synode is dus volkomen vrij of ze alle professoren, dan wel enkele zal uitnoodigen; of ze hun adviezen coUegialiter dan wel hoofd voor hoofd wil vragen; of ze hun de gelegenheid schenken wil bij elke quaestie het woord te voeren, dan wel alleen, wanneer de Synode het hun vraagt.

En omgekeerd hebben de professoren geen bindende verp1iohting om ter Synode te komen i). Een afgevaardigde der Kerken, die niet verschijnen zou, zou zich sdhuldig ' maken aan een ergerlijk vergrijp tegen de door God gestelde orde en nütsdien de kerkelijke censure verdienen. Maar een hoogleeraar, die wegbleef, zou hoogstens beschuldigd kunnen worden van gebrek aan eerbied jegens de Synode, maar nooitvannalatigheid in zijn ambtelijke roeping"!).

Tot zoover Dr H. H. Kuyper. De situatie is dus als volgt: ,

Voorheen: g e e n b i n d e n d e v e r plichting. Thans: Prof. Schilder had overeenkomstig zijn plicht moeten komen (Toelichting op het S. B. tot schorsing van Prof. Dr K. Schilder, bl. 41). (Men liet prof. Sehilder's duidelijk aangegeven motieven in dit besluit geheel en al buiten beschouwing).

Voorheen: de uitnoodiging ter Synode te komen, heeft meteenig kerkelijk ambt niets uitstaande. Thans: Volgens zijn •ambt was Prof. Schilder geroepen ter vergadering van de Synode te verschijnen. (Toelichting bl. 41).

Voorheen: wie wegblijft, is hoogstens niet eerbiedig jegens de Synode. Thans: wie wegblijft, geeft reden om geschorst en afgezet te worden.

Voorheen: een afgevaardigde, die wegblijft, maakt zich schuldig aan een e r g e r 1 ij k vergrijp tegen de door God gestelde orde, zoo iemand verdient de kerk el ij ke censure. Thans: Indien een afgevaardigde weigert, langer aan de Synodevergaderingen deel te nemen, behoort het niet tot de taak der Generale Synode, hem over zijn handelingen tot de orde te roepen; zij doet van dit feit mededeeling aan de Prov. Synode, en zendt die een plaatsvervanger, dan is de zaak, wat de Generale Synode betreft, volkomen in orde. (Er zijn concrete feiten aan te vinjzen in dezen).

Afgezien van de entourage van het geval, zijn wij het met „De Heraut" inzake het feit, dat een hoogleeraar niet verplicht is, de Synodevergaderingen bij te wonen, volkomen eens.

Toen Dr H. H. Kuyper dit in „De Heraut" schreef, was zijn stem de stem van het recht.

Maaf toen dë Synode vanaf haar rechterstoel het schorsings-vonnis uitsprak over Prof. Schilder, was haar stem niet de stem van het recht.

Toen stond, gelijk Jesaja 59 : 14 het uitdrukt, het recht van verre.

De waarheid was gestruikeld, ten val gekomen; het recht was teruggedrongen.

En wie „het kwade meed", dus niet meedeed, was „een geplunderde", d.i. naar de verklaring van Prof. Dr J. Ridderbos op vers 15, die moest het naar alle kanten ontgelden.

De rechterstoelen stonden daarbinnen. Maar het recht bleef buiten.

Het onrecht.

Dat de hoogleeraxen van de Theologische Hoogechool niet krachtens hun ambt gehouden z^jn, de ynode-vergaderingen bij te wonen, wordt en werd alemeen toegegeven in onze kerken, behalve dan door e Synode, die Prof. Schilder „veroordeelde", en d^or e Synoden en Kerken, die deze. veroordeeling goedeurden. Reeds citeerden We Prof. Dr H. H. Kuyper; rof. Bouwman betoogt, dat het ambt van doctor of rofessor niet een zelfstandig ambt is, gehjkstaande et dat van predikant, ouderling en diaken (Geref. erkrecht I 504). Ds JohT Jansen laat zien, dat het doctoren-ambt" vaji art. 3 en 18 K. O. wel oorspronkejk, op Calvijns voetspoor, bedoeld is als een algemeen kerkelijk ambt, maar dat het na de stichüng der uniersiteiten door de kerken vereenzelvigd is met het rofeseoraat in de theologie aan de universiteiten, en et van een kerkelijk ambt een schoolambt geworden s (Korte Verklaring van de K. O. 1937, bl. 8) gelijk ook Calvijn bij de toepassing van dat ambt in de kerk te Geneve, vanwege de toenmalige gesteldheid der zaken, er toe kwam er een schoolambt van te maken (Joh. Jansen, Van dè diensten bl. 87, noot).

Dus: een schoolambt.. Maar waar is dan de bindende verplichting, op straffe van censuur, voor iemand die een schoolambt bekleedt, amb te 1 ij k op de Synode te verschijnen? De opmerking, dat de professoren in de theologie toch dienaren des Woords zijn, en dus een k e r k e 1 ij k ambt bekleeden, is irrelevant: als dienaren des Woords hebben ze alleen verplichting, ter Synode te komen, indien ze langs den wettigen weg door de kerken worden afgevaardigd. En ook het beweren, dat ze als staande in dienst van alle kerken ter Synode hebben te verschijnen mist allen redelijken grond, aangezien ze in dienst der kerken staan met een bepaalde, welomschreven opdracht, n.l. het onderwijs aan de studenten in de theologie, maar van een plicht, e'n dus een recht, aan de meerdere kerkelijke vergaderingen deel te nemen, is geen sprake. Daarover is ook nooit eenige stipulatie .gemaakt. En waarom dan wel de plicht, te verschijnen op de Gtenerale Synode, en niet een plicht te komen op den Kerkeraad, de Classis, de Particuliere Synode?

De hoogleeraren worden uitgenoodigd. Ware Prof. Schilder weggebleven zonder wettige redenen, dan ware dit inderdaad niet behoorlijk geweest. Maar die wettige redenen waren voorhanden. Nadat hij zijn langdurige medewerking aan de behandeling der z.g. meeningsverschillen pas in het allerlaatste stadium had afgebroken, heeft hij de Synode voorgehouden, dat dit afbreken zijn recht was; dat hij ook anderszins, d.w.z. afgezien van zijn persoonlek recht, dit onttrekken der medewerking volkomen verantwoord achtte; ook bood hij breede motiveering aan; de Synode achtte dat laatste niet n o o d i g. Zij ging daaraan voorbij; zij behoefde zich niet meer te vergewissen, of het toch niet de stem van het recht was, die Prof. Schilder zou doen hooren.

Zij beklom den rechterstoel, en sprak haar „vonnis" uit, terwijl ze zich zorgvuldig hoedde, de a r g u m e n-t e n van den veroordeelde voor 't forum van 't publiek te brengen. '

Maar het recht wordt buiten de deur gehouden.

P. DEDDENS.

REGELING VOOR HET DEBLOKKEEREN VAN KERKELIJKE TEGOEDEN.

Met betrekking tot het vorens.taande onderwerp wordt de aandacht der kerken op het navolgende gevestigd.

Indien er kerken zijn, welke over geblokkeerd tegoed beschikken, kunnen deze voor herstel en restauraties aan kerken, pastorieën e.d. deblokkeering verzoeken aan de Nederlandsche Bank onder overlegging van op die werkzaamheden betrekking hebbende rekeningen. Deblokkeering kan eveneens op de hiervoorgenoemde wijze worden aangevraagd, indien door overlegging van rekeningen of op andere wijze kan worden aangetoond, dat binnenkort betalingen moeten geschieden waardoor beschikking over het geblokkeerde tegoed noodig is.

Voorts is in beginsel toelaatbaar geblokkeerde gelden van particulieren te gebruiken voor schenkingen of bijdragen ten behoeve van wederopbouw en restauratie van kerken en pastorieën. Een daartoe strekkend verzoek moet eveneens gericht worden tot de Nederlandsche Bank. De overschrijvingen van zulke geschonken bijdragen kan uit practische overv; egingen niet onmiddellijk plaats vinden op een geblokkeerde rekening van de plaatselijke kerk voor wie de betaling bestemd is, doch slechts op een speciaal geblokkeerde verzamelrekening voor elk kerkgenootschap of verband van kerken.

Deputaten van de Gereformeerde Kerken in Nederland (onderh. art. 31 K.O.) hebben voor dit doel ten behoeve der kerken, die zulke bijdragen kunnen verwachten, een verzamelrekening geopend bij de Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V., Rotterdam, ten name van de. „DEPUTATEN van de GEREFOR­ MEERDE KERKEN IN NEDERLAND (onderh. art. 31 K.O.) VOOR DE ZEKERSTELLING VAN KER­ KELIJKE GOEDEREN". Met het beheer en de administratie dezer rekening hebben de brs. Mr J. C. Hummelen, Groningen en H. J. Wijn, Rotterdam, zich belast, in hun hoedanigheid van deputaten ad hoe. Een ieder, die ten behoeve van een plaatselijke kerk een bedrag uit geblokkeerd tegoed wil ovenmaken voor genoemde doeleinden, kan dit dus door storting op genoemde rekening doen. Bedoelde deputaten houden dan de gegireerde bedragen ter beschikking van de begiftigde plaatselijke kerk. Deputaten hebben echter tegenover den Minister van Financiën te verklaren, dat geschonken bedraden op eerste aanmaning zullen worden gerestitueerd, indien blijkens mededeeling van den belastingdienst een gift is geschied ten nadeele van 's Rijks schatkist, wegens door den schenker reeds verschuldigde of uiterlijk 31 December 1947 verschuldigd wordende belastinggelden. Het zal deputaten dus slechts onder nader met de begiftigde kerken overeen te komen voorwaarden mogelijk zijn de gelden aan die kerken af te dragen, in verband met de aanspraken, die tegen deputaten geldend gemaakt kunnen worden. De regeling heeft echter dit nut, dat het hen, die een kerk» een schenking of bijdrage ten behoeve van den wederopbouw als bedoeld willen doen toekomen, daartoe op voorgeschreven wijze de weg geopend is. Nadere inlichtingen worden gaarne door Deputaten verstrekt.

Correspondentie-adres: H. J. Wijn, Sehieweg 226a, Rotterdam.

zij die moeilijk rijmen kan met de verbondsbeschouwing van de vrijgemaakten, waarmee zij liet overigens eens is.

En inderdaad, als deze verklaring van Jeremia 31 de juiste was, dan zouden wij het mis hebben als wij zeggen, dat alle kinderen der gemeente bondelingen zijn en dat hun allen de volle belofte toekomt.

Maar deze opvatting is niet juist. Dat blijkt direct al uit den tekst zelf.

Daar staat immers zoo klaar, dat de Heere dat Nieuwe Verbond zal oprichten met het huis Israels en met het huis van Ju da.

Daar staat dus heelemaal niet in den tekst, dat dat Nieuwe Verbond zal opgericht worden met de uitverkorenen uit Israël, in tegenstelling «iet het Oude Verbond, dat heel het volk omvatte.

Het Nieuwe Verbond zal zich even ver uitstrekken als het Oude Verbond.

Voor ons beteekeuf dit, dat het Nieuwe Verbond zal omvatten het Nieuw Testamentisch Israël, de geloovigen en hun zaad.

Men mag hier niet tegen invoeren, dat Israël en J u d a hier zou beteekenen: „d e uitverkorenen". 0e menschen tot wie Jeremia spreekt konden onder die uitdrukking: „het huis Israels en het huis van Juda" aan niets anders denken dan aan: „de ouders met de kinderen”.

Het zou trouwens ook een schrikkelijke verarming beteekenen in verbondsbedeeling, wanneer onder het Nieuwe Verbond niet meer a 1 de kinderen de verbondsbelofte zouden hebben.

Maar daar is in dezen tekst ook niets dat'daarheen wijst.

De kring des Verbonds blijft dezelfde: „Abraham en zijii zaad", dat is. Nieuw Testamentisch gesproken: „de geloovigen met hun zaad”.

Het Nieuwe Verbond is hetzelfde als het Oude. Verbond

Dat is ook altijd de Gereformeerde Belijdenis geweest. Het is niet een ander Verbond; de bedeeling van het Verbond verandert alleen.

Daaruit vloeit vanzelf voort, dat wat God tegen Abraham gezegd had: „u en uw zaad" niet veranderd kon worden in: „alléén het i; itverkoren zaad". Daarmee zou Hij immers Zijn b^ofte hebben ingetrokken en het Verbond, dat Hij met Abraham sloot hebben teruggenomen; en dat kan God nooit doen.

En als men nu nog eens hiertegen zeggen zou: „ja, maar deze belofte van Jeremia slaat op de Nieuw Testamentische gemeente en niet op Israël; en onder de Nieuwe Bedeeling komen voor Abraham en zijn zaad in de plaats, de geloovigen en hun uitverkoren kinderen" •—; dan antwoord ik: , , Dat kan niet; deze belofte wei'd gegeven aan Israël. Stel nu eens, dat heel Israël straks den Christus had aangenomen, dan zouden zij deel hebben uitgemaakt van de Nieuw Testamentische Kerk. En zie, dan zou volgens de redeneering van de Synodale theologie voor dat Israël niet meer de belofte gegolden hebben eenmaal aan Abraham gegeven.

Maar dat kan nooit, dan zou God Zijn Verbond niet hebben gestand gedaan. Hij kan er nooit van af, dat

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

ZANGERS EN SPEELLIEDEN.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's