GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„uit GeLoof”, opdat het ZIJ „uit Genade” !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„uit GeLoof”, opdat het ZIJ „uit Genade” !

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom is het (alles) uit geloof, opdat het zou zijn naar genade. Rom. 4 : 16a (Vert. N.B.G.)

Is de belofte des Verbonds nu voorwarardelijk of onvoorwaardelijk?

Pas op! zeggen velen in onzen tijd, als gij spreekt van een voor waardelijke belofte, dan is. dat verkapt Remonstrantisme!

Ja, wat zegt nu Paulus — dat is de Schrift? Wie Romeinen 4 aandachtig leest, zou gjeneigd kunnen zijn, te zeggen: natuurlijk is de belofte on-

voorwaardelijk! Want de Wet en de belofte gaan niet samen. Paulus neemt in dit gedeelte van zijn brief stelling tegen de ppvattingen van de Rabbiaistisehe theologie, gelijk die voortleven in de dwalingen der Judaisten— het front, waarop de Apostel zijn zwaarsten strijd gestreden heeft.

De Rabbijnen leerden., dat de verwezenlijking der belofte slechts verkregen wordt door de werken der WeV dus door de prestaties van den mensch: onderhoudt de Mozaïsche instellingen, en ge zijt er!

Deze puur-Joodsche grondregel werd door de Judaisten aldus vervormd: om zalig te worden, moet gij niet alleen Christus als Zaligmaker aanvaarden, maar ook de Wet onderhouden: besnijdenis en vasten, feestdagen en reinigingen!

Neen, zegt Paulus: Wet en belofte gaan niét samen. Gods belofte is onvoorwaardelijk. Een zondaar moet niet éérst voldoen aan allerlei' condities, voor en aleer Christus hem iets nut is. Het is^allesxgenade: God deelt uit naar Zijn welbehagen.

Zie het maar aan Abraham: ontving hij wat de HEERE hem beloofde in den weg van de onderhouding der Wet? Neen, uit zijn geloof.

En ga dat nu nauwkeurig na in Abrahams leven. Wanneer lezen we, dat Abraham geloofde, en dat het hem tot gerechtigheid gerekend werd? Wordt dat verhaald van den besneden of van den onbesneden Abraham? Het laatste toch?

Toen hij de belofte ontving, was hij nog niet besneden. En wanneer de Schrift getuigt, dat hij gelooft, en dat hem dit geloof tot gerechtigheid gerekend wordt, is hij nóg onbesneden. In zijn leven gingen dus de Wet (d.i. hier de onderhouding van Gods inzetting, de besnijdenis) en de belofte niet samen. Daarom is het (alles) uit het geloof, opdat het zou zijn naar genade.

Het Verbond der genade is dus geen arbeidsconract, geen werkverdeeling tusschen God en mensch. „Want indien degenen, die uit de Wet zijn, erfgenamen zijn, zoo is het geloof ijdel geworden, en de •beloftenis te niet gedaan" (vs 14). De Rabbijnen, en de Judaïsten daartoe, meenden, dat zij op grond van Mm prestaties van Wetsonderhouding Gods heil verdienen, maar dat ontzielt de belofte, en doet het geloof nhoudloos zijn.

Als wij eerst moeten verdienen, door stipte geoorzaamheid aan wat God eischt, dan komt er niets an terecht, want „de Wet werkt toom" (vs 15), .w.z.: de HEERE eischt volmaaktheid, en waar deze ntbreekt, brandt Zijn toorn. God geeft Zijn betofte nvoorwaardelijk: ze is niet gebonden aan de vervuling der Wet. Slechts moet de belofte in geloof woren aangegrepen. En dat deed Abraham! God gaf em de belofte: gij zult vader worden van vele vol­ ken. Tegen hoop op hoop heeft hij dat geloofd. Het werd immers ongerijmd — toch hield Abraham aan de toezegging Gods vast. En in dat geloof was hg ten volle verzekerd, dat hetgeen beloofd was, "Hij machtig was te doen. Want het was de toezegging van Hèm, Die de dooden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren (vs 17, 18).

Niets van Abraham! Alles van den HEERE! Wet en belofte gaan niet samen. En daarom was en is die belofte ook zoo vast voor heel Abrahams nageslacht. „Al den zade!" Niet maar voor Joden (het zaad, dat „uit de Wet" is) — maar voor ieder die gelooft, al is hij niet „uit de Wet".

Het is dus ten slotte en ten diepste Gods genad e alléén, waardoor wij zalig worden. De vervulling der belofte is niet afhankelijk van een voorwaarde, door ons te vervullen in dien zin, dat de beslissing, of zij vervuld wordt, in onze handen wordt gelegd.

En toch is dit de boodschap van het Woord: „uit geloof, opdat heit ook zij uit genade!"

Want geloof en belofte gaan wel samen. Daar is tusschen die beide een innige verbondenheid. Dat brengt de aard van deze belofte met zich mee. Want zij is geen categorische^) belofte. Dat is b.v. die, aan de menschheid gedaan, dat geen zondvloed ooit meer de aarde zal verderven — de belofte, waarvan de regenboog als teeken is gesteld. Die belofte handhaaft God, dat teeken blijft van kracht, al zou 'het gansohe menschelflke geslacht ongeloovig worden. Daar deelen ook de ongeloovigen in. De belofte des heils in Jezus Christus is echter een conditioneeele^) belofte: zij wordt van kracht in den weg van het geloof. En deze voorwaarde heeft de HEERE in het Verbond der genade er Zelf aan toegevoegd.

Calvijn zegt, juist in verband met de belofte, 'wEiarover Rom. 4 spreekt, in zijn „Institutie": „want de belofte zal niet vervuld worden dan alleen voor hen. die in haar geloofd hebben. Wanneer dus het geloof verdwenen is, zal de kracht der belofte er niet Aeer zijn".

Voor wie is de belofte vast? Voor hen, die uit het geloof leven. Gelijk ons aller vader-in-het-geloof. Abraham, die aan de beloften^s Gods niet getwijfeld heeft door ongeloof.

„Slechts in den weg der geloofsgehoorzaamheid vindt de belofte van het Verbond haar vervulling". (G. C. Berkouwer: „Dp strijd om het R.K. dogma", blz.. 139/140.)

Gaat dus iedere belofte des HEEREN in vervulling? Dat beweren velen, die de Kerk gescheurd hebben in onzalige leerbeslissingen! God zegt nooit iets toe, of Hij maakt het ook werkelijk! Dte logische consequentie daarvan is, dat God alleen aan de uitverkorenen de werkelijke belofte schenkt!

Maar de aard dezer belofte brengt met zich, dat geloof en belofte samengaan. Niet: Wet en ' b e 1 o f t e. Alles uit genade! Maar God Zelf heeft er een schakel tusschengevoegd: , , u i t g e 1 o o f", — OPDAT het zij „uit genade !" De „conditioneele" beloften des heils zijn, mèt de teekenen, dan pas van kracht (d.w.z. werken slechts dè, n pas effectvol), indien de-van-God-Zelf-gesteldevoorwaarde in acht genomen wordt.

Dat is Gereformeerd, Calvinistisch, Paulinisch, Schriftuurlijk.

De HKERE laat het Verbond mede op onzen schouder rusten:

„Uit geloof, opdat het zou zijn naar genad e”.

En zoo is de belofte zeer sta^ndvastig een ieder, die gelooft.


1) Deze onderscheiding is van Zacharias Ursinus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

„uit GeLoof”, opdat het ZIJ „uit Genade” !

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's