GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET APOSTOLAAT (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET APOSTOLAAT (IV)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Confronteeren we nu het apostolaat met de belijdenis, dan zien we een merkwaardige volgorde. Het apostolaat gaat voorop. Immers art. 8 spreekt over het apostolaat der kerk; eerst artikel 10 over het belijden der kerk.

Vanwaar die volgorde? Men heeft beweerd, dat dit met opzet gebeurd is, o m d a t a n d e r s de „functie" van het apostolaajt niet genoeg nadruk zou krijgen enlicht vergeten zou worden. Dit is een van die argumenten, welke haast te dwaas zijn om ernstig weerlegd te worden. Heeft het gebed minder nadruk in de behandeling van den Catechismus, omdat het heel achteraan komt, of heet het daar juist het voornaamste stuk der dankbaarheid? En heeft de Wederkomst van Christus in de Ned. Geloofsbelijdenis minder nadruk, of dreigt die vergeten te worden, omdat eerst het allerlaatste artikel ervan spreekt?

Dr van Ruler zal ons de zaak duidelijk maken.

Hij schrijft, dat de volgorde apostolaat-be'.ijdenis niet alleen te verdedigen is met het oog op de situatie der kerk (achteraan komende, zou het in de practijk worden vergeten) maar het apostolaat is niet een onderdeel temidden van andere onderdeelen in het leven en werken der kerk, maar functie en accent, kleur en toon, kern en spits, samenhang en uitzicht in alle leeren en werken der kerk. Werpt men hem tegen dat er toch eerst een kerk moet zijn, voordat men kan zeggen, wat deze kerk in de wereld doet en voorts, dat altijd eerst is de gave en dan pas de opgave, * dan komt „het diepste in hem in verzet". Het diepste ligt in de praedestinatie, en dat is, waartoe de kerk gebruikt wordt; God gebruikt haar in de volvoering van zijn groote esohatologisch-historische bedoelingen met zijn wereld. De kerk is niets en heeft niets en doet niets, maar zij is in de handen Gods en zij wordt door Hem gebruikt. En wanneer werkelijk de prediking de kern van het kerk-zijn is, dan moet men ook ernst maken lïiet de waarheid, dat de kerk het Woord Gods niet in zichzelf mag en kan incorporeeren, doch dat zij alleen dienstbaar heeft te zijn aan het Woord, dat zijn eigen gang gaat erl val heerschen over de geheele wereld. •*

Hier komt dus heel de Barthiaansche leer over de kerk om den hoek kijken. Wij komen daarop nader terug.

Maar ontstellend is het, dat men op deze wijze het apostolaat feitelijk tot het een en het al wil maken. Hier wordt in principe het heele artikel 10 over het beUjden der kerk geschrapt. Want als de vraag, de eerste vraag niet meer is: elooft ge met het hart ter rechtvaardigheid — als b.v. in Romeinen 10 : 10 de verhouding van gelooven tot belijden niet meer is als die van wortel tot vrucht, maar als de kerk niets is en niets heeft en niets doet, en het alleen aankomt op het gebruiken Gods, wat is de kerk dan nog, en de bekeering, en de heiligmaking, en de kracht van de prediking, en de wederbarende^'en vernieuwende werking van den Heiligen Geest, en het onderscheid tussohen hem die God dient en hem die God niet dient? En wat blijft er zoo van de praedestinatie over en van de uitwerking, de verwerkelijking daarvan in het leven, en van de belijdenis?

Het Ontwerp, zooals het nu in eerste lezing door de Synode is aangenomen, zegt, dat de kerk in gemeenschap met de belijdenis der Vaderen beUjdenis doet van de zelfopenbaring van den drieëenigen God. Daar zitten we weer midden in de vragen. Wat verstaat men onder de zelfopenbaring van den drieëenigen God? En hoe doet „de kerk" daarvan belijdenis? En wat beteekent: in gemeenschap met? Ter Synode is gezegd: Wanneer men over het belijden spreekt, zijn de Schrift en de belijdenis der Vaderen en het actueele getuigenis alle drie aan dé orde. Dus, is daar gezegd, de belijdenis der kerk is identiek met de belijdenis der Vaderen. Dus belijdt de kerk ook Hoofdstuk I, 7 van de Dordtsche Leerregels. Maar is dat waar? Belijdt de kerk dat inderdaad? Ook b.v. de vrijzinnigen, die men toch tot „de kerk" blijft rekenen? En, de vraag waarop alles aankomt : handhaaft men in de kerk ook de belijdenis? Dr van Ruler zegt, ook in de particuliere praedestinatie te gelooven. Maar als hij de praedestinatie • feitelijk en practisch beperkt tot het gebruiken Go» ds, heeft hij de Dordtsche Leerregels op dit punt volkomen verloochend.

Het apostolaat! En dat toe te schrijven aan een kerk, die geloovigen en ongeloovigen, orthodoxen en modernen, Woordbelijders en Woordbestrijders beide omvat houdt. Het getuigenis der. Apostelen typeerend en w e z e n 1 ij k te achten voor zulk een kerk! Is de apostel Paulus tot zijn apostolische roeping ingegaan zonder bekeering, zonder diepgaande voorbereiding, zonder onvoorwaardelijke onderwerping aan Gods Woord? En de andere Apostelen? En is Simon Petrus, die eens zoo vurig en krachtig beleden had, na zijn verloochening niet gebracht tot bekeering, en heeft Christus hem na die bekeering niet opnieuw ondervraagd en na Petrus' belijdenis hem niet opnieuw gemandateerd?

Men spreekt voortdurend over de Vaderen, en over het belijden der Reformatoren, en over kerk-opnieuw. • Welnu, wat deed Calvijn in Geneve, toen hij de „kerk" weer kerk wilde laten zijn? Hij schreef met de andere predikanten, aan den Raad der stad (16 Jan. 1537): „Daar er groote verdenking en bijna waarschijnlijkheid bestaat, dat meerdere inwoners dezer stad zich gansch niet onder .het Evangelie hebben geschaard zoo zou het een nuttige zaak zijn, allereerst te onderscheiden, wie waarl^k bekennen willen, leden van de kerk van Jezus Christus te zijn en wie niet. Want daar het zelfs noodig kan zijn hen, die waarlijk en met recht v& r leden onzer kerk gehouden worden, door den ban uit te werpen uit onze vergadering, des te meer is het noodig, te onderscheiden wie men als leden moet aannemen en wie niet". Dat alle inwoners van de stad, zegt Calvijn, te beginnen met den Raad zelf, belijdenis doen en rekenschap van hun geloof geven En, schrijft hij voorts, dit geldt da.n voor deze eene maal, want dit is de rechte aanvang van een kerk, dat men zie, aan welke leer zich ieder houdt. ^^)

Willen de opstellers van het Ontwerp iets dergelijks? Geen sprake van. 't Lijkt er naar, of we een herhaling krijgen van de oude geschiedenis: de belijdenis niet hebben als die hebbende. De belijdenis in de safe.

Daar gaat dan straks, zooals men gezegd heeft, het Woord de wereld in op het karretje van de kerk. Maar de kerk moet nog kerk worden, en de leden der kerk hebben vrijheid, dat Woord tot onherkenbaar wordens toe te verbasteren.

Voorts: lle nadruk wordt gelegd op het spreken, het brengen van het Evangelie. Van de beteekenis daarvan doen wij onder geen enkele voorwaarde iets af. Maar nu de levensopenbaring? Want prediken geschiedt niet slechts door het woord, maar ook (en niet het minst) door den wandel. De Apostel Petrus zegt tot de vrouwen, wier mannen niet voor het Evangelie gewonnen waren: eest uw mannen onderdanig, opdat zij mogen gewonnen worden door uw wandel zonder Woord (i Petr. 3:1). Dat is: oo het Evangelie bij uw mannen geen vrucht draagt, laat dan uw gedrag hen tot bekeering leideA

Karl Holl toont aan, ^'') dat de Oude Kerk na d^n dood van Apostelen en Evangelisten geen beroepsmissionarissen kende. Ze kende ook geen zendingsprediking. Wie de waarheid wilde hooren, moest komen tot de prediking des Woords in de kerk. De apologetische literatuur, zegt Tertullianus, werd gelezen door nie-, mand dan door hen, die al christenen waren, terwijl ook zendingsscholen onbekend waren — en toch heeft die kerk de wereld veroverd. Waardoor? Door de publieke verhooren, die de christenen na hun gevangenneming om des geloof s wil hadden te ondergaan, door hun getuigenis, als ze in de arena ter dood werden gebracht. De Oude Kerk kende geen planmatige propaganda door het woord, maar wel door de daad. Een christen viel aanstonds op — hij bekranste zijn deur niet bij een keizersfeest, hij ging niet naar circus of theater, hij hield zich bij het publieke baden, waarbij zooveel ongerechtigheid voorviel, aan de grenzen en normen door het Woord gesteld; hij gedroeg zich als christen in het bijwonen van feestmalen, zoo hij die al bijwoonde. De Didachè, Justinus, Tertullianus, Clemens, allen leggen er in hun geschriften den nadruk op, dat men moet toonen wat het zeggen wil, dat de Naapi Gods om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde: niet liegen, niet stelen, in den handel niet bedriegen, de »arbeiders niet te kort doen, woord houden, in kuischheid leven, luxe vermijden, barmhartigheid beoefenen. Daardoor is het gelaat der wereld veranderd.

En hoe zijn de kerken der Afscheiding gegroeid? Door machtige, breede Evangelisatie, door straatprediking, door de instelling van allerlei kerkelijke organisaties? Neen. Door in de kerk te doen hooren het zuivere Woord Gods, door den arbeid der christelijke scholen, door een levensopenbaring, die toonde: wij buigen den hals onder het juk van Christus, onzen eenigen Meester.

Veel zou er nog te zeggen zijn over de geweldige organisatie, voor het apostolaat gereed gemaakt, waardoor de onmondigheid der gemeente in de hoogste mate bevorderd wordt, en het volk van profeten, priesters en koningen aan den leiband gaat. Een organisatie, bedoeld om te helpen, maar die de verantwoordelijkheid der kerkleden verzwakt en ondermijnt. Als t ij d e 1 ij k e voorlichting en leiding aangekondigd — maar hoe komt men er van af ? Wie begint met voogdij, en feitelijke onmondigheid van be-voogden aanvaardt, voor hem is de weg terug uitermate moeilijk. Dit is het fatale van het aanvankelijk aangenomen Ontwerp, dat het uitgaat van „de omstandigheden",

niet van het Woord.

2S> ) Corpus Reformatorum XXXVIIIi, Tractatum theol. appendix, p. 11, 12.

30) Karl Holl, Ges. Aiifsatze zur Kirchengeschichte, III, 1928, S. 119—124. 85

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

HET APOSTOLAAT (IV)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's