GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een onopgelost probleem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onopgelost probleem

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Annie Ferwerda-v. d. Berg: „Maak ons getrouw". — Uitgeverij In den toren, Naarden. 1949.

Annie Ferwerda-v. d. Berg: „Maak ons getrouw". - Uitgeverij In den toren, Naarden. 1949.

Het is al eenige tientallen jaren geleden weer, dat de huwehiksproblr'cm-roman bloei'Ie. Toen in liet begin dezer eeuw de psychologische roman zich begon, te ontwikkelen, kon het niet anders of ook de huwelijksverhojjdingen werden onder de loupe genomen.

Merkwaardig was het, dat vooral vrouwen zich in haar romans met het huwelijk bezighielden en daarbij een gedurfdheid en consekwentiezucht aan den dag legden, die aan het ongeloofelijke grensden. Zij maakten er emancipatieromans van en nog wel van het ergste soort. Voor het grofste realisme deinsden zij niet terug, om het onbetwistbare recht van de vrouw op een eigen leven, ook in het huwehjk, aan te toonen. Opzettelijk, met ontstellend cynisme soms, werd het probleem in zijn uiterste consekwenties op de spits gedreven, ten einde te demonstreeren, dat goddelijke noch menschelijke moraal de vrouw mocht weerhouden bij het zoeken naar eigen geluk.

Gelukkig wekte deze goddelooze literatuur reactie op, ook van niet-christelijke zijde. De roman van I. Boudier-Bakker: het Spiegeltje, hoewel om zijn hum.anistische strekking voor ons niet aanvaardbaar, gaf een oplossing, die weer rekening hield met de verantwoordelijkheid van den mensch voor zijn daden. De meeste dezer emancipatie-romans zijn gelukkig vergeten, ook de reactie roman van Mevr. Boudier— Bakker wordt weinig meer gelezen. Toch weet ieder wel, dat dit niet wil zeggen, dat het met het huwelijksleven nu overal in orde is, zoodat de literatuur daar geen stof meer kan vinden voor actueele romans. . Spreekt men niet juist in onze dagen van huwelijksnood? Tracht men deze niet juist nu te lenigen met consultatiebureaux voor huwelijksmoeilijkheden? Is het misschien zóó, dat de schrijvers gevoelen, niet met goedkoope driehoeksverhoudingen te kunnen volstaan en daarom dit gecompliceerde reUgieus-ethisch-sociale probleem maar liever vermijden?

Het zoü een verheugend feit geweest zijiv als nu van Christelijke zijde getracht werd, niet alleen het probleem zuiver te stellen, maar het ook in echt bijbelschen zin op te lossen of althans den weg naar de goede oplossing te wijzen. In alle opzichten echter stelt het boek van Mevr. Ferwerda—^v. d. Berg teleur. Zi1 ziet wel het probleem, doch ziet er blijkbaar geen weg mee.

Het thema is als volgt: Een begaafde jonge vrouw getrouwd met een man' die veel van haar houdt en moeder van een lief, maar druk gezin, voelt zich hopeloos eenzaam. Haar hart is vol van edele gedachten, maar ze kan die niet kwijt in haar gezin, ja de weinig geestverheffende, hoewel nuttige en noodzakelijke huiselijke bezigheden vinden amper waardeering. Eindelijk totaal overspannen, gaat zij op raad van een vriend, met volkomen instemming van haar man, een tijdlang in Amsterdam alleen een kamer bewonen. Daar maakt zij kennis met een dokter, die haar behandelt en spoedig haar vriendelijke raadsman wordt. Hij is zielsverwant met haai-, ook eenzaam in een ongelukkig huwelijk. Zij vullen bij elkaar het gemis aan en er groeit langzaam een harmonieuze omgang, die tot liefde aangroeit. Beiden bhjven echter trouw, doordat zij die binnen de grenzen van een platonische, geestelijke liefde weten te houden. De arts weet haar te overtuigen van haar artistiek talent en raadt haar aan, haar hart in kunst zich te laten uitspreken. Zij volgt dien raad op en stuurt haar kunstgewrochteu naar haar raadsman, die daar schriftelijk en mondeling op antwoordt. Als hij haar eindelijk raadt naar haar gezin terug te keeren, verscheurt zij al het geschrevens en dwaalt als een uitzinnige in Amsterdam rond. De dokter vindt haar en brengt alles weer in orde. Er zal een geestelijke liefde, zonder eros, tusschen hen bhjven bestaan; zij zullen elkaar bhjven schrijven als geestelijke gelieven en daardoor gesterkt zullen beiden hun echte, ongelukkige huwelijk kunnen dragen en zelfs op hooger peil brengen.

Zoo keert zij terug naar haar man en kinderen, die haar vol bUjdschap ontvangen. Alles lijkt in orde, daar de correspondentie blijft, waarin zij haar eenzaamheid kan aireageeren. In werkelijkheid is voor haar de arts haar geUefde, haar man slechts de bezitter. Tot een wonderlijk avontuur met de dochtel* van haar overleden vriendin, haar doet zien welk een ontzaglijk moeihjke, zware, veranwoordelijke taak de moeder heeft in haar gezin. En zoo vindt zij door de kinderen, haar man terug.

Uit dit korte exposé blijkt reeds, naar ik hoop, dat wij hier te maken hebben met een boek, dat een belangrijk probleem aansnijdt: de begaafde vrouw, die niet begrepen wordt door haar liefhebbende echtgenoot, omdat deze zich niet kan indenken, dat een vrouw nog voor andere dingen kan voelen dan haar huishoudelijke bezigheden. De man, vriendelijk en opgewekt zoolang de kleine dingen van het huisgezin ordelijk verloopen, maar die zich niet kan voorstellen dat 'n vrouw daarin niet met haar hart en ziel kan opgaan; die zijn eigen vrijen tijd voor zich zelf besteedt en zijn vrouw eigenlijk niet hooger schat dan een huishoudster met wie men geen hartsgeheimen uitwisselt. Toch is de schrijfster er niet in geslaagd dit conflict aangrijpend uit te beelden. De man büjft te veel een goede, onbenullige echtgenoot, die niet meer verlangt van zijn vrouw dan netjes kousenstoppen. De vrouw spreekt heel veel over haar eenzaamheid, die bestaat uit een volheid, die ze niet kwijt kan. Maar nergens uit het boe.k blijkt iets _ van die groote gedachten. De conversatie' daarover' staat niet op 'een zeer hoog peil, te veel moeten 'tranen doen gelooven, wat de woorden niet-kunnen uitspreken. Zij herinnert sterk aan de vrouwenfiguren uit den tijd van het sen-

timentalisme, uit Goethe's Werther en Peitli's Julia. Ook in de soms wonderlijke godsdienstige gesprekken.

Maar erger dan de betrekkelijke zwakte der hoofdpersonen — want ook de arts voldoet niet, blijft te vaag in zijn eigen leed — is de oplossing waartoe de schrijfster komt. De verhouding tussen Marion — de jonge vrouw — en den arts, de geestelijke liefde, die de grenzen van een natuurlijke erothiek angstwekkend dicht nadert, is in wezen niets anders dan echtbreuk.

In een „wereldsch" boek zou hier de vrouw zijn weggeloopen; in dit „christelijke" boek wordt echtbreuk, volgens den Bijt)el den eenigen grond tot echtscheiding, als heelmiddel gebruikt, en wordt door een geestelijke bigamie een onbevredigend huwelijk gered en gewijd.

De schrijfster stelt alles in het werk om de verhouding als goed, ja zelfs christeUjk te teekenen. Als de gelieyen zich op critieke oogenblikken herinneren, dat zij hoofdfiguren zijn in een christelijken roman, sussen zij hun verontruste geweten met de voorstelling, dat God toch alles zoo deed loopen, dat hier dus van een Goddelijk bestel kan gesproken worden, waartegen in te gaan zonde zou wezen. Op een andere plaats, als de duivel reeds grinnikt, omdat hij hen verleid heeft, jaagt Christus zelfs den duivel op de vlucht en heiligt Hij deze „geestelijke" liefde.

De schrijfster moet wel hopeloos in de knoei geraakt zijn met haar verhaalontwikkeling, dat zij tot een dergelijke, profane voorstelling komt. Zij kan er, evenmin als haar hoofdpersonen, meer uitkomen. WaJit die geesteUjke kuur werkt bij Marion niets uit. Als zij terugkomt is de verhouding tot haar man niets verbeterd — integendeel, als zij nu lief tegen hem is, komt dat, omdat de ander haar in hem tegenblikt. Zij vermijdt alle huwelijkscontact zorgvuldig en laat van haar volle hart niets, maar dan ook niets aan hem blijken. Al haar geestelijk bezit, evenals de blijken van haar literair talent, onthoudt zij hem en de lezers, alles is voor den vriend aUeen bestemd, behalve het eene gepubliceerde gedicht, dat mleer van geëxalteerdheid, dan van groot talent getuigt.

De roman loopt vast, natuurlijk, want een christelijke roman kan zoo'n oplossing niet dulden, die in flagranten strijd is met de heiligheid van het huwelijk en de duidelijke geboden van God en Zijn Woord.

Het slot is heel abrupt en wat zonderling. Ineens — hoewel weer in een zeer romantisch-sentimenteele inkleeding — gevoelt Marion haar moederlijke verantwoordelijkheid, zij ziet haar taak daarin met en naast haar man, en „over de hoofdjes van de kinderen heen, klampten haar oogen zich vast aan Rob". Zoo eindigt het boek en men vraagt zich af: is daarvoor die heele „geestelijke" liefdesaffaire nu noodig geweest, die niets met dit slot heeft uit te staan, dat aanknoopt aan eenen inmiddels door de schrijfster verloren draad. Verloochent de schrijfster hiermiee de oplossing, die Marion meende gevonden te hebben? Dan had dit meer moeten uitkomen. Zooals het nu is, lijkt het een noodsprong, om uit een impasse te geraken. Beter had het boek dan niet kunnen worden gepubliceerd.

Het probleem, dat de schrijfster juist gezien heeft, is onopgelost gebleven, daar zij het vermogen miste het in zuiver Bijbelsch licht te zetten.

Ondanks haar voorliefde voor vrome gedichten en mystieke schrijvers, mist Marion de zekerheid van het echt christelijke geloof. Daardoor blijft er veel vaags over, waardoor het )3oek ook literair niet geslaagd is. Gron.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een onopgelost probleem

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1949

De Reformatie | 8 Pagina's