GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

u TOTIUS. RACHEL. Met voorwoord van Presient STEIJN, Opgedra aan die vrouwe van uid-Afrika. Uitgever: A. H, Koopnmiis, Bus 123. otchefstroom 1913.

November bracht ong..de HANDELINGEN van het, ten vorige jare in'|i.nt«verpea gehouden, XXXIJe Nederlandsch .Taal-en Letterkundig Congres. Onder de AfdeÖLng: STAMBKLANGKN, vindt men 'in die HANDELINGEN de Rede van Ds. H, S, VAN BROEKHUIZEN over: DE LITERA-­ TUIIR EN DE STAMBELANGEN JN ZUID-AFRIKA. In deze geestdriftige voordracht, die te ANTWER­ PEN met een even geestdriftige ovatie werd begroet, heet het: »En toe die oorlog voorbij Avas toe kom ons die gedichten. Die dichters en skrijvers kon nie anders; hulle moest zing en skrijf van die heldendaden van die volkie, tegenover die macht van die Groote Britse Rijk. Moest met gebroke hart vertel van die moordkamp, van die lijde van heldinnen en kindertjes.

Onder die dichters wordt ook genoemd TOTIUS, schuilnaam van DR. J. D. DU TOIT, die, eenige jaren geleden, aan onze Vrije Universiteit, den doctorstitel verwierf, en nu hoogleeraar is aan de Theologische School te POTCHEFSTROOM. Van hem verschenen reeds vroeger de gedichten; WILGERBOOM-BOGIES, VERSE VAN POTGIETERS TREK en Bij DIE MONUIMBNT.

Onlangs werd ons ter bespreking in DE HERAUT toegezonden zijn jongste'VERSE: RACHEL,

President STEIJN, die dezer dagen, te BLOEM-FOMTEiN, onthulde het Monument voor de vrouwen en kinderen, in de concentratiekampen bezweken, tijdens den Zuid-Afrikaanschen oorlog, schreef bij de RACHEL van ToTius een Voorwoord, waaraan ik het volgende ontneem.

De reden voor deze zijn aanbeveling is, zegt de heer STEIJN, »dat*die skrijver ons weer die diens het gedaan om die opbrengst van die gedig goedgunstelik vir die Monument af te staan. Die ondervinding het ons geleer, wat dit beteken vir die fonds«.

»Ik weet ook, ik deur die juweel aan te beveel, mijn volk 'n diens doen. Want niemand sal

»Rachel« kan lees sonder om te voel, dat hij, vir 'n tijdjie altans, in 'n hoger en reiner atmosfeer het geleef.»

»Rachel is 'n Wiegelied — nie om aan die slaap te sus, maar liewer om wakker te skud. Ons word herinner aan die geween van die verlede en ons blik in die toekoms verskerp. Met 'n profetiese oog het die digter gesien, dat die toekoms van ons Land en ons Volk lê in die Wieg.«

»Groot en swaar was ons verlies in die oorlog, maar die grootste en die swaarste was die dood van die 4113 onskuldige vrouwen en 22, 257 onskuldige kinders. Die verlies is nie te bereken nie.«

sGeen wonder dat ons ganse volk ween en dat onze Rachels nie getroos kan word, «

Dit Voorwoord eindigt dan met verwijzing naar het troostrijke .Schriftwoord: Jeremia 311*: »Bedwing uwe stem van geween, en uwe oogen van tranen, want er is looH voor uwen arbeid«.

Ook TOTIUS «vertel hier met gebroke hart van die moordkamp, van die lijde van heldinne en kindertjes.*

Blijkbaar heeft hij echter de moeilijkheid gevoeld om dit lijden uit te beelden in het dichterwoord. Niet alleen toch, dat het zoo bovenmatig en daardoor een zoo geweldig menschelijk lijden is gevy.eest, maar, en dit maakt het bovendien zoo schrikkelijk, er is zoo weinig verbijzondering in; schier eenerlei wedervaart die duizenden moeders en die duizenden en duizenden kinderen.

Kunst moet ontroeren door u in haar uitbeeldingen een zoo intense gewaarwording te geven, dat er zich een, ons gemoed machtig bewegend gevoel mee verbindt. Maar ook deze intensiteit of innerlijke sterkte heeft haar grens, en het is nu eenmaal een wet van ons zieleleven, dat wat boven die grens uitgaat eer verstompt dan ontroert.

En dit laatste zou ook de dichterlijke uitbeelding van dat schrikkelijk eenerlei hebben gedaan.

Van dat eenerlei lijden »van 4113 onskuldige vrouwen en 22.257 onskuldige kinders«.

Het Monument te BLOEMFONTEIN heeft een vrouwengroep uit de concentratie-kampen. Twee v moeders, zelf lijdende en medelijdende met 'n verhongerd en verziekt gestorven kind, dat de W ene op haar schoot heeft; met haar, uit af-g emagerde en verbeende martelaarsg'ezichten, d n bhnde verte, starende smartenoogen.

Deze groep is op een staalgravure, vóór in otius RACHEL, , gereproduceerd.

Maar hier zijn de duizenden moeders en de o uizenden en nog eens duizenden kinderen ge­ g ypeerd in de enkelen en het eene, en daarmee E s het schrikkelijke van het »eenerlei« weg.

Daarom geeft dit kunstwerk, zelfs in zijn eproductie, u een ontroering.

e Dan, TOTIUS wist maar al te goed, dat er A ók tusschen beeldbouwkunst en poëzie grenzen v ijn. En hij wist dit niet alleen, maar hij heeft et ook betracht. Wat de beeldhouwer kon doen, o on hij, de dichter niet doen.

Toch is hij de moeilijkheid ontgaan en wel oor een zeer gelukkigen greep; een greep, waaroor zijn gedicht een kunstwerk is geworden. In de bijbelsche gegevens omtrent RACHEL,

die skpne vrou van vroege rrnn^ waar Jacob voor het slaaf geword,

beeldt hij u uit de RACHELS van zijn eigen land,

In dè bij R'AMA haar BEN-ONI barende, stervende ACHEL 'van Genesis 35:18, In de bij RAMA, aar, na Jerusalems val, de ballingen zijn verameld om naar Babel te worden vervoerd, de ls schim uit haar graf opgekomen, over haar inderen weenende RACHEL, die weigert zich te aten vertroosten, van Jeremia 31 : 15. In de bij AMA nog eenmaal rondwarende RACHEL, van ie het in het verhaal van den Kindermoord te ETHLEHEM heet: en stem is in Rama gehoord, elslag, geween en veel gekerm (Mattheus 2:18).

En als nu TOTIUS in zijn Proloog zingt:

Daar ruis 'n lied van lang verlee, Een stemme singend kom van ver; En immer ruis tnijtt stele mee Met stemmelied uit lang verlee, Uit d^ eeuwe her, —•

d an verstaan wij hoe zijn gedicht een uitingen in RACHEL'S smartlied wil zijn van het w ijden en den weedom der R.ACHEL'S van Zuidfrika. i

Zeker, ook haar leed zelf zingt hij uit. Zoo wanneer hij zingt:

k sien vol-sterk hul sware lyfs-gewrigten.^ Wat mild door son en veld gekoester werd. aar nou hul strenge marflaars-aangesigten, mart ingetoom., staar in die blinde vert!

Doch hij doet dat met groote soberheid; óó, dat gij het slechts niuen dan er boven it hoort.

Over het geheel beeldt hij haar uit//^ RACHEL Uit de bijbelsche gegevens der RACiiEL-figuur eeft hij een fijne, doorzichtige sluier geweven, waarmee hij hiiar .heeft onifiökl en waarachter aar geweldige smart wel merkliaar is, maar k w O k waardoor dat geweldige toch ook weer zoo is getemperd, dat het u, als de uitbeelding van de grootsche smart in 'n klassieke tragedie, een even sterke ontroering van schoonheid als van medelijden geeft.

Dat is dè groote charme van dit gedicht.

Er gaat bij zijn lezing een reinigende kracht op u van uit, en ik ben het dan ook goed eens met wat President STEIJN zegt van dat svir 'n tijdje in hoger en reiner atmosfeer leven«.

Dan, er gaat ook nog een andere bekoring van uit.

De sluier waar ik zoo even van sprak, is zoo'n mooi weefsel.

De bijbelsche gegevens der RACHEL-figuur zijn door ToTius zoo doorvoeld en met zoó liefdevolle subtiliteit uitgewerkt; en daardoor ligt over zijn gedicht zulk een waas van teerheid.

Daarbij komt dan nog zijn, bij de onderscheidene situaties wisselende versmaat en ook de frissche naïviteit van zijn zangerig Afrikaansch, dat ook hier weer bleek als voertaal van dichterlijke stemmingen en gedachten zich uitnemend te leenen.

Ware de ruimte van mijn LEESTAFEL grooter, ik zou u een-en-ander uit tal van maar-voor-hetgrijpen-citaten, laten voelen.

Nu moet u TOTIUS' RACHEL maar eens door uw boekhandelaar uit POTCHEFSTROOM laten komen. En als u het gedicht dan zelf gelezen hebt, '— u moet het voor u-zelf hard-op lezen, dan verstaat u wel dat Afrikaansch, die jongste loot van den Nederlandschen taaistam —, dan zult u begrijpen, dat Ds. VAN BROEKHUYZEN in ANT­ WERPEN kon zeggen, dat onder die beste dichters in die Afrikaansche taal ook TOTIUS hoort.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 januari 1914

De Heraut | 4 Pagina's