GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 37

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 37

Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

85

Gereformeerde Kerk verloor het karakter, dat zij kort na de reformatie verkregen had, dat van „heerschende" of „bevoorrechte" Kerk, of, om juister te spreken, dat van eeniglijk erkende of publieke Kerk. En met dien geheelen toestand viel nu ook natuurlijk alles wat daarop gebouwd was, d. w. z. niet slechts alle kerken-regeling, die in vroeger tijd van de Overheid uitgegaan was, maar ook heel dit Overheidsrecht in het algemeen. Zij bleef zeker bevoegd en ook zelfs geroepen, om zich door bescherming en toezicht met de gezindheden in te laten. Maar dan als eene Overheid, die ze alle op gelijke lijn stelt, en bij wie dus geen sprake meer zijn kon van dezelfde verhouding, als waarin Overheid en Kerk vroeger tot elkander stonden. Wat zij vroeger gedaan had in zake kerkelijke regeling, dat had juist zijn grond in haar eigen karakter als G-ereformeerde Overheid, en in het publiek karakter der G-ereformeerde Kerk. Maar nu voortaan èn die Kerk èn zijzelve dat karakter verloren hadden, was er ook geen grond meer voor gelijksoortige handelingen; waren alle antecedenten er juist tegen; en moest wel de regel worden toegepast: „causa sublata tolUtur effectus" i). En zoo was de oude strijd dan geëindigd, doordat het voorwerp zelf waarover gestreden werd, de publieke Kerk, feitelijk verdwenen was. Maar natuurlijk bleef die Kerk daarom toch wel voortbestaan. Haar publiek karakter had zij aan de Overheid te danken gehad, maar volstrekt niet haar karakter als Kerk. En zelfs kon zij in dit laatste karakter nu voortaan des te beter uitkomen. Vervallen was nu alles, wat de Overheid omtrent haar bepaald en geregeld had; maar wat door de Kerken zelve besloten was, onafhankelijk van de Overheid, kon natuurlijk in dien val niet getroffen worden; juist integendeel, dat stond nu te vaster, daar het van de vroegere belemmering nu was vrijgemaakt. Blijvend was dus de Gereformeerde Kerkenordening, gelijk zij laatstelijk te Dordrecht door de gezamenlijke Kerken was vastgesteld; en al kon er van eene politieke werking niet meer sprake zijn, op kerkelijk gebied stond er aan de volle werking nu ook niets meer in den weg. Wat tot schade van de Kerk was bedacht, kwam haar door de leiding Gods nu toch wezenlijk ten goede. En voortaan, — of het moest dan zijn, dat het oude stelsel inderdaad onsterfelijk was; dat het altijd van kracht bleef, ook al was het wettelijk afgeschaft; en dat bovendien voor alle eerediensten de Overheid als zoodanig het hoogste kerkbestuur is (stellingen, die we echter kunnen ') D. i.: „Als de oorzaak weg is, kan zij ook geene werking meer oefenen."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 37

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's