GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 137

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 137

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

127 Theologie. Hij gaat eerst na „die innerliche Religiositat Luthers in ihrem inneren Werden", en onderzoekt dan, „wrelche unter den mancherlei mittelalterlichen religiösen und theologischen Strömungen (humanistische, scholastische, mystische) seinem Innenleben den entscheidenden Grundzug aufgepragt hat" (p. 19). Van een „religiöses Erlebnls", d. w. z. van een bekeering in eigenlijken zin, wil Braun niets weten; er heeft bij Luther een geleidelijke ontwikkeling plaats gevonden, waarbij niet de justificatie, maar de ervaring van de concupiscentia het eigenlijk motief was. Gaat hij op deze beide laatste punten met Denifle akkoord, de resultaten, waartoe hij bij zijn zeer nauwkeurig psychologisch onderzoek komt, staan lijnrecht tegenover Denifle's voorstelling. Want wel ligt ook volgens Braun de sleutel tot verklaring van Luther's omkeer in „die Überzeugung von der Zersetzungskraft der das Menschenwesen bis in die Wurzel vergiftenden Concupiscenz" (o. 66), maar deze overtuiging was niet het gevolg van Luther s al dieper wegzinken in de zonde, zooals Denifle wilde, maar juist omgekeerd van de fijngevoeligheid van Luther's zedelijk bewustzijn, waardoor hij de zondige macht van de concupiscentia zooveel dieper leerde verstaan dan de Roomsche Theologie. Als gevolg hiervan zou Luther dan tot het inzicht zijn gekomen, dat de eenige houding, die den mensch tegenover God voegde, die was van ootmoed, „demütigeSündenerkenntnis"; daardoor zou hij hebben afgezien van alle poging om door monnikenverdienste of eigen gerechtigheid voor God te bestaan; de onwaarheid hebben leeren kennen van de Roomsche leer van de sacramenteele genade, die de mensch geheel van de zonde verlost, want de concupiscentia, die zijn geweten als zonde erkende, bleef ook na het sacrament bestaan; hebben ingezien, dat de heiligmaking niet plotseling en magisch tot stand komt, zooals Rome wil, maar een ethische kracht is, die eerst allengs den mensch vernieuwt; en eerst door dit inzicht van de blijvende zonde in hem en het onvoltooide dezer inwendige genade zou hij gedreven zijn om zijn vertrouwen alleen te stellen op de toegerekende gerechtigheid van Christus (p. 65, 66). Tegenover Loofs legt Braun er nadruk op, dat het eigenaardig koloriet van Luther's vroomheid in deze periode nog niet het geloof is, maar de ootmoed. Eerst later, d. w. z. na 1516 is deze ootmoed (de uitdrukking van Luther's zondegevoel) overgegaan in het geloof (het vertrouwen op Christus) en daarmede begon pas zijn reformatorische periode (p. 67 noot). In zijn tweede deel behandelt Braun dan den invloed, die op Luther geoefend is door den apostel Paulus, Augustinus, de verschillende richtingen in de

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 137

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's