GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 171

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 171

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

161 i»8) DENIFLE, Luther, P, p. 437: „So dient also gerade die Begierlichkeit zur Tugendübung. Ware z. B. die Kardinaltugend der Maszigkeit ohne die Begierlichkeit möglich?" Voorzichtiger heeft het Concilie van Trente zich uitgedrukt: „quae cum ad agonem relicta sit, nocere non consentientibus, sed viriliter per Christi lesu gratiam repugnantibus non valet" (Sess. V, DENZINGER, Enchiridion, ed. dec. p. 265), waarbij men echter wel in het oog houde, dat het Concilie reeds verklaard had, dat deze concupiscentia in renatis geen zonde is. Schijnbaar heeft Luther hetzelfde geleerd, want ook hij verklaart, dat naar Gods bestel deze concupiscentia in ons is achtergelaten, om ons te oefenen in de genade: „igitur peccatum est in spirituali homine relictum ad exercitium gratie"; en evenals het Concilie van Trente zegt ook hij, dat deze „concupiscentia reos nos non facit nisi consentientes et operantes", want dat God haar „non imputat iis, qui viriliter pugnant" (FICKER, I, 2, p. 178 en 179). Het verschil ligt echter hierin, dat Luther deze concupiscentia in de wedergeborenen zonde noemt, niet alleen in den zin, waarin het Trentsche Concilie dit ook doet, „quia ex peccato est et ad peccatum inclinat", maar omdat ze als „infirmitas nostra ad bonum" „in se rea est" (p. 179). Deze begeerlijkheid wordt dus niet eerst zonde, wanneer we haar inwilligen, maar ze is op zich zelf reeds zonde, en dat ze ons niet „reos facit, dum non operamur secundum eam", geschiedt alleen, omdat God in dat geval door zijne misericordia den reatus infirmitatis ons niet toerekent (p. 180). Ook is volgens Luther het doel, waartoe God deze concupiscentia in ons achterliet, niet om daardoor ons de gelegenheid te geven allerlei deugden in ons te ontwikkelen, zooals de virtus cardinalis van de matigheid, gelijk Rome leert, maar veeleer „ad exercitium gratie" en wel bepaaldelijk „ad humilitatem superbie, ad repressionem presumptionis" (p. 178). — Wanneer Denifle tegenover Luther opmerkt, dat de reatus alleen aan een persoon kan kleven en nooit aan een zaak, en daarom de voorstelling van Luther, alsof de concupiscentia in se rea est, onhoudbaar is, dan heeft Luther zelf deze bedenking reeds beantwoord: „Quia infirmitas illa nos ipsi sumus, ergo ipsa rea et nos rei sumus, donec cesset et sanetur" (p. 179, 180). Reeds het opkomen van deze zondige begeerte in onze ziel maakt ons schuldig, zegt Luther, omdat deze begeerte niet van elders tot ons komt, maar uit ons eigen hart opwelt en wij het dus zijn, die begeeren. In den grond gaat het hier dus om een psychologisch verschil, gelijk Luther volkomen terecht heeft opgemerkt; de 11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 171

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's