GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kuyper I en II

De onmeedoogende schaar vain het plaatsgebi'efc knipte van mijn vorige Pers-schouw het laatst© stuk af. Vandaar, dat ik over het icmflerwerp, waarmee ik toen eindi, gde, nu nog even doorga.

Jammer, dat ik uit hiet mOoie artikel van prof. Anema, ïn '„Steanaieln des Xijds", dat schijnbaar j een beetje ongevoelig begon, niet wat oversohrij'ven kon. Maar 't kwam in de drukke Kerst-en Nieuwjaarswefcen op mijin studeerkamer, 'k Kon het net lezen, maar meer ook niet. Liaat ik ter 'Mj' diez© de aandacht op mogen vestigen.

Wat ^den meesten groeten mannen overkwam, wo'rdt nu ook reeds op Küyper toegepiast. Men begint n.l. na h!rm flood meestal tusschen meerdere , , ik"-ken in hie'n te onderscheiden. Soms terecht. Vele wiJBgeeren hebben in hun leven keerpunten 'gehad, waarmee mien ter flege moet rekenen. Maar so-mte .ook tetn onrechte. Zoo schijint men nu ook van twee Kuypers te willen spreken. Vooral komt da(t sterk uit in ©en artikel in een onzer kerkelijke Waden., Ik' z.al blad noch' schrijver nader aanduiden. Want 'k' heb hoop, dat de auteur later er spijt van zal hebben. Dat hij gebrekenl in Kuyper ontdfeikt is alleszins geoorloofd, maar flat hij zóó durft generaliseeren en zóó durft oorfleelen ïiclit ik onverantwoordelijk. Hij heeft het fl'an 'eerst gehad overl flen mystieken Kuyper. En dan 'gaat hij' voort:

Kuyper was meer. iHij was ook „Weltmensch". Helaas in het laatst van , zijn leven overwegend. „Weltmemisch.". iDiat heeft hem geen goed gedaaa. En het hseft cms geen] goed gedaan. Dan .... 't is vooi'biji: Ktiyp^r is dood. ;

Zijn tijd is om. 'Zijn taak is af. , • ' Gtod heeft daz^en dienstknecht tot zich genomen. Zijn. verkoren kind in het Vaderhuis.

Kuyper is dood. Van nu voortaan ianlleii wiji het zonder K'uyper moeten doen.

Daar is een tijd geweest, dat wij ons niet in konden denken, hoe dat wel zou moeten. Als Kuyper eens kwam te vallen 't Was in de dagen van den vollen bloei onzer actie.

Ten naastenbij een Tcwart eeuw geleden. Hij leek ons izoo onmisbaar toe. Immers onvervangbaar.

Wat zo-u er toch worden van de actie op alle, maar vooral politiek gebied? En wie zou die twee : groote lijfbladen^ waardoor deize held des geloofs eni strijder Gods zijn machtig' élan inblieis oader de scharen en den invloed zijner verreikende persoonMjfcheid oefende, dagelijks, wekelijks, wie zou de „Standaard" en de „Heraut" verzorgen?

Zoo was het voor vijf en t-Rrintig jai'en. En thans?

Kuyper is dood.

Maar wie neemt er eigsnMjk notitie van, ! Dit 'is pij'nlijk en ontroerend in hoog» mate. Zullen wij , er van zwijgen? Nu? bij zijn dood! Neenl 't is de vinger Gods, leiding des Heeiren. Op het ontroerende, dat er ligt in de omsitamdigheden waaronder Küyper gestorven is dient het volle licht te vallen.

Zei 'ik teveel, toen ik dit onveraïitwoordelijfc noemde?

Kuyper is dood. Maar wi& neemt er eigenlijk notitie van!" Zóó staat er üi dat artikel.

Hoe komen heel Den Haag^ heel de Nederlanflsche Pers, , al die mannen en vrouwen, die op jKuypers graf .tranen' in 'de oogen haidden er niet'tegenop! Zeker, het .sterven van Kuyper was ontroerend'.

Maar niet, .omdat, gelijk fle sdhrijver zich nader verklaart, Kuypeir zichzelf niet gebleven is, „.is ontaard, vei-wereldlijkt, 'gedaald in peil", doch om'dat hij' stierf als een kind.

Al fle goede woorden, die deze scribent aan' Kuyper wijdde, kunnen het pijnlijke van zijn andere uitlatingen niet verzadhten.

Laster.

Voor impressionistisch© naturen is het altijd moeilijk om het Schriftwoord in praktijk te brengen: Oordeelt een recibtvaardig oordeel. Maar ook voor menschen die eens tot ons hebben behoord, doQhj ons hebben verlaten. Dat blij'kt nu weer in zake de veronderstelde .wefl©rg©booriie. Kras neemt Ds. Landwehr in de „Gereformeerde Kerkbode voor Rotterdam" hen onderhanden, di© hiermee onze kerken bestoken.

Mogen wij nu eens even kort .zijn. Wie zeg.t, dat wij Gereformeerden leeren, dat een kind door den doop wedeigeboreni wordt, die lastert, hetzij opzettelijk of onopzettelijk.

Wie izegt, dat wij G«ref(> mieerden leeren, dat alle gedoopte kinderen wedergeboren zijn, die lastert, hetzg opzettelijk of onopzettelijk.

De Gereform'oerde Kerken belijden, wat al meer dan drie eeuwen door de Gereformeerde Kerken beleden is.

Niets meer, maar ook niets minder. En dat durft men dan Neo-Calvinisme noemen. Is het geen belachelijke onkunde?

Droeve onkunde.

Beladhelijik© onkunde 'durf ik h©t ond©rstaande niet na©men. Liever spreek ik van bedroevende 'onkunde. De .heer .Wannée, voorganger der Vrije < Gemeente in Deii Haag, .schr©ef over „Religieus© ü Levens-en Wereldbescliouwing". Hij' ontpopt zich l daarin als monist en belijder van 'd© leer A& t i reïncamati©. Ds. Hulsman beoordeelt dit geschrift i in „De Hervorming" en plaatst onder zijn recensie dit Post-soriptum:

P.S. De schrijver begtot ©en eigen'aardige vergissing op pag. 80 waax luj Abel Kain laat doodslaan, inplaats van omgekeerd. Naast de leotour van de Veda'is blijve de leotiiur vaïi den Bijbel aanbevolen!

Veigïssen k'an ieÜter zicjh'.

Maar zoo'n vergissing toont toch wel, dal rtten h'uiten idle bijibelscii© «feer is gaan leven. "Nog ergei-vind, ik' het, dat Ds. Waniiée zich over zijn onloihdie niet Jaedroeft, maar eigenlijk mtet 'de opjmerking van JDB. Hulsman een loopje neemt. Een hrief aain Üen laatste, wfelkb' in een volgend.' numtaer vam „De Hervorming" een plaats vond, voorziet hij' yan het volgende naschrift: >

P.S. Jat Kiaïn ea Abel I Daar heb ik — wlat knntuen volksuitdrukkinig.en tocb geestig zijn — niet van terug I Tot luw leering, waarschuwing en stichting kan ik bij wij, ze van staaltje tot welke verblindiinigi de Veda-lectüur in het algemeen kan brengen, er nog even bij vertellen; , dat het verkeerd in m'n manuscript fetond, dat ik het driemiaal verkeerd voorlas en nog; eiens tweemaal als drulcproef „corrigeerde". Alle gioede en kwade dingen bestaan in drieën; en hier twee maal drie! Wat dunkt u van; „onbewust dualisme" als diajguose?

Maar komaan, wees gpootmoedig, doof de rockende vlaswiek niet uit ea geef ten minste toe, dat ik nog zooveel bijbelkennis had, om mij te herinneren, dat er in die familie, na die oompromit teerende geschiedenis in het paradijs nog iets choqUants geböurd was!

Ultra-reformatorisch.

Ja, vergissen kan ieder zich.

Daafvan taog een staaltje.

Ons hlaid beijVeirt zich onze Gerefol-meerdeln op te wekken toch reformaitorisch te voelen.

Maar moeten wijl ook niet gaaai waanschüwen tegen al te groeten reformatorischein ijver?

„De Standaard" Llraeht ten minste een bericht, Idat mij voor die vraag stelde. Het behelsde enkele me'dedeeliagen aalngaande ©en onzer (jereformeeride Kietiten. O.a. ook idieze:

„Men heeft daar hlcvvendieia de zitplaatsen a^eschaft". '

Een radicale maatregel voorzeker, als het kerkgebouw te klein is gewonden en men niet tot verr grooting wil overgaan of als ©'T in die gemeente „veten zijh, die slapen"-

Maar ehkiei staanplaatsen in een keïk is toch wel wat ongemakkelijk.

De Jeugdonderling.

Tot de refoi'maiorische punten, welke door-onze diagen aan de orde woi^den gesteld, behoort ook d'at van den jeugdouderliag. Dit instituut schijnt redds breeder omvang te hebben aangenomen, dan men oppervlaltkig zou vermoeden. Tenminste, in Friesland is !^r reeds een convent van jeugdouderlingen göhoudien. Ds. Bouma vertelt daarvan in „Ftiesch Kerkblad; ": '

Lectori Salutem!

ZooiaJs g; e weet, Lector, moet ik nog een verlengstuk gieven op mijn brief van de voiig-e week over de vergadering, die er in de laatste week van het vorige jaar is gehouden v€in Jeugd-ouderlingeia en AfdeelingB-bestuur.

Ze waren opgekomen uit verBchülende hoeken van onze g^sche provincie', de opzieners, aan wie speciaal is opgedragen de iZörg voor de jeugd. En nu .ZOU ik die heele vergadering wel eens voor U willen uitteekenen, .zooals ik ze heb gezien, maar dan 'ZOU het beter zijn^ dat ik miaar ©en boek schreef «n daarom wü ik me beperken, en er slechts een paax van de broeders voorstellen, omdat, wat izij opmerkten, ziaken betrof, waarover ik wel meer om inlichtingen word 'gevraagd.

Diaar hadt ge allereerst een broeder, van de schouder en opwaarts grooter' dan al het volk, op 't eerste gezicht als Calvinist te he'rkermen, die drager is van eene dubbele functie: hij is ouderling van de kerk en voorzitter van de JongelLngs-vereeniging. Deze 1 { kwam met de vriaa, g: , of de aanjstelling van een , jeugd-'ouderling dan nog wel noodzakelijk is.

Van verschillende kanten treeg ik deze zelfde •vraag. Wat denkt gij er over?

Maar mij voorkomt. Lector, hebben we hier allereerst te do^en met een uitzonderinigsgeval. De regel in ons vereeni'gingsleven is, dat de Jongelingen zich zalf helpen en dat ook de leiding in handen is van hiumer één en niet meer van een oudere. En •'k geloof, dat dit een goede regel is. 'n Jongelingsvereeniging moet met eigen riemeni roeien • anders wordt z, e een schouw met een aanhang-iiiotor en al is dit erg gemiaikelijfc, de kop steekt dan hoog op , : en het achtereind zakt diep weg: er is geene goede verhouding in.

Maar wanneer het zoo staat, dan is daarmede ©en jeU'gd-ouderling allerminst overbodig. Deze heeft inmiers meer te doen, dan 't kerkelijk toezicht op het vereenigiogsleven Uit te oefenen. Dat is - majar een onderdeel van zijn werk. Aan den jeugd-ouderling wordt opgedragen de gansche arbeid onder de jei^d. Wat deiz-e omvat, hoop ik binnenkort nog ' wel nader aam te geven en daarom volsta ik nu met te zeggen, dat, wanneer de leiding van een Jo^ngelingsvereeniging in handen is van een oudere, zelfs van een ouderling: , daami'ede gansoh niet uitgesloten ' is de benoeming van ©en jeugd-ouderling. Er .zijn meer jeugdigen in de gemeente, dan de leden der ( Jongelings-vereeniging. Ongetwijfeld zal voor deze • benoeming het allermeest in aanmerking komen die ouderling, die langen tijd in de Jongelings-vereeniging j heeft meegeleefd.

Ik kom tot nummer 'twee, met wien 'k u in kennis wil brengen. Hij is ©en man, die met noesten ijver in zijn bedrijf moet bezig zijni, om voor zich en do zijnen zijn dagelijfcsch brood te verdienen. Hij is opziener der gemeente en als zoodanig aangewezen voor deU' arbeid onder de jeugd. Dat is alles in orde. Maar nu deelde deze broeder mede en hij vroeg, of het in orde was, dat hij het jeugdwerk moest doen, maar, behalve dit, ook nog alle andere dien'sten verrichten, welke van de ouderlingen gevraagd worden. En dit is zeker niet ini orde. , ' Dat is een over-belasten van ééni der broeders. In' grootere kerken moet de jeugd-ouderling van 'el het overige, in kleinere van veel worden vrijgesteld. ( Ook voor ouderlingen geldt het, dat ize te zamen den arbeid in de gemeente hebben te verrichten.

Wel is het ge'weaischt, dat men eens een overzicht trij^t van d©n ^rbedd, welke op deze wijz'e in onze Jcerkein verricht wordt om dan, wanneeir het 'instituut ©enigen tijd gewerkt heelt, over jde resultaten te oordeelen.

Het „Ctereformeerd Jongeliagsblad" is reeds bezig zich op «1© hoogte te stellen. Men vindt daarin dez"© driestar: •

Wij ontvingen Utrecht. inlornmües uit Leöiiwarden en

Dat is nog niet veel, zal meni zeggen-. Zoo is het.

Maar nu slaian we een anderen weg in om de instructies (regelingen' en besluiten) machtig te worden.

Daarbij kan elk vereenigingslid meehelpen. Ge hebt daarvoor niet anders te doen, dan ons de plaatsen te melden (voor zoover U bekend), • waar jeugd-oUdedingen izdjn aangesteld.

Is dit in uw woonplaats het gevial, meld het ons even.

Voor de rest zorgen wij; .

De theosofische poes.

Niet alleen de Gereformeerden, maar ook de Theosofen in'teresseenen er zich gterk' voor, de jeugd met hun beginselen vertrouwd' te maiken. Een ziekere mijhheer (of is.'t een dame? ), die naar Iden welluidenden, maar voor .personen, dia druk hmi hanidteekéning moeten zetten ietwat la'sitdg^n naam van C. Jinarajadajsa luistert, schreef een boekje, getiteld „Christus en Buddha en aWder^' schetsen voor Lotuskinderen." Daarin komt ook voor het verhaal van ©en pierkwaardig poesje. D© „N. R. Ct." zegt ©r in een recensie van:

Het sterkste verhaa.1 is wiel diat oiver „Mijn Eat", een beest, dat de hoedanigheden van Poes' huiveringwekkenden Kater nader verklaart. „Zij dacht veel en helder, veel helderder, naar het scheen, dam menig, mensch! Zi] hield vaii mevr. Besant en op zekeren nacht in Zweden werd mevrouw Besant wakker en vond Ji slapende bij hiaar. lüaarblijkelij'k was. Ji in Londeni gaan slapen, terwijl zij sterk en duidelijk aan mevro-uw Besant dacht, eau in haar astraal lichaampje was izij met haar gedachten meegereisd".

In Italië stierf de poes, nadat zij veel piju had geleden tengevolge van een operatie vafi een tumor. Haar eigenaar knoopt aan Ji's dood de volgend© beschouwing vast: „Toen zij gestorven was wist izij! niet dat zij dood was. Zij was in haar astraliQ lichaam even natmirlijk als altijd, jonger' en zoo mogelijk nog hartelijker dan anders. Spoedig ging izij over tot haar Devachan. en wadit daar nu in haar kleinen hemel tot zij geboorte zal nemen in menschelijken vorm".

Maar deze Poes-Mensc'h zal niet op aarde te aan-, schouwen zijn. Ook hieromtrent hindert gieen de minste twijfel of weifeling den schrijver.... Hij zegt van zijn Kat: „Wanneer het laatste schilderij der aJarde is geschilde'rd en de kleuren zijn opgedroogd aan het einde van den tegenwoordig en aeon, zal de tmenschheid 'Overgaan op Mercurius om daar hare nieuwe lessen te leereü; zij zal daar beginnen met primitieve rassen van wie mentaal en moreel weinig izai worden geëischt. Ik hoop dan daar te zijn, niet als een stuk in-het spel zooals heden, maar als de speler daarvian, ©en gids voor Goden 'i^n m-enschen. Dan izidl daar haar eerste menschelijke geboorte gaan nemen deze kleine ziel die ik Ji heb genoemd".

Zietdaar ©en der konsekwehties van mevroiuw Blavatsky's „wildje" jaren.

Levensduur der dieren.

Van Idieren gesproken, misschien stellen sommige lezers belang in de volgende mededeehng!, welke „De Dokter in Huis" verstrekt. Nadat g©oonstateemi' wordt, dat d© gemiddelde lev^isduur d©r menschen, idie in de middeleeuwen niet meer dan 20 jaren bedroeg, in onzen tijd in d© mieeste landen tot 40, in Zweden en Noorwegen ^elfs , tot 50 jaar stijlgt, vervolgt het artikeltje:

Interessant is hét in verbinding hiermede den gemiddelden levensduur der dieren na te gaan. Nauwkemlge onderzoekingen hebben aangetoond, dat de insecten den kortsten levensduur hebben, b.v.:

de m'ug leeft 6 maanden; de vlieg leeft 3—4 maanden; de Meikever leeft ongeveer 6 weken; de mier leeft 1 jaar. Ouder worden o.a. de volgende diereni: een nachtegaal leeft 11—12 jaren; e& a. kat leeft 12—20 j'arein; een kikvorsch leeft 15 jaren; een adelaar leeft 30 jaren; , een isalamander leeft 40 jaren. ! ; Het oudst worden de volgende:

Leeuw, beer ©n rijger worden gemiddeld 50 jaren oud; een raiaf leeft 80 jaren en papegjaai, schUdpad en karper bereiken den respectabelen leeftijd van 100 jaren!

Een kwestie van beginsel.

Men vergeve ons dit uitistapje.

iKeeren wijf nu t, ot de b'eginselen terug-.

Voor prof. Grosheide schuilt er achter de szïaak-Geielkerken-Ridderbos-Monnik een priiicipiiee]© kwestie.

Hij zegt ©rvan in „Noord-HoUandsch Kierkblad":

Psycliologjsch is het schiijven van Mr. Monnik volkomen begrijpelijk. Hij. kent zoo. Geelkerken! ala RidderboB uit zijn en hün; studententijd ©n' eert beide mannen om hUn giaven van verstand en hart.

Maar om ze tot ©Ikander te brengen', is meer noodig. Dat was in het afgetrokkene wel mogelijk, ' Imaar dan moest aan twee voorwaarden zijn voldaan. Dan moest Mr. Monnik in de eei'Ste plaats getoond hebben deni strijd te doorzien en dan moest inP de tweede plaats verzoeninjg' mogelijk zijn.

Maar aan gieien van deize voorwaarden is vol-' daan. Mr. Monnik heeft niet giazien, dat het tnssohen Ridderbos en Geelkerken, ginig om de kwestie, die • bijna zoo oud is, als de Kerk van de nieuwe bedeeling oud is: hoe moet ons standpunt zijn tegenover de wereld. Moet ik de wereld ingaan' en op haar invloed tnachten uit te oefenen, of mo-et ik me versterken op ©igen terrein en vandaar Uit werken ten zegen van de wereld? Daar is nu eenmaal geen vereeniging tusschen mogelijk. Geelkerken iziet de kerk in de wereld eni daaro.m ergerde hem het getuigenis der Synode. De Synlode, Ridderbos en ook schrijver dezer regplen ziet de kerk naast ' de wereld en daarom kan hij afg^dacht van allerlei andere bezwaren niet met Geelkerken meegaan-

Mr. Monnik moest in dit principieel© gleding, zonder dat-hij het zelf za, g, ook kiezen en hij koos voor Geelkerkens standpunt. Diaarom kon zijn brochure, behoudens enkele kleine aanmerldngen niet anders worden dan een verdediging van de preek va»; Dr. Geelkerken.

Of daai'voor nu een brochure noodig Was?

Het zou stellig de m'oei.te loonen dit gevoelen nader uit te werken, zonder direct de reeds gevoerd© polemiek te verlengen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's