GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kerkelijk Leven ea Christelijke Vrijheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkelijk Leven ea Christelijke Vrijheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Het reformatoirisch beginsel waairvan wij hebben uit te gaan bij' de beantwoording van de vraag of kerkelijk leven ien christelijke vrijheidl al of niet een tegenstelling voüranen, vinden wiji belichaamd in ide Schriftuurlijke ontwikkeling die Calvijn, toen hij' eenmaal te Geneve de handen vrij had, lieeft gegeven aan het 'ambt der geloovlgen. Hetgeen ik in bet Jiieronder volgende dienaangaande meedeel, is in hoofdzaak ontleend aan een rectorale rede, in het jaar .1906 door wijlen Profelsisor Piutgeïs uitgegeven onder 'den titel: „De befaeekenis 'der gemeenleieden als zoodanig volgens de' b-eginselen die Calvijln toen hij openlijk optrad, 'heeft ontwikke'ld en toe'gtepast". i)

In een glashelder betO'Og wijst genoemide' Hoogleeraar op de geheel aniderie plaats die, naar Calvijns 'Opvattinjg, de geloovige in een kerkelijke gemeens chapi heeft in te n'emen, d'an |die aan zulk een kerklid zO'O'wel naar Roomsche als naar Lüthersch© bè& ohO'Uwing woi^dt toeigewezen. „Het is niet toevallig, maar ügt in iden aaa^d der zaak dat zO'Owel M| de Roomsche als bij Ide Xi-uthersehe o!pvattin, g de leden iCf^sr gemiaenlje geheel op den achtergrond komen, althans wanneer er sprake jis van de kerk, gelijk 'die in haar zichtbaar bestand is geco-nstitueerd. Im'mers wor'dt die kerk dan jb'eschouwd allereerst en bijna uitsluitend als leen instituut, eene inrichtinig, eene „Anstalt", 't geen dan plaatse'lijk \iitgedrukt wondt door het woord „parochie"; welke stichting voorts de roeping hieeft, deels om de menjschen. tot geloof te brengen en 'dus leden 'der gemeente te vormen, deels o-m hen O'O'k verder in geestelijk oplicht te' verzorgen en te leiden." 2) En in beide op'vatlingen, 500 de Ro'O'msche als 'de LutherS'Che, is dan „gemeenschappelijk ('Ook al komt men tot dat resultaat langs verschillende we'gen) 'dat de tóden der geimeente wel loiet voor de kerk in bet alge'm'een, maar dan toch voor hare inrichting gn reigeeriag; , weinig of nietö bieteekenen, ja zeUs vO'or haar wezen, niet eens onmisbaar zijn. Die kerk gaat dan, ook als instituut, aan de geloovigen voorop', en kan zelfs aanwezig zijn, waar leden der geimeente no'g niet, of niet meer gevonden woTden; waar zij' zijn, is hunmei kerkelijke roeiping eigenlijk samen te vatten in het eene woond van „gehoorzaamheid"; zij' zijn als „leefcen" van den „clerus" te onderscheiden; en zij' zijn met betrekking tot dien clerus niet jtneer dan het object hunn'er werkzaamlieid". s)

Ziet hier dus 'een kerkelijk leven dat aan het subject, aan het gemeentelid als zoodanig, nauwelijks eenige vrijheid laa/t. Aan den eenen kant iie imposantei, tot in de perfectie georganiseerde, voorwerpielijfce macht van het instituut — aan den ande-ren kant christenen die slechts te geho'Orz.amen hebben, objeoben van kerkelijke zielziorg met zóó weinig zelfstan'd'igheid, dat desno-ods het instituut kon '4)estaan en voortbestaan zonider hen.

Gelukkig, dat is Roomsch, ten deele Lutherscib, m'aar — iwij' zullen het aanstonds zien — het tegenideel van Gereformeerd. En toch, het 'zij' in het vO'O'rbij'gaan 'opgemerkt, bieschouwt ten gevolge van velerlei misverstand en verwarring op. dit terrein, 'Ook menig gereformeerde de zaak dikwijls niet preoies eender? Zijln er ook' onder ons nog niet, die de kerk zien ais feen voorwerpelijke, geïnstitueerde macht, aan •wier geziag zij' zich zonder taeer hebb'en te onderwerpien en van wier zorg en arb'oid ïzij de objecten zijn en niet anderjs? Ja, wie het zóó ziet, dien moet op' den duur de band aan het kerkelijk leven wel gaan hinderen en kwellen, taaar die ziet verkeerd, en wie in den naam van zijln subjectieve christelijke vrijheid legen zulk een kerfcelijfoen band strij'dt, is' een gereformeerde Don .Quicho'te die het zwaard tre'kt te'gen windmlO'lens. Doch hierover een volgend maal.

T. FERWERDA.

Antwoord van Mr. Monnik.

Naar aanleiding van onze driestneepi over „Gereformeerd-irenischen", ontvingen we een schrijven van Mr. Monnik.

Hij zag dit gaarne in 'ons vorig nummer opgenomen.

Tot ons leedwezen kon dit niet 'meer.

Bij wijze van vergoeding bieden wij het hier een in het oog vaUendjei p'laats.

Het draagt tot O'pfechrift: „Irenismie? " en luidt:

Dr. Hepp be'e'ft in No. 16 der „Reformatie" een st'ulqe gesclureven over „G-ereformeerd-irenisch".

En toevallig kwam i^, alleen „om eens een voorbeeld te kiezen", op mijn brochure over den; strijd tusschen Prof. Ridderbos e'U Dr. Greelkerken.

„Irenisme" is de oonclusie, en „men verw'a, chtte van irenisme toch geeni heil".

Irenisme, want „izekere irenische bedoelingl Valt daiarin toch niet te ontkennen"; „reeds de ütel „Wat verdeelt en wiat samenbin'dt" bereidt daarop voor".

Meer wo'rdt niet alangevoerd. Dr. Hepp acht dit voldoende.

Nu, voor de irenischei, 'd.i. de vredelievende bedoeling, schaam ik me aeker niet. Die wo'tdt door Dr. Hepp's stukje nog niet tot irenisme, d.i. volgens hem, „da, t men 'afk-eerig is van alle riclitinigénstrij'd en dat de vredelievende bedoeling in de Kerken boven alle'S gaat".

Z a k e 1 ij k e wisse'ling; van gedachten tengevolge van ve'rscheidenheid van , zienswijze, bij eenheid van belijden, juich ik meer toe dan degenen, die blijkbaar m'eenen, dat alle Gereformeerden precies naar één model behooren geknipt te zijn.

Tegen istrijd van richtingen 4n "de Kerk ver, z.et ik mij izeker niet, want elk mensch loopt steeds gevaiar voor eenzijdigheid.

Maar izeer ernstig bezwaar heb ik tegen de 'Strijdwij e e in onze Kerken, het oppervlakkig en bevoO'roordeeld, niet izakelijk, miaar zeer persO'0> ni-' Mjk scbrijven, het bestrijden van de personen, terwijl een aakelijfce wederlegiging vanj de richtingen j'uist ontbreekt.

Daartegen was in hoofdzaak mijii brochure gericht. 'Verdwijnt die Sitrijdwijiz© luit de kerkelijke pers, dan izial er heel wat verdeeldheid vO'O'rbO'menl worden.

Maar dan izal men aan heel wat hooger eischen m'oetem voldoen dan aan Dr. Hepp's drietal van „izelfbeheersohing", „courtoisie" en „opbouw", welke hij bovendien .zelf ini het bovenbedoeld stukje aog Uit het oog verloren schijnt te hebben.

Mr. J. H. MONNIK.

Het li'gt natuurlijk! niet in jd'e b'eidoiehng van Mr. Monnik hieroryer een uitgebreide discussie te voeren. Ik veroorioof mi| dan ook slechts een paar korte O'p'merkingen.

1o. Ik verdenk er Mr. Monnik van, dat hij; zijn pen behalve in gewonen^ ook in ironischen inïct heeft gedoopt. Hij schrijft zoo' losjes weg van mij': „En toevallig kwam hij, alleen „om e'ens een voorbeeld te kiezien" op mijn brochure enz." Hij' zal wel het tegenovergestelde bedoielen. Daarin heeft hij' ook 'groot ge'lijk. Ik koos met opizet zijn brochure tot voorbeeld. En wel, omdat dit een voorbeeld van allerjongsten datum is en h'aar ik onderstellen mag iden lezers daarom het m'eöst toesprekend.. Maar zijn birochuie gaf mij geen aanleiding om' over 'Gerefoirmeeiid-irenische tendenzien, wc'lbe ik meen waar te nemen, mijn meening te zeggen. Dat is duidelijk af te leiden uit het begin va|ni mijb. artikel.

2o. Mag ik tegen den .advocaat van professie eens als amateur-advocaat optreiden? Ik geloof hem met geen 'Cnkel woord van „irenisme" te hebben beticht. Ik schreef woordelijk: „Wij. zouden niet gaarne op grond van dit vlugschrift onzen hooggeschatten jurist onder de Gereform'ee.rd-irenischen willen rangschikken".

3o. Dat er voor kritiek en polemiek hoogtelrt eischen te stellen zijln dan heit drietal „zelfbeheersching", „courtoisie" en „opbouw", steim ik grif toe. Ik had het dan ook niet over „leischen", maar over het uitstippelen van gedragslijn. Wil mten: ik had het over f or me e Lei eischen. "Wat de raaterieele leischen aangaat, daarover schreef ik reeds in no. 4 van 'dit blad op; de voorpagina^ Ik durf mij' schier vleien, dajt, , zoo Mr. Monnik tijd kan vinden dat nog eens na te slaan, hij zal toegeven, dat hierin ook zijn biedoeling is vertolkt.

4o. Indien Mr. Monnik, waar hij bezwaar maakf tegen 'de strijdwijze in onze Eerken, dit veranideren kon in „een zekere strijdwijze ili onze Kerken", ^ou ik het van harte met hem eens kunnen zijn. Naar het mij voorkomt, hebben wij' geen tieoht hier te generaliseeren.

5o. De laatste zinsnede uit Mr. Monnik's inige, zonden stuk riekt als een stuks'ke spek, waarin ©en polemisch uitgevaJlen muisje gaarne 2rion happen. Niemand zal het mij evenwel euvel duiden, dat mij de smaak: daarvoor ontbreekt.

6o. Als ik eindelijk hier de balans' m'ag' opta!aken van „wat verd'eelt en samenbindt", dan ^ie ik tusschen Mr. Monnik's O'pvatting van irenismfe en wat 'daarmee annex is eenerzijds 'en de mijlnö anderzijds zeer veel wat samenbindt en niets: dat verdeelt. En ik verheug ; eir mij' in, dat ook juristen op voetepoor van groote voorgangers zich voor zulke kwesties interesseeiren.

HEPP.


¹) Bü J. W. A. van Schaik, Amsterdam, 1906.

²) Rutgers, De Beteekenis der Gemeenteleden, pag. 12.

³) a. V. pag. 12.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Kerkelijk Leven ea Christelijke Vrijheid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's