GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Calvinisme en wij sbegeerte.

Er is iets mieserigs en onzegibaar tragisch ia, de knapste denk-kerels 'heldhaftig te zien worstelen met de vénijnig-doornige waarheidsprotolethen, zonder ooit nu eens een echt-duurzajue overwinning te behalen.

Er is in den veroveringstocht van de ridders der wijsbegeerte naar de Lichtstad iets van de droevige Ijelachelijkheid - van den Duitschen opmiarsch naar Parijs: Ex werd „Sieg" op „Sieg" behaald, maar de lauweren en fanfares brachten geen stap nader tot den gedroomden vrede. Eer „siegde" de roemzuchtige heldensohaar zich ziek.

Is ter in de laatste halve eeuw één ontdekking gedaan, die aan den mensch, en ook aan de menschheid, zoo echt het gevoel van een vvetenschappelijken triomf heeft gegeven lals de titanische greep van Einstein, waarmee deze man het hsele wereldbeeld veranderd heeft?

En toch is het resultaat voor den opbouw van oen bevredigende wereldbeschouwing eer neg, atief dan vruchtdragend geweest. Tot dusver geldende zekerheden zijn, door één genialen omslag, van hun blasis gerukt; en, als vin hun anker g-efca; pte

luchtballons, wéggezweefd. Relativiteitstheorie heet de nieuwe vinding, en dat is het eerlij'ke woord, want, indien Einstein gelijk heeft, vernevelt het „vast bestek" van het wereldpaleis, waarin wij wonen, in betrekkelijkhed en.

Er is gevaar voor den christen, die profetisch „alle dingen weet", in trotsohe zelfgenoegzaamheid van den ivoren toren zijner orthodoxie op dit krachteloos spiel van schemerzieke zielen neer te zien. Maar dit doende, izou hij al te schamel de bewijzen geven van zijn christen-zijn.

Noch met hoogmoedige verachting', noch met zwaarmoedigen spot (op de manier van Louis Couperus, die zegt: „Ik dén'k niet meer, ik absorbeer, ik snuif het leven"), is de mensch tegenover het ontmoedigend en succes-arme streven naar wijsgeerige waarheid verantwoord.

De christen zéker niet.

Want christendom, is tegelijk zekerheid en zoeken, wéten en schouwen-in-een-duistere-rede, heben en jagen' naar het wit.

De christen staat als eeuwigheidsmensch boven zijn tijd en is, als loo.per in, de loo-pba^an, tegelijk kind van zijn tijd.

Hij leeft dezen tijd, verdorven en reformiatorisöh, decadent en schitterend opvlammiend als een zomeravond-zon, als christen mee. Hij gééft aan dien tijd en hij néémt er uit. Hij schreit m'ee en hijl dankt mee. In al de benauwdheden der zich afplagende menschheid is hij benauwd, in al haar kleine successen (als zelfs het ontdekken • van een verre ster) deelt zijn sympiathie!

Want de Geest Gods is in de wereld. — De Geest Gods, die het gelaat des aardrijks in iedere lente vernieuwt, mlaakt telk'ens de doodelijk-vermoeide ihenschjieid weer jong en bezielt haar met - den geheimzinnigen, geduldigen, heldenmoed, om tóch voorwaarts te gaan, en, hoewel duizendmaal teruggeworpen, nóg weer te worstelen naax het onb: ebende Licht!

De Geest Gods is in den geest der menschheid (dat had Hegelgoed gezien!); de geest der menschen openbaart zich in hun wijs-begeerten; en filosofie kent men ni'et anders dan door filosofie.

Hoe zou dan wijsbegeerte voor den christen onplichtmatig en onbelangrijk Ikunnen zijn?

Bovendien, — wij zitten zelf ook diK-op in een crisis.

De zoogenaamde kerkelijke m.uur, waarover men zoogenaaande handen reikt aan zoogenaajmde medestrijders, hiestaat imeer in de naïve verbeelding dan in de werkelijkheid.

Ook de slagboom tussdien ons en den nieuwen tijd is geen con tacts ver sperring.

In wording en gisting is onze bieschbuwing van den staat, van de sociale levenswet, van het recht der vrouw, van de opvoeding der rijpere jeugd, en van zooveel meer.

Wie meent, dat hij met zijn levens-en wereldbeschouwing blaar is, olmdat hij de Schrift heeft, en van zijn persoonlijke verlossing verzekerd is, bewijst daardoor, dat Jiij nog niet meer dan de m^el k des evangelies heeft gedronken.

In meer dan één opzicht staan wij, christenen, niet aan het eindpunt, maar aan de begin-streep van het geestes-strijdperk.

In een vroegere reeks artikelen over „de beweging der jongeren", en over „het doel der jongeren") hebben we dat reformatorisch tekort in ons' christelijk leven uitvoerig aangetoond en met vele citaten uit Kuyper's en Bavinck's geschriften toegelicht.

Voor, aJ, op wijsgeerig gebied staan 'we aan den ingang van een te lang geschuwden weg', aian het begin van een te lang verzuimde taak.

Miaar het is, voor wie niet geheel als een onnoozele staat tegenover de wijsbegeerte, géén wonder, dat de christen aarzelt

Indien ergens, dan is het hier zoo verlokkend niets te doen, omdat de optocht naar het wijsgeerig Jeruz, alemi een pelgrimstocht schijnt langs ongehaande wegen.

Eén ding echter hebben wij, gereformeerden, bij andere christenen vóór: dat wij op het gebied van het geestes-en cultuurleven'een wegbaner hebben in Calvijn.

Het cialvinisme geeft ons bij den wijsgeerige'n opbouw Yan ons christelijk leven de schoonste kans bij het minst gevaar.

Aan het zéker kennen en bewust aanvaarden van de eeuwige beginselen der waarheid, paart de' calvinist (die. Jiet écht wil zijn) den wil tot vooruitgang; , den plicht-impuls tot reformatorische ontwiklceling.

Professor Tröltsch noemde het calvinisme een ón-wijsgeerige theologie en hij heeft gelijk, maar óók ongeluk.

In het land van Lnfher is zeker véél meer aan filosofie „gedaan", dan in de landen, waar het gereformeerd protestantisme .dooirdrong, — vooral in Nederland is de oogst bitter schraal geweest (de éénige filosoof van beteekenis, dien ons volk' kan aanwijzen, was een Jood: Spinoza!) — maar men vergete niet, dat in Duitshcland de opkomst der filosofie voor niet zoo'n klein beetje het gevolg was van de inzinking der religie, en als Ersatz van den godsdienst bedoeld werd.

Ook bedehlde men, dat bij geestesverschijnselen als kunst en wijsbegeerte de 'landaard een jïactor van invloed is. De Duitsch'e volksziel is meer tot bespiegeling geneigd dan de ziel van ons volk, — volgens professor Mennes, het nuchterste van alle Germaansche volken!

En eindelijkj — om eerlijk en volledig te zijn, behoort men ook in .aanmeAing te nemen het verschil tusschen den opzet en het verloop, tusschen het beginsel en de geschiedenis, van het calvinisme.

Calvijn zelf was, krachtens zijn geestesaanl^g, eigenlijk een geboren f i Los o of. Vergelijkt men hem met gestalten als Luther en John Wesley, dan ziet men duidelijk de wijsgeerige ader. In het mystiek-vrome boek der Institutie, blijkt uit de structuur en de architectoniek, dat het de bedoeling van den schrijver geweest is de christelijke heilswaarden, te zien, en te toonen, als redelijke eenheid, als wereldbeschouwing. Calvijn ziet den 85 mensch' 'als middelpunt der om hem' heen geschapen wereld, en, mét die wereld, staande in persoonlijke verhouding tof God. Dat is filosofie, tenminste het uitgangspunt van de filosofie. Calvijn begint de wijsbegeerte niet met het stellen van de verhouding tusschen subject en object (de z.akeiijk e verhouding), maar m'ét het stellen van het mtenschelijk subject tegenover het goddelijk Subject (dat is de religieuse verhouding).

In het calvinisme, — dat al het leven betrekt onder den godsdienst, het leven verheerlijkt tot godsdienst, — ligt dus de eisch ©n de drijfkrachf tot wijsgeerig onderzoek.

Calvijn heeft dien christelijken plicht er'kend en positief gesteld.

De wijsbegeerte in zijn Institutie is geen onopzettelijkheid, imiaax wilsbewustzijn.

Reeds de naam van zijn boek' propageert het beginsel.

Gelijk Augustinus, — Calvijn's voorbeeld en meester, — door zijn hoofdwerk te noemen: d e C i-vitate Deï (over den staat, o'f stad, Gods), op Platonische manier de wereld als verwerkehjking van 'gedachte, als uitvoerin, g van raadsplan (in Ps. 89 „vast bestek" genoenid) karakteriseerde, zoo heeft Calvijn, door aan zijn waarheidsbéschouwing den titel: Institutie, — dat is instelling, stichting, — te 'geven, voor ieder, die niet stekeblind is, duidelijk getoond, dat hij in den redelijken samenhang van de wereld en haar geschiedenis, gelooft, en naar wijsgeerige kennis van natuur en openbaring streeft.

Trouwens van gissen, — en dus van vergissen, — behoeft hier geen sprake te zijn, waar deze hervormer letterlijk en uitdrukkelijk den eisch gesteld , heeft tot beoefening van de philosoipihia öhristiana (de christelijke wijsbegeerte).

Wanneer dus 'het calvinisme in den loop der jaren, na den grooten vrijheidsoorlog, arm en traag gebleven is in de beoefening van cLe wijsbegeerte, zoo is dit niet de schuld van het calvinisme, maar van de calvinisten.

Onverschilligheid tegenover de wijsbegeerte is niet gevolg Waar inconsequentie van het calvinistzijn.

Met den besten wil van de wereld kunnen wij voor dit tekort geen geldende verontschuldiging ont­dekken.

Evenals de laibsheid tegenover de kunst, heeftmen ook den 'Jan-Salie-geest tegenover de wijsbegeerte willen vergoelijken 'miet een beroep (nota, bene!) op den rijkdom en de vastheid der christelijke religie, zeggende: wie religieus schatrijk is begeert de koperen pennink's'kens der wijsbegeerte niet!

Wie zoo spreekt verfklaart wel iets, maar verschuldigt niets.

Wiant de calvinist stelt er juist zijn eere in, dat |hij Gods èere zoekt, en niet uit behoefte, miaar uit gehoorzaamheid, leeft.

Tegenover alle weöke stem'mingsreligie en zelfzuchtige Verlossingsreligie plaatst hij de eminentie van zijn herscheppingsreligie, die haar einddoel vindt in het fvolmaakt zijn van den mi e n s c h G o d s, tot alle goed werk vohnaaktelijk toegerust.

De filosofie is een goed werk. Een vroom werk. Een Godverheerlijkend werk.

Filosofie is onderzoek van het maaksel Gods, nadenken van de gedachten Gods, het kennen en scherpen van de vermogens, waardoor God den mensch, als drager van Zijn beeld, boven alle schepselen verhief.

Filosofie beteekent: liefde tot wijsheid.

Wie in den waren zin van het woord filosoof is, iheeft God lief, lOmdat God de opperste Wijsheid, en de bron van alle wijsheid, is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's