GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een nieuwe Gezelle-bundel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe Gezelle-bundel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn op' het terrein der literaire kunst niet heel. veel figuren te noemen, over wie, zo'o betrekkelijk kort na hun dood, zooveel al is geschreven als Guido Gezelle.

Ruim 25 jaar geleden (op 27 Nov. 1899) is hij gestorven, de Grootmeester der Vlaamsche kunst, de onvolprezen taaivirtuoos, de christelijke kunstenaar bij uitnemendheid, en sindsdien zijn telkens weer nieuwe boeken en artikelen verschenen over hem en z'n werk, zoodat een overzicht van de Gezelle-literatuur vele pagina's titels zou omvatten. Als men alleen maar beziet de lange lijst artikelen, in memoriam geschreven bij z'n dood (G. Gezelle, Zijn Leven en Zijn Werken, p. 185 vlgg) — welke lijst nog verre van volledig is - -staat men al verbaasd over zooveel belangstelling.

De verklaring van deze veelheid is tweeërlei: vooreerst is in de laatste 30, 40 jaren de literatuurstudie met ongemeten schreden vooruitgegaan. Ontelbaar schier zijn de tijdschriften, de essays, de critie'ken-bundels, die sinds 1890 verschenen zijn en de interesse voor letterkunde is algemeen geworden.

En onmiddellijk' daarbij ^aansluitend staat het feit, dat d» rijkdom van iGezelle's productie en de gratie van z'n kunstenaars-talent onuitputtelijke stof leverden voor beschouwing en beschrijving. De psycho-analytische methode van literatuur-studie, die uit het werk • van een kunstenaar zijn beeld wil opbouwen, en de historische methode, die van de levensbijzonderheden uit de productie belichten wil, vonden beide ten aanzien van Guido Gezelle overvloed van materiaal. En de hoogere synthese, die den mensch en den dichter in Gezelle verbond, maakte de .uitgebreide bibliografie tot een verrassende eenheid.

Niet zoo lang geleden nog k'wamen enkele nieuwe Gezelle-boeken van de pers, o.m. de groot-opge^ zette biografie van den dichter door den priester Alois Walgrave, (waarvan deel II nog k'omen moet) en thans is alweer een nieuw werk' verschenen, dat zeker een merkwaardige bijdrage tot de Gezelle-studie heeten mag: „Zante'kloorn van Guido Gezelle's Dichtveld", door Caesar Gezelle.

Zantekoorn" beteekent „'t la.atste koren", nalezing dus. De titel van het boek geeft dus in beeldspraak den inhoud aan: bijeengebracht wordt hier de nalezing van den oogst, die op Gezelle's dichtveld is blijven liggen, nadat de veelheid in de schuren verzameld was. Maar, omdat het koren van Gezelle's dichtveld zoo bijzonder vol van aren is, is ook dit Zantekoom het vergaderen wel waard. Aan die taak heeft zich Caesar Gezelle, neef van den dichter, gegeven en de ondernemende uitgevers (U. M. „Holland", Amsterdam en B. Menzing, 's-'Gravenhage) hebben z'n na-oogst gebundeld. Op den gestyleerden band van het royaal uitgevoerde boek staat de bedoeling der uitgave ge teekend en ook uitgesproken in het „colligite fragmenta ne pereant"., verzamel ook wat overig is, opdat het niet verloren ga.

Laten we beginnen met te erkennen, dat de auteur, tot dit werk bevoegd en geschikt is.

Door familierelatie met den dichter verbonden, beschikt hij over velerhande gegevens en nagelaten papieren, en zelf is hij, door studie, en contact met Gezelle's vertrouwden, een Gezelle-kenner als weinigen. Hij gaf daarvan blijk in z'n doorwrochte „Gezellestudie", die in 1918 verscheen en nog weer het vorige jaar in z'n bundel „Voor onze misprezen moedertaal".

Er zullen menschen zijn, 'zoo zegt hij, die vragen waarom deze rapelingen worden uitgegeven. „Gezelle had smaak genoeg en te over, om te weten wat gaar en persklaar was, en wat niet. Gaf hij die brokkelingen en fragmenten niet uit, 't was omdat hij ze 't uitgeven niet waard achtte omdat hij ze niet rijp oordeelde

Anderen zeggen:

Wij willen den dichter kennen zooals hij is en was, en d-aartoe kan ook het geringste, dat uit zijn pen vloeide ons van groot nut zijn, om óns nader bij zijne dichterlijke persoonlijkheid te brengen.

De eersten zijn meer de genieters, de fijnproevers. Do anderen zijn de geleerden, de studenten, die Gezelle niet alleen mooi, maar geheel willen hebben.

Indien jk de weegschaal aan den kant van de laatsten laat doorzinken en een duwtje geef, wie zal mij dat wijten te schande? "

Aldus de introductie van het boek', en het is zeer nuttig, dat we dit weten, want nu kennen we 't karakter er van.

't Is een studieboek, meer dan een dichtbundel, een bijdrage meer tot de Gezelle-studie dan tot de GozGlle-schoonheid en het geeft, door vermelding

van 's dichters eigen wijzigingen Oif omwerking ruim gelegenheid tot vergehjkend onderzoek, en text-critische studie, 't Eei'ste stuk! h.v., een soort cantate ter eere van Onze Lieve Vrouwe, met een inleiding in proza, maar zonder slot; en het laatste, aanteekeningen uit een nagelaten notaboekje, hebben geen andere waarde, dan deze. Ook' zijn verschillende brokstukken van verzen, die 'onvoltooid gebleven of gelaten zijn, alleen als zoodanig van beteekenis.

Maar, we vinden ook verscheidene kortere en langere gedichten, die in hun geheel bewaard'zijn, en die meer zijn dan studie-materiaal alleen.

Enkele voorbeelden mogen hier volgen:

Zoo het vers, dat heet naar den aanvangsregel: „God hoe kan de mensch toch boos zijn" en waarvan deze strophen:

O, mysterie zonder weerga dat ik • overal het goed, als ik'in mijn herte neerga dat ik daer het kwaed ontmoet.

Heer, o Heere! ik ben ellendig, lig in zonden, in verdriet! Heere, uw goedheid is oneindig! , en 'k ga sterven, helpt ge niet!

of, 'korte verzekes, die tot de zouden kunnen behooren als: „kleengedichtjes"

Zoo is 't in al de rampen die ons ellendig lot gestadiglijk bekampen: ze'n zijn nooit zonder God,

een geest, ; edichtje, dat zeker teekenend is voor den dien we uit Gezelle's werk kennen.

En: Is 't leven kort, geluk en liefde langen 't. Even zoo lange als gij verlangt verlange God u het leven.

en: Einde en al van mijn bedrijven God, mijn hope en toeverlaat. Mochte ik nooit een reke schrijven Waar Gij zelf niet in en staat.

Ook vinden we meer dan een vers van het genre natuurpoëzie, zooals we dat vaa Gezelle kennen, b.v. „Hoe schoone staat gij daar", over een hoogen l30om, die naar den hemel zich strekt, of:

als, 't herte vrij van zorgen, ik wandele in den morgen betrent den vroegen Mei, dan vaart mij allerwegen de versche reuke tegen der blij geblomde wei.

Verschillende gedichtjes van dit Zantekooni getuigen van Gezelle's groote liefde voor Vla, aiideren, zijn vaderland, met z'n schoon verleden en krachtige toekomst. Ze zijn rapelingen van den rijkdom, dien we uit andere bundels kennen, maar 't zijn toch volle aren.

Zoo b.v. het slot van een min of meer abrupten zang over het verleden van Vlaanderen, dat de dichter weer wil zien herleven:

Welan, wie zal den stroom beteugelen die breken wil door boei en band; wie kort het vryje volk zijn vleugelen, wie temt het jonge Vlanderland? Geen zuiderlings ontaarde krachten! De kerels zijn weer opgestaan. Hun stem en zal geen dwang versmachten Het Ylaamsche lied is vrij voortaan!

of de laatste regels van een, geheel gaaf gedicht, „O, Vaderland", aldus:

Blijft staan o broeders, de eeuwen door, blijft staan en wilt niet wijken tot aan der volken grootsch verhoor, als God zal 't oordeel strijken.

Eigenaardig is deze bundel voorts, omdat hij 'ons verschillende van de bekendste kleengedichtjes in hun oorsprong doet kiennen. Zoo b.v. blijkt, dat „Zacht is uw hand O', windekb", een dichtje van vier regels, de aanhef is van een veel grooter zang, dat „Heer mijn hert is boos en schuldig" het beste fragment is 'van een gedicht: „Heer hoe k'waamt gij toch beneden, In mijn herte, dezen keer? "; dat „Komt, o zonne en zend uw stralen " omwerking is van een gedeelte uit het reeds genoemde: God, hoe k'an de mensch toch boos zijn...."

Voor de Oezelle-studie zijn deze dingen inderdaad van belang.

Het is niet noodig, meer voorbeelden aan te halen uit dezen bundel. Wat we zagen is ruimschoots genoeg, om te zien, dat „Zantefcoom" een uitgave is, die alleszins recht heeft van bestaan. Wie 'Gezelle niet kent (zoo er nog zulken zijn) en hij wil iets van z'n werk lezen, doet natuurlijk beter zich een anderen bundel aan te schaffen. Maax voor hen, die iets gevoelen voor Gezelle-studie, levert het boek nrateriaal. Wellicht is het daarom voor de enkelen, niet voor de velen, maar voor die enkelen heeft het dan ook' z'n beteekenis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Een nieuwe Gezelle-bundel.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's