GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijk Beginsel en Moderne Letterkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijk Beginsel en Moderne Letterkunde.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

In het vorige artikel over dit onderwerp (no. 2 van 10 Oct. '24) werd in , groote lijnen het grondieginsel van de moderne letterkunde aangegeven als: een pessimistisch, reactionair gekleurd individualisme. Aan het slot van de beschouwing, die tot dit algemeene beeld voerde, werd, als nader te bewijzen, gezegd, dat een christelijke levensbeschouwing rechtdraads staat tegenover deze beginselen, maar dat daarbij niet vergeten mag worden, hoa ook in de moderne letterkunde de sporen te vinden zijn van Gods gemeene gratie, die overal werkt, en die sporen door den christen moeten worden gezien en als zoodanig erkend.

We willen over dit laatste in dit artikel nader handelen, om dan in een volgend stuk onze aandacht op de beginselcritiek te cöncentreeren.

Aanknoopend bij wat we in voorafgaande stukken zagen, herinner ik er aan, , hoe schoonheid, die immers de essentie is van kunst en die ook de moderne letterkunde zoekt, voor den christen in de allereerste plaats is dat, wat schoon is voor God, maar hoe toch ook daar voor den christen schoonheid is, waar het beschreven© of uitgebeelde de heerlijkheidsgedachte rijzen doet. Daarom kan ook in het werk van menschen, die vreemd zijn aan het christelijk levensbeginsel de echte schoonheid gevonden worden. Want, ofschoon ze zelf missen de heerlijkheidsidee, kunnen ze, juist omdat ze echte kunstenaars zijn, gegrepen worden door de inspiratie, die voortvloeit uit het wezen der kunst als goddelijk en dan slaan ze huns ondanks lofaccoorden aan in het snareninstrument der kunst. D'an staian we voor de openbaring! der gemeene gratie, juist daar, waar God niet wordt gekend. Men leze maar eens de vele schriftuurlijke bewijzen, die Dr Kuyper daarvoor aanhaalt in „De Gemeene Gratie" en in „Pro Hege".

Wat is er, om nu maar één bepaalde trak te noemen, niet eBn rijke, machtige natuur-uitbeelding in de moderne literatuur en wat zijn er niet vele beschrijvingen samen te brengen, die, zonder dat ze als zoodanig gijn bedoeld, toch brengen in de .sfeer der aanbidding. Ik wees indertijd op Augusta de Wit's pracht-boekje „Orpheus in de 'Dessa" en noem dat in dit verband ten voorbeeld. En zoo zijn meerdere voorbeelden te geven. Overal hebt ge daar schoonheid, .al zijt ge buiten den christelijken kring.

Zulk een opvatting wordt gestaiafd do'Or de Heilige Schrift, die op-vele plaatsen doet zien, hoe schoonheid, schoonheid in haar volsten zin, gevonden wordt bij hen, die vreemdelingen zijn in het werk Gods. Dr Kuyper wijst er op in z'n „Pro Rege", als hij herinnert aan Jahal, Jubal, Tnbalkain; aian het feit, dat voor het bonwen van Salomo's schoonen tempel een heidensche bouwmeester wordt geroepen, Hiram van Tyrus. 't Is altijd weer de werking van Gods gemeene gratie, die ook zich uitstrekt over degenen, die vergeters zijn van Zijn Heiligen Naam.

Welnu, dan is het niet een loslaten van onze overtuiging of een bedenkelijke grensoverschrijding als we hier zulke schoonheid erkemien en waardeeren, maar het is wel waarlijk uitvloeisel van ons christelijk beginsel.

Daarom leggen we ook naast ons neer het verwijt, dat we dualistisch zijn, tweeslachtig, als we in de moderne letterkunde tegen welker beginsel we ons stellen en waaiwan we zoo heel veel onvoorwaardelijk afkeuren, toch elementen van waardeering vinden, toch schoonheid erkennen. Zulk een verwijt vindt alleen zijn grond in volkomen onbekendheid met het christelijk belijden, in de nog altijd heerschende opinie, dat het christendom bekrompen, enghartig is.' Men begrijpt niets van de alles doordringende, alles-omvattende kracht van het christelijk beginsel, dat overal in het leven de sporen ziet van den goddelijken Schepper, dat altijd weer in het leven God ontmoet.

Er schuilt waarlijk niets dualistisch, niets tweesi ach tigs in onze houding als we waardeeren, wat we waardeeren kunnen, zoo we maar 'blijven binnen de begrenzing, die ons christelijk beginsel trekt om ons leven. En die begrenzing is scherp en duidelijk. Daarom kunnen we ook nooit in 't algemeen waardeering uitspreken, 'want daarvan kan geen sprake zijn. Immers, 't is best mogelijk, dat ge, vlak naast schoonheid, onheiligheid vindt, Godvergeting, zonde zelfs. Volstrekt ook niet iedere natuur-visionaire beschouwing bevat de wezenlijke schoonheids-elementen, want er is juist in de moderne letterkunde veel schoonheids-weergave, die pantheïstisch is, die aanbidding is van het geschapene, 't Is juist een der groote gevaren van de moderne kunst dat haar schoonheid bij oppervlak-. kige of onoordeelkundige beschouwing dikwijls de sfeer der aanbidding schijnt te naderen, terwijl het niet is een aanbidden van den Schepper, maar van het geschapene. En dan houdt elke mogelijkheid van waardeering op, zonder meer.

Nu zegt men misschien: maar hoe kan ik dat nu precies zien, loop ik dan niet het gevaar van 't verkeerde te waardeeren.

Neen, stellig niet, zoo maar op de juiste wijze wordt gewerkt. Dat gevaar loopt men wel als men uitgaat van de letterkunde, zooals ik dat in het eerste artikel van deze reeks aantoonde, maar nooit, zoo men eerst en voor alles nauwkeurig zich rekenschap geeft van wat Gods Woord zegt en op dien grond ons beginsel vordert. Dan kan men niet dwalen. En zoo kom ik weer uit op' hetzelfde punt, waarvan ik uitging, dat het beginsel voorop ga, an moet, en dat alléén van uit een primair-stellen vair dat beginsel de vraag naar de verhouding tusschen christendom en moderne letterkunde kan worden bezien. Daarmee zijn we dan tegelijk toe a, an de opjdat beginsel gegronde critiek op' den geest der moderne literatuur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Christelijk Beginsel en Moderne Letterkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Reformatie | 8 Pagina's