GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christus’ vloek over wie den zijnen ergernis geeft.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus’ vloek over wie den zijnen ergernis geeft.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een inzendster voor deze rubriek weet geen weg met het woord van onzen Heere Jezus Christus in Matth. 18: (parallel Mare. 9:42 en Lukas 17:2): Maar zoo wie één van deze kleinen, die in mij gelooven, ergert, het ware hem nutter, dat een molensteen om zijn hals gehangen, en dat hij verzonken ware in de diepte der zee." Ze kan niet verstaan, hoe Jezus ertoe kwam zulk een woord te spreken. Zelfs niet als ze aanneemt, dat het „in figuurlijken zin" moet opgevat worden of gesproken werd „in aansluiting aan den geest van het volk waaronder Jezus verkeerde". Het schijnt haar in strijd met Jezus' liefde, dat Hij den dood van ©en mensch zou wenschen; en met zijn zachtmoedigheid, dat Hij zulk'een hard vonnis zou uitspreken; en ten slotte ook met de praedestinatie, die immers voor een veronderstellenderwijs bedreigde straf geen plaats laat.

Ik denlc, dat al deze bedenkingi& n bij onze lezeres voortvloeien uit tweeërlei misverstand: vooreerst uit misverstand van het woord „ergeren"; en in de tweede plaats uit misverstand ten opzichte van heel de strekking van 's Heeren uitspraak.

De vraagster vat het woord „ergeren" blijkbaar op in den gewonen zin van reden tot misnoegdheid en ontstemming geven. En het is te begrijpen, dat dan Jezus' woord haar buiten alle verhouding streng en hard in de ooren klinkt. Doch de beteekenis is in deze, evenals in nog andere Schriftuurplaatsen, een geheel ander© en een veel ernstigere. „Ergeren" is hier: emand een hindernis, een struikelblok voor de voeten leggen, met de bedoeling hem daarover te doen vallen, te doen vallen in zonde, m. a. w. het toe te leggen op iemands geestelijken ondergang en zielsverderf. Wie eerst Leviticus 19:14 leest, waar, in het leggen van een aanstoot op den weg van een blinde, van dit echt-satanisch bedrijf gesproken wordt in eigenlijken, en dan b.v.

Mattli. 5; 29 waar Jezus ervan spreekt in figuurlijken en geestelijken zin, zal dit aanstonds inzien. En die verwondert er zich niet over, dat Christus zoo hevig toornt tegen wie zich aan zoo helsch vergrijp tegenover één der Zijnen, was hij ook de geringste van allen, schuldig maakt. Wat is er boosaardiger en gruwelijker, wat is er duivelscher dan het toe te leggen op het eeuwig verderf van een verloste des Heeren. En wat laat zich anders verwachten van de innige en heilige liefde onzes Heeren dan dat ze bij, de voorstelling alleen van zulk een bestaan, trilt van heilige verontwaardiging? 't Zou ons geen oogenblik mogen ergeren — dit woord nïi genomen in den onder ons gangbaren zin — zoo Jezus over wie zulk een gruwel bestond en zóó tot een handlanger van den menschenmoorder maakte, het vonnis had uitgesproken, dat hem een molensteen aan zijn hals gebonden en hij in de diepte' der zee geworpen moest worden.

Doch dat is de strekking van Jezus' zeggen niet. Wèl laat de opzettelijke keus de uitdrukkingen doorschemeren, dat hij niets beters dan dat verdiende; en zelfs kondigt Jezus' woord hom nog oneindig zwaarder straff en aan — maar geen oogenblik was het Jezus' bedoeling, dat zulk een metterdaad in zee geworpen on verdronken

behoorde te worden. Wat Hij zegt is dit: dat het voor oen die zich aan zulk een misdaad schuldig maakte, nutter, beter, gelijk Marcus schrijft, d.w.z. minder erg zou geweest zijn, zoo hij, eer hij tot ziilk een vergrijp aan één d e r g e n e n die in Christus g e 1 o o v e n, kwam, ware het ook op de meest gewelddadige wijze, uit het leven ware weggenomen. Zoo toch zou hem althans die misdaad bespaard zijn geworden.

Als de inzendster zich zóó het woord van Jezus laat toespreken, zaJ zij, er, in plaats van overdreven gestrengheid, deernis in beluisteren.

Eu wat nu betreft haar indruk, dat dit woord zich kwalijk rijmen laat met Gods voorbeschikking, en waarbij inzendster blijkbaar de juiste bedoeling van .lezus' woord een oogenblik voor den geest zweefde —• die indruk kan alleen ontstaan, doordat ze hoenlas over het persoonlijk voornaamwoordje „hem". Jezus zegt n.l. niet, dat het in 't algemeen beter geweest ware, zoo liij, eer hij tot zijn zonde kwam, uit het leven ware weggenomen, maar dat het voor homzelven beter ware geweest.

De vraagster zal, als, naar ik vertrouw, haar bezwaren hiermee weggenomen zijn, ontdekken van hoe groot belang het is de Schrift nauwkeurig te lezen, en Schrift met Schrift te vergelijken. D'oor dat te doen, zullen we niet zoo spoedig in verzoeking komen, niet alleen wat den vorm, maar ook wat den inhoud van Jezus' woorden betreft, aan accommodatie te denken.

Laat me de inzendster ten slotte nog den ernstigen raad mogen geven, bij 't lezen van de H. Schrift, toch niet de Leidsche Vertaling te gebruiken, die ik vermoed, dat ze bij haar aanhalingen voor zich had. De laatste nummers van „De Reformatie" kunnen haar zeggen, waarom niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Christus’ vloek over wie den zijnen ergernis geeft.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's