GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het tranpen-Debed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het tranpen-Debed.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een broeder Ouderling in een onzer gereformeerde kerken, deed me in een schrijvear, dat ik, was het daarvoo-r niet te lang, om zijn hoogst sympatlüeken toon en inhoud, graag in zijn geheel •hier zou opnemen, een vraag over wat ik, al klinkt die naam niet bepaald eerbiedig en welluidend, kortheidshalve en in aajiskiiting aan het geldende spraakgebruik, maar het „trappengebed" zal noemen.

il'n lezers begrijpen waarover het daai'bij gaat.

Het geldt het korte .gebed, dat de Dienaren des Woords onder ons gewoon zijn te doen, eer ze in de samenkomsten der Gemeente, den kansel of het podium beklimmen.

Onze broeder schrijft, dat het den laatsten tjjd voorkwam, dat een Candidaat-tot den Heiligen Dienst, in de kerk, waar hij ouderling is, den preek-' stoel opging, zonder vooraf dat korte gebed te doen; en dat dit vele leden der Gemeentei ontstemdia.

Uit airdere kerken hoorde hij, dat het p'Ok daar gebeurde, en met hetzelfde gevolg.

Hem-zelf hindert deze wijze van doen minder, al schijnt ze hem niet aanbevelenswaardig.

Vooral wanneer een Candidaat. gelijk een met wien hij de zaak rustig en vriendelijk besprak, A'erzekert, dat hij dit korte gebed nalaat, wijl hij het, na in zijn morgengebed de hulp des Heeren voor zijn arbeid gevraagd te hebben, een misbruik van 't gebed, en een zonde tegen het derde gebod acht, is hij van ooixieel, dat men doen of 'laten hier aan ieders persoonlijk inzicht overlaten kan.

Alleen doet het hem leed, dat door het nalaten ervatr aanstoot gegeven wordt.

Hij vreest er daarom geestelijke schade van, en voelde zich om die reden gedrongen er ons oordeel over te vragen.

Ik geef dat gaarne; vooral omdat die zaak van het „trappengebed", naar uit het schrijven jan dezen broeder blijkt, in meerdere kerkei^'oinder de aandacht is.

En dan begin ik met me aanstonds te plaatsen op het milde standp: unt van m'n briefschrijver.

Christelijke liefde en bescheidenheid eischeai —de Apostel .Paulus leerde het ons in menig vermaan eir in eigen voorbeeld — dat we in middelmatige dingen, waaromtrent het Woord ons geenerlei voorschrijft, elkanders persoonlijke' vrijheid, zoolang ze niet in strijd komt met den gerechten eisch der gemeenschap, ten volle eerbiedigen.

En dit klemt te meer in gevallen, waarin iemand verklaart, om der conscieaitie wil, af te wijken \'an oen gebruikelijke wijze van doen.

Over eikaars consciontie mogen we nooit willen heerschen. ' • ' ' . ;

De conscientic binden kan alleen Itet Woord onzes. Gods.

Het volgen van dezen Schriftuurlijlcen regel maken we ons-zelven doorgaans moeilijk, door als er iemand anders doef dan wij-zelven doien otf dan de gewoonte meebrengt, aanstonds aan verkeerde beweegredenen te denken.

Zoo zal men zich ergeren aan het nalaten van het , , trappengebed", als men er aanstonds achter zoekt gemis aan afhankelijkheids-gevoel, aa, nmatiging of .de zucht om door een nieuwigheid de aandacht te trekken.

Maar daarmee zoniligt men dan tegen de liefde en miatigt men zich cetr ooTdeel aan over dingen die we niet keniren.

Aan zulke booze vermoedens mag men geen plaals geven, veel minder er zich door laten leiden in zijn oordeel.

Bij ervaring weet ik, dat geheel airdere dan ziüke onheilige motieven zich tegen het koTte gebed aan den voet van den kansel of ook op den preek'stoel, kunnen verzetten.

Ook mij scheen het toen, na het onmiddellijk voorafgegaan gebed in de kerkeraadskamer, waarbij de hulp des Heeren voor me werd afgesmeekt, een ijdele vorm, en daarom in strijd met de heiligheid van 't gebed.

Daarbij kwam, dat ik me dikwijls onder het bidden afgeleid voelde door het eerste gezang der Gemeente, waaroirder we gewoon zijn „op, te komen", en dat het voO'r m'n besef iets ostentatiefs had.

Daarom zij men voorzichtig in zijn oordeel, en late men zich niet te spoedig ergeren dOiOT wa, t men aanstonds billijken of in elli geval graag dragen zou, zoo men de motieven ervan kende.

Dit alles beteekent evenwel niet, dat ik het doen van Gandidaten, waarover m'n OiOrdeiel gevra, agd wordt, toejuich.

'Verzet iemands conscientie zich tegen het korte gebed vóór het beklimmen van den kansel, dan moet hij het nalaten; evenwel niet zonder de zaak met den kerkeraad besproken te hebben. "

Maar het schijnt me toe-, dat zijn conscientiebezwaar dan toch gevolg is van gebrek aan juiste onderscheiding. '

Daar heeft het ook mij een tijdlang aan gehaperd.

Het is niet juist te meeneii, dat het, als men aan 't begin van den dag de hulpe Gods Ireeft afgebeden voor wat men dien dag te doen zal hebben, misljruik van het gebed zou . zijn, bij een of ander bizonder deel van ons werk, of op^ het oogenblik-zelf, waarop men zijn arbeid zal aanvangen, nogmaals zijn ziel op te heffen to't God ora het. licht en de kracht, die we behoeven.

Allen bidden we eiken morgen.

We doen het vooa-héél den dag.

En toch leggen we "de handen weer samen voor eiken maaltijd, en danken we eer we opstaan van tafel. • . • ' • ' • • ' :

Voor wie ia afhankelijkheid van zijn God leeft, zal het wel niets ongewoons zijn, dat hij, treedt hij op een of anderen ernstigen arbeid toe, zicli door 't gebed zoekt te sterken in zijn God.

En welke taak is er meer geschikt om ons als van-zelf oog en hart tot onzen God te doen opheffen, dan die van het vooi'gaan in den dienst der gebeden en van de prediking van het heilige Woord! , ; . , . ; ; • , , . :

Wie anders dan in biddende stemmhig de samenkomst der Gemeente Gods binnentreedt en op den kansel afgaat, weegt niet den gang zijns voets. VLn waar een biddende zielestemming is, daar is het korte gebed aan den voet van den kansel stellig geen ijdele vorm.

Als persoonlijk gebed is er ook zeer wel plaats voor tusschen het gebed in de kerkeraadskamer, dat altoos meer het karakter van vO'Orbede heeft, en het gebed vóór de prediking, d!at het g e m 6 e n s c h.a p p e 1 ij k gebed der gemeente is.

En het gevaar voor afleiding door het gezang der gemeente komt men, bij het toenemen van do zelfljeheersching en bij verdieping van het besef der taak die wacht, allengs wel te boven. •.

Maar — ik heb geen liturgische verhandeling to schrijven over de waarde van het koïte gebed aan den voet van den kansel.

De vraag, die ik te beanlwooxden had, loopt meer over de gewoonte van, sommige Candidaten om liet na te laten.

Wat dat nu betreft — voo> rzOiOver die gewoonte niet opkomt uit gemoedelijke bezwaren, zooals er door één werden aangevoerd, en óók niet — wat op zichzelf zeer denkbaar ware — uit overmaat van bescheidenheid, die vreest de alhires van een in zijn ambt optredend Dienaar des Y\^oo-rds aan te nemen, maar uit een soort reformatorischen ijver om op zij te zetten, wat men overtallig of min-juist vindt, kan ik niet anders dan haar ernstig afkeuren.

Zo zou dan een gebrek aan reverentie voor do kerkelijke zede verraden, dat, helaas, bij jonge raenschen niet ongewoon is, doch dat met dat al tóch een gebrek blijft.

Ze zou dan openbaring zijn van de neiging om voor zijn persoonlijke opvatting meer ruimte Ie eischen dan zich verdraagt met de achting voor de gemeente des Heeren en met d'e liefde tot haar stichting, die toch wel allereerst dienen aanwezig te zijn bij wie er staat naar het heilig ambt van den Dienst des Woords.

Men zou daarbij óók vergeten, dat jonge menschen, die nog buiten het ambt staan, niet de aange-, wezen personen zijn^om in kerkelijke gebruiken „reformeerend" op te treden, maar dat dit waarlijk tee-

dere werk slechts veilig is in de handen der kerken zelve.

Doch ik wil niet denke; n, dat er dergelijke o-a-]»ezonnen ijver schuilt achter het verschijnsel waarop br. D. de aandacht vestigde.

En misschien is dit vestigeai van de aandacht erop reeds voldoende om te voorkomen, dat het verder aaaistoot geve.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het tranpen-Debed.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's