GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van Pennings werk.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Slot.)

VII. D'e vorm der stof bewerking.

Als het derde element van de beteekenis der Penning-boeken noemde ik, naast stofkeuze en stofbewerking, den vorm, waarin deze bewerking geschiedt. Ten besluite van deze artikelenserie daarover nog een enkele opmerking.

Uiteraard is er nauwe samenhang tusschen wa, t in het vorige artikel behandeld werd en wat nu aan de orde is. De methode van bewerking immers beslist over den vorm, althans inzooverre, dat uit de wijze van voorstellen vanzelf voortvloeit een bepaald karakter van den vorm. We sluiten dus in dit artikel .ons aan bij de hoofdlijnen van het vcrige.

Penning heeft in het bijzonder zin voor activiteit; de handeling trekt hem in 't historisch gebeuren vooT alles aan, zoo zagen we. Dat nu brengt mee: activiteit ook in den vorm: niet de verleden tijden der werkwoordsformaties gebruikt hij, maar de tegenwoordige tijden, die voor de plastische uitbeelding de geschikte zijn; hij werkt met korte zinnen zonder werkwoord, met uitroepen en vraagteekens. Een boek van Penning begint zoo:

„Ben jij dat. Jan"? „Ja, vader Boessaart!" • „En dat in het holle van den nacht!" „Ik ben gevlucht". „Uit het Weeshuis? "

„Ja — .morgen is het te laat van Gorkum"). " („Het Beleg

Dat is de karakteristiek van Pennings vorm.

Hier is niet slechts aotie, hier blijkt ook Pennings gaarne gevolgde gewoonte in den gesprektoon te schrijven, die vanzelf den gesprek vorm insluit. Spreektaalwendingen, uitdrukkingen uit den dagelijkscheu omgang, typische zegswijzen e.d. zijn veelvuldig in zijn boeken. Zelfs was Penning sterk in het kleuren met zulke effecten: de Schrijver Penning was immers de verteller Penning, die nauwkeurig de registreering van zijn veelgebruikt instrument kende. Een voorbeeld kan hier weer ter illustratie dienen (uit hetzelfde boek „Het Beleg van Gorkum").

Een Gorkumsche jongen is in Pruisischen dienst getreden als huzaar en komt nu (1813) met de troep bij een boer, dien hij van vroeger jaren kent, maar die hem natuurlijk niet herkent. Nu schrijft Penning niet: Willem Woude reed het erf van boer Peters op en deze was ten hoogste verbaasd, dat een Pruisisch huzaar hem bij den naam noemde Neen, dat gaat bij Penning zoo:

„Baas Peters — hoe gaat het?

„De boer is de kluts geheel kwijt; hij krabt zich achter de ooren; hij weet niet hoe hij het heeft" (tegenwoordige tijd: drie sterk-sprekende uitdrukkingen vóór een begrip).

„Is hier tooverij in 't spel? Ben ik nou gek of ben jij het? " (gangbare zegwijze, die bij zoo'n situatie dagelijks gehoord wordt).

„Ik hoop geen van beiden", zegt Willem Woude. ('t vanzelfsprekende antwoord, dat in den omgang bij die uitdrukking behoort).

De lezer is bij zoo'n tooneeltje toieschouwe'r: hij ziet den boer in z'n verwondering en den ander in z'n plezier, dat de boer hem niet herkent.

Zoozeer overheerscM deze neiging tot plastiek, dat meer dan eens de critiek VOOT overdrijving waarschuwde. In verschillende boekbesprekingen vond ik daarvan de sporen, met citatie van uitdrukkingen als: „de bezetting heeft hem om", hardgaat-ie", „daar gaat-ie weer voor niks", „een salamander van een kat", „een sei-pent van een wijf", „zoo'n kaalhals", „voor den deksel", „wat een aap", „wat 'n uilskuiken" e.d.

Naast deze eigenschap staat dan, merkwaardig in haar tegenstelling, de afwisseling in toon, als Penning plechtige momenten beschrijft of over ernstige dingen handelt. Dan vinden we gesprekken, die even onnatuurlijk zijn in hun vorm, als de eerste gewoon zijn. Als moeder Woude, na lange jaren van scheiden, haar zoon terugziet, zegt zij:

„O, mijn kind — welk een tocht hebt gij gemaakt — ik heb u als uit den dood weder ontvangen."

En de zoon antwoordt: „Uwei gebeden hebben mij uit den ruischenden afgrond' gered, moederke".

Een dergelijk gesprek toont in zijn vorm niets van de emotie, die de woorden willen vertolken en is daarom geheel onnatuurlijk.

Maar, literaire critiek moge dan zulke tegenstellingen constateeren, de lezers hebben er zich nooit aan gestooten. Zij aanvaardden het eene zoowel als het andere, omdat ze door beide werden geboeid.

Ook de rijke fantasie van den Auteur zette een stempel op den vorm. Vooral in beschrijvende gedeelten kwam die tot uiting, opi een manier, die u uit honderd andere zinnen die van Penning doet herkennen. Over de Gorkummers, tijdens het bombardement der stad in een gewelf onder den wal samengescholen, vertelt hij dit, in inhoud en vorm even karakteristiek Penning:

„Uit de diepste schaduw rijst een stem op-en "Willem Woude herkent die stem. En een tweede stem paart zich aan die> eerste en hij herkent ook die tweede stem, want de eerste stem is Vader Boessaarts stem en de tweede stem is moeder AVonde's stem. En andere stemmen vallen in: bevend en ontroerd, uit al de hoeken, uit de schaduwen des doods rijzen de stemmen op en die driehonderd ellendigen zingen. Zij zingen —! Een lied in den nacht —! Zij zingen allen... en uit dé ingewanden der aarde rijst het roerend smeekgebed omhoog ...."

ytylistisch is een zin als deze lang niet zonder bedenken (men lette op de matte frequentie van het woord „stem") maar het effect is volkomen. Elke lezer komt onder den indruk van wat daar in dien angstnacht gebeurt. Vooral ook in de natuurbeschrijvingen, die Penning zoo gaarne geeft, vinden we van die vormeigenaardigheden, die we „Penning cliché's" zouden kunhen noemen: „door de takken ruischte het hed der eeuwen", „door de iepen langs den weg fluisterde de wind het lied der eeuwigheid", „over de landen breidde zich uit de stille heerlijkheid van den avond", „de dorre takken van de iepenboomen fluisteren... „wees welkom", „de zon heft haar lied van vreugde aan en de dorre takken der iepen antwoorden" Heel merkwaardig is in dit opzicht de sterke gehechtheid van den Auteur aan het beeld van den boom, die spreekt, fluistert, antwoordt enz. Men vindt dat in ieder boek meermalen.

En dan heeft ook de volksromantiek haar vormeffecten. Als '(jorkum is bevrijd zingen de menschen een psalm, en „dit psalmlied is als het licht, dat onweerstaanbaar is, het psalmlied breidt zich uit: als op vleugelen; het stijgt opwaarts, als een dankoffer, om God groot te maken, en het is de dag des Heeren". Zoo'n slot (wat uit alles spreekt, dat de passage het besluit is van een hoofdstuk) „pakt", de lezers voelen de ontspanning, die zich uit in een dariklied en ze komen onder den indruk van de grootschheid van het oogenblik.

Een zelfde effect weet de Schrijver te bereiken met een fragment als het volgende: Koos Malan, de kloeke strijder uit Jan Kordaat", komt na den nacht der overrompeling van Mozelekatse's residentie, bij zijn bruid, Truia, als de dag doorbreekt:

„De hemel geleek een groote lichtzee, , die zich uitbreidde boven het Boerenlager; hij fonkelde van purper en goud. De .wind ging liggen; de accaciaboom wierp stille, gekanteelde schaduwen op< de frissche grastapijten. Truia had haar mooiste kapje op; het was hagelblahk; de rozen schitterden er op'. En om haar lials hing het snoer van bloedkoralen.

„Je ziet er uit als een bruid!" zeide Koos met zoet welbehagen; „o, mijn schat, wat heb ik naar zon verlangd!"

Een vogel floot boven hun hoofden: hij zong het lied der liefde. De kreet van een korhaan werd gehoord, tiisschen het wilgengeboomte blonk het water der rivier als een zilveren spiegel".

Als men een passage zou zoeken, die al de vormeffecten van Pennings stijl bevat, zou men hier een uitstekend voorbeeld vinden. Want hier hebben we, in samenvatting, alles wat den vo^rm van Pennings boeken typeert.

Ik geloof niet, dat het noodig is, meer aan deze opmerkingen toe te voegen. Men zou kunnen voortgaan met citeeren en telkens op de Penning-effecten kumien wijzen, maar het bovenstaande geeft meen ik, voldoende inzicht in wat het eigenaardige is van dien vorm. Zeker, is, dat ook de vorm van Pennings verhalen, zoo geheel aansluitend weer bij de psychische gesteldheid van den doorsnee lezer, een der elementen is, die de beteekenis vormen van die boeken als christelijke volkslectuur.

Hiermee ben ik gekomen aati het eind van mijn artikelenseriën over het leven en den arbeid van dezen uitnemenden volksschrijver. Wat ik bedoeld heb was, onze lezers den Schrijver, die bij velen zoo groote en zoO' welverdiende plaats iimeemt in hart en huis, nader te doen kennen, in zijn persoonlijkheid, zijn eigenschappen, zijn werk, zijn beteekenis. Naast de vele, alleszins verdienstelijke, persbeschouwingen, gelegenheidsartikelen, „In Memoriam"-schetsen e.d., die, alle te zamen genomen, een treffelijke teekening geven van de Penningfiguur, bestond niet een samenvatting, die als een geheel, alle factoren vereenigt; ik heb die althans niet kunnen vinden. En toch vordert de plicht der. dankbaarheid, dat we van Penning, die zoo veel voor ons christelijke volksdeel heeft gedaan en beteekent, een zoodanig beeld ons kunnen vormen. Daarom heb ik getracht in die leemte te voorzien. Ik had daartoe veel ruimte noodig en heb veel gevraagd van de belangstelling der lezers. JMaar over een leven van zooveel arbeid, en een schriftelijke nalatenschap van zoo grooten omvang en veelvormige beteekenis, kon niet in beknopter vorm worden geha-ndeld, wilde ik het gestelde doel bereiken. Bovendien waren de correspondenties, die ik telkens ontving, evenzoovele aanmoedigingen om op den ingeslagen weg voort te gaan.

Penning, onze Penning, wiens leven en arbeid , , een lichtend spoor" is geweest voor velen, die voor tal van jongeren een leidsman is geweest en ons christelijk volksdeel zoozeer aan zich heeft verplicht, die getuigd heeft van het geloof in Christus, als de eenige kracht in leven en sterven, zoolang het dag voor hem was. Penning verdiende de aandacht, idie we voor hem hebben gevraagd. Wel waarlijk is ook hij geweest een van die voorgangeren, die we hebben te gedenken, die, spreken, lang nadat ze gestorven zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's