GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN GEZAG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN GEZAG.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

In ons laatste artikel willen we nog de kwestie onder het oog zien, of in onzen tijd niet meer dan . ooit de eiscli mo-et worden gesteld, dat men met alle mogelijke middelen het gezag handhave.

We kunnen wel heel braaf allerlei klaagtonen aanheffen. We kunnen wel héél degelijk en deugdelijk zuchten Oiver het tucliteloioze van onzen tijd, maar de vraag mag gesteld, oif we geen andere taak hebben.

Want wat kunnen we dikwijls merken? Dat de nienschen, die zoo vol van klachten zijn over het vei'broken gezag en over den verloren invloed van macht en aanzien, oofe zelve in eigen gezin dat gezag niet wisten te handhaven.

Er. zijn er, , die den mond' vol hebben van onze slechte scholen, van gebrek aan tucht op-de Universiteiten zelfs, en die zelve hun kinderen allerminst hielden onder de tucht; terwijl toch immers de tucht' in huis eene der grondzuilen is, waarop alle tucht is gebouwd.

ilen vergete nimmer, dat men heel goedkoop kan praten ovex hen, die over de kinderen, de jonge menschen, of ze dan scholier of student zijn, zoo slecht de tucht handhaven, niaar dat in ai dergelijke gevallen, waarin, van een gebrek aan tucht wordt gesproken, eerst eens moet worden nagegaan, of het gezin, waaruit de betrokkene komt, wel een gezin is, waarin de tucht op de rechte wijze werd geoefend.

D-es te meer moet het gezin zichzelf wachten voor de verbreking van den band van de tucht, wijl in onzen tijd de samenleving vol is van de gevaren der tuchteloosheid.

De autoriteit van hetgeen geen gezag heeft in zichzelve is zoo^ heel erg groot. Zooals in elke samenleving, die het beeld vertoont van een oude cultuur, zoo is het ook in de onze: niet naar innerlijke waarde, maar naar uiterlijke houding gaat men zoo spoedig oordeelen.

-Maar het is niet alleen de uiterlijke die eerbied schijnt af te dwingen. Daar is een andere factor. houding,

Het is heel moeilijk voor een samenleving, het juiste midden te bewaren tusschen dé waardeering voor het gemeenschappelijke (sociale) en het individueele.

A'a ligt, of hever: lag er sinds lang in onze samenleving de sterke tendenz naar het algemeene, het sociale, het uniforme meteen. Dat is geen synoniem feitelijk. Maar men is dwaas genoeg geweest, het synoniem te maken.

Sociaal leven beteekende voor groote groepen van onze medemenschen dit, dat men de dingen deed naar een bepaald model. Wie werkelijk sociaal wilde voelen, had niet het recht, eigen gaven en krachten op zijn wijze in dienst te stellen van liet algemeen, neen, — het moest op een wijze, zooals een bond of een vereeniging had voorgeschreven. Het leven werd gereglementeerd. Niet alsof nu dit enkel in de kringen van , , arbeiders" bet geval zou zijn. Neen, oofc het gróóte leven, en het wereldje, waarin slechts enkelen onzer medemenschen zich bewegen, werd aangetast dooade kwaal, die de persoonlijkheid doodde. Trust en kartels lieten betrekkelijk weinig van persoonlijke vrijheid, van het typische en eigene in den mensch wer. Al meer werd de mensch van onzen tijd het „kuddedier".

Daartegen nu kwam een eigeiiaaxdig verzet.

Hen riep weer om de rechten van den individu. En ons maatschappelijk leven, dat vooiral in de steden is ingesteld op het „kudde-dier" zijn van den enkeling, bracht mede, dat op* ander erf de mensch des te meer zichzelf wilde uitleven. Men gaat roepen om de rechten van het gemoed. Op zichzelf kostelijk. En tot op zekere iioogte zeer te waardeeren.

Maar betreurenswaardig is het nu, dat ook zij, die nu deze rechten van den enkeling naar voTen brengen, en die zeggen voo'r het goed recht van de persoonlijkheid op te komen, weer zeer eenzijdig zijn. Ibsens figuren en Hauptmanns helden zijn in wezen de menschen zonder stuur.' Zij zijn groot, maar kunnen ook niet vinden hun evenwicht, zij vinden niet hun taak jegens de samenleving, eu daarom gaan ze feitelijk--als eenlingen onder.

Harmonische figuren zijn het dan oiofe niet, die het allersterkst tegen den invloed van onze , , , verintellectualiseerde en versocialiseerde" samenleving ten velde trekken. Zij zijn op hun beurt de menschen, die vergeten, dat oofc het verstand en ook de wil van den mensch rechten heeft; zij, op-hun beurt vergeten, dat zij oofe aan de samenleving verplichtingen hebben, evenzeer als de samenleving dit hee^ft aan hen.

Zij evenwel houden datgene, wat ze openbaren, voor een goied recht van hun individualiteit. Toch ten onrechte. Want wat ze doen is geen individualiteit dienen, maar het is het naar voren brengen van het s u b j e c t i é v e; en met den naam van indivi'dualisme iriag hun doeai eigenlijk niet worden bestempeld, daar iri het begrip-individu toch steeds zit de gedachte aan de samenleving met welke elk individu zoo-nauw is vergrceid. Veeleer spreke men van subjectivisme, omdat men met het o-bjectieve en buiten het individu staande niet wil rekenen.

Dit subjectivisme nu, goeddeels reactie tegen een onnatuurlijk gesocialiseerd leven, wo-rdt uitgeleefd juist op het terrein van het godsdienstige en het zedelijke. Dat is wel te begrijpen. Immers op-gewoon maatschappelijk - erf is zulk doen niet wel mogelijk. Het bezorgt den subjectivist geen gering nadeel, wanneer hij 'zich daar niet schikt naar den gang van het werk, en wanneer hij niet meeloopt in den tredmolen van het alledaagsch leven.

Meermalen komt het dan ook voor, dat menschen, vooral jonge menschen, die op-hun kantoor of hun jverkplaats alleszins bruikbare typen zijn, eu die uitnemend hun best doen, op' het terrein van het - zedelijke en het religieuse zich allerlei vrijheden veroo-rloven, en zich allerlei persoonlijke „verlofjes" toeëigenen.

Door de ontkenning evenwel van het sociale element in zedelijkheid en religie, komt allereerst de kerk en de algemeeiie (vaderlijke) zede in het gedrang. Het is gemakkelijker om de tuchtelooze zelfhandhaving te wagen tegen de kerk en tegen de traditioneele levensho'uding, dan tegen datgene; wat de boterham moet brengen. Het is wel droevig, maar het is nu eenmaal ZOOL

Niet • alleen dus is er het gevaar voor onzen tijd, dat de menschen afgaan op-uiterlijk vertoo-n, maar er is oofe het zeker niet minder groote gevaar, dat het gezag, dat zich steeds op een of andere wijze min of meer sociaal uit, juist om zijn sociaal karakter woirdt genegeerd. De rechten van den individu worden dan beleefd in grenzeloos subjectivisme.

Daar is nog een andere factor, op welken we de aandacht moeten vestigen.

Als reactie tegen een zeer strenge op-V o e d i n g, wilt ge, de opvoeding met d© plak, kwam er een neiging naar het meer milde en meer v r ij e. We doen niemand te kort, wanneer we zeggen, dat b.v. Jan Ligthart zijn sporen juist op dit .terrein heeft verdiend. Deze geest van „vrije tucht", van „vrije orde" enz. dringt al meer door. De idee, die er achter dit verschijnsel ligt, 'is niet kwaad. Maar er zijn twee dingen sterk te bejammeren. In de eerste plaats, dat elk nieuw verschijnsel het type van „het doorslaan" vertoont in zijn eersten tijd. Zoo ook-hier. De menschen kunnen klaarblijkelijk niet het even­ wicht bewaren tusschen tucht en vrijheid. En in de tweede plaats valt deze beweging - juist samen met die andere van het subjectivisme.

En het funeste daarbij is, dat de school zich niet steeds heeft afgevraagd, of men oofe onder bepaalde omstandigheden een maaitschappelijk kwaad, kon doen, door zoo maar, in een P'aar jaar feitelijk, een geheel nieuwe wijze van tuchtoefening te willen doorvoeren. W.ant wat is nu het geval? Dat er meestentijds geen harmoaiie noch overeenkomst bestaat tusschen de wijze, waarop thuis de tucht over de kinderen wordt gehandhaafd, en de wijze, waarop men op school z-ulks poogt te doe'ji. Hier vrijheid en jovialiteit. Ginds maar al te vaak de strenge eisch tot gehoiorzaa-mheid en de onverbiddelijke gelding van vaders woord. Dat maakt, dat er een zekere, mina-chting kan komen voor de houding thuis. Men vindt als kind — zijne majesteit! — dan aldra, dat „ze thuis nog ZOO' vreeselijk ouderwetsch zijn", dat daar „ook niks mag". En - ieder lezer kan het verder invullen. Het erge gevolg is dan, dat hier dan het gevaar bestaat, dat men ook voor de beginselen van vader en moeder wat minder respect krijgt. Voeg daarbij hetgeen we zeiden omtrent het type van 'dezen tijd, en ge verstaat, dat het zoO' heel goed mogelijk is, dat met vijftien a zestien jaar thuis vader den kost verdient, moeder het werk doet, en het kind alles te zeggen heeft.

Nu zijn sommige Oiuders op ergerlijke wijze hieraan zelf schuldig. Doior de fouten te maken, die wc in vorige artikelen mogelijk stelden, maar ook doordien ze zelve onder de bekoring schijnen te zijn, van de hoogheid van hun eigen spruit.

Heel veel ouders schijnen maar niet te willen gelooven, dat die oude Nederlanders nog zoo dwaas niet waren, toen ze uitspraken: , , elk meent zijn uil een valk te zijn".

Ouders jnoeten verstaan, dat zij steeds in alle opzichten de meerdere zijn van hun kind.

In alle opzichten!

„Maar", zoo hoor ik zeggen, „als je kinderen dan veel meer weten, dan jezelf weet? Als ze dan zoo ijselijk geleerd worden? "

Wel, do christelijke opvoieding moet vgii meet af aan ter wille van haar eigen bestaan, ter wille van het GEZAG, d i t den kinderen geven te verstaan, dat men niet iets beteefeent door hetgeen men w e e t, maar dat men (door genade) alleen iets beteekent door hetgeen men i s.

En dat, niet om er trotsch opr te zijn — want het is genade — maar om er God mee te dienen.

Nimmer hebben ouders dan oofe een soort houding van „onderdanige dienaar" tegenover him kinderen aan te nemen. Nimmer hebben ze te zeggen: „ja, maar ons kind weet al zooveel", of: „hij zit ai in de vijfde klas H. B. S.", of iets dergelijks. Als ik anders niet van uw kind weet, vader en moeder, dan kan het nog best zijn, dat hij — ik spreek op menschelijke wijze — het grootste prulletje is, dat er rondloopt.

Wat Uw kind ook is — gij blijft En uw kind blijft kin-d. ouders.

Dat nu dit gezag, dat de opvoeder over het kind heieft te oefenen, niet mag en niet moet worden uitgeleefd 'op ruwe, onwijze manier — daarover spraken we reeds eerder. De opvoeder heeft rekening te houden met de heiligheid van zijn werk, en hij heeft met alle wijsheid, die God hem gaf, op de beste wijze zijn taak te vervullen. In heel zijn leven moet dan oofe het kind zien, dat hij in alle groote dingen de meerdere i s. De meerdere in ervaring, de meerdere in wijsheid, de meerdere in kracht des geestes; oofe: de meerdere in liefde — en bovenal: de meerdere in geloof en heiligmaking. Weer niet om het kind met zijn minderheid „klein" te malcen — dat zou de Parizeer doen — maar om het kind op die , wijze to geven steun en kracht en leiding. Een baken moet de opvoeder zijn voor het kind^ Ook tegelijk een houvast. Evenzeer een vriend. En onder , dat alles moet vader toch blijven een vorst en moeder

eea vorstin, yiaar dan een voxst en een vorstin, die het kind het allerliefst heel dicht bij zich heeft, en die het het allermeeste liefheeft van alle menschen, zoolang het kind is — tot de dag, waarop de andere in het leven komt.

AVe klagen heel veel over het ontbreken van het gezag in onzen tijd.

Och, we hebben gelijk. Klagers hel)hen immers altijd gelijk.

.Maar nimmer zal het beter worden, nimmer zal onze arme wereld geholpen worden, wanneer niet de verandering, de reformatie, in het gezin begint.

Als het gezin niet gered wordt, kunnen we met al onze actie wei ophouden.

Want, zeker, ons volk heeft noodig het georganiseerde leven. Het heeft noiodig allerlei vereeniging en allerlei organisatie.

Maar wanneer niet het gezin oefent de tucht, wanneei-niet in het gezin wordt gehandhaafd het gezag, ook HET GEZAG, dan kunneai we we] doorgaan met onze actie, maar dan sterft ons christelijke leven. Het zal stengen heel spoedig. In enkele geslachten. En de weinige getrouwen zullen zijn de aanklagers én de vervolgden dezer wereld, tegelijk.

Mijn lezers — gij, ja gij moet ons land en ons volk redden.

Gij. In uw gezin. Met uw kinderen. Als V oe d e r s. oi)-

Om .der wille van het GEZAG van Hem, die alle dingen maakte om Zijns Zelts wille.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN GEZAG.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's