GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synofle-lndrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synofle-lndrukken.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

De Bijbelvertaling III (Slot)

Na drie argumenten tegen het voorstel-Leiden inzake een verbeterde bijbelvertaling besproken te hebben, willen we er nog een paar onder de oogen zien.

Een vierde argument dan luidde, dat ons Gereformeerde volk met alle zielevezelen gehecht is aan de Statenvertaling.

Zul keen argument maakt indruk.

Het is volkomen waar, dat opvolgende generaties van Gereformeerden hun troost hebben geput uit, hun leiding hebben ontvangen van onze Statenvertaling.

Het kan dan ook niet verwonderen, dat de Statenvertaling hun lief is geworden.

Maar zou ons Gereformeerde volk die vertaling meer liefhebben dan de Schrift zelf?

Er kunnen er zoo gevonden worden.

Doch de kern van ons Gereformeerde volk is daarvoor te godvruchtig.

Zij buigen VOOT het Woord des Heeren omdat het 's Heeren woord is. En zij kennen dat woord alleen uit een vertaling.

Zoodra hun echter blijkt, dat een vertaling op meerdere plaatsen onzuiver is, dan kunnen zij die plaatsen niet langer als 's Heeren woord aanvaarden.

En waar zij dan met den psalmist betuigen: „In God zal ik het woord prijzen, in den Heere zal ik het woord prijzen", daar moet, bij hen het verlangen rijzen om ook op die plaatsen het zuivere woord des Heeren te kennen.

Al zouden dan die plaatsen in de Statenvertahng nog zoo dierbaar klinken, de waarheid Gods gaat hen bovenal.

Een gebrekkige, den zin niet juist weergevende vertaling te verkiezen boven ©en juiste, omdat de eerste zoo oud en eerbiedwaardig is en het gemoed zoo lieflijk aandoet is (men moge er nog zoo over toornen, dat in dit verband zulk een krasse uitdrukking gebruikt wo^rdt) valsch konservatisme.

Het is eigenlijk nog erger.

Het is (wij schrijven dit alleen tot opscherplng der broederlijke liefde) het is-voor de teeders konscientie afgoderij.

Ook hier wenkt het beeld onzer trouwe vaderen.

Ock zij zagen zich geplaatst voor het geval, dat velen aan een bestaande vertaling als verJcleefd waren.

De invoering van de Statenvertaling heeft dan •ook heel wat voeten 'in de aarde gehad.

Toch meenden de Dordfsahe vaderen hiervoor niet te mogen wijken.

Zij vingen aan met een betere vertaling en zetten door.

^ Zij zagen niet angstvallig hen naar de oogen, die niet beter wisten.

Wie dit thans wel doen, hebben zich voor het vrome voorgeslacht te scliamen.

Hun houding ligt niet alleen niet in de lijn van I de Synode van Rotterdam in 1917, maar ook niet in die van de Synode van Dordrecht in'1618; 1619.

Ook wij beschouwen de Statenvertaling als een kostelijk erfgoed.

Wij willen haar niet slechts als curiosum uit het verleden bewaren, maar haar nog in het heden gebruiken.

Wij persoonlijk (we hebben dit reeds meermalen doen uitkomen) zijn dan ook voorstanders van een herziening .der Statenvertaling en niet van een geheel' nieuwe vertaling.

Onze Statenvertaling mag o.i. niet afgedankt, maar dient verbeterd.

Er blijve behouden, wat eenigszins naar 'den toets van den oorspronkelijken tekst behouden kan I worden.

M^aar wat er onjuist in is, moet worden verwijderd.

Mocht een ziel daaraan gehecht zijn, dan moet ze ervan worden losgesneden.

Want - dan zou zij zich gehecht hebben aan eens 1 menschen woord en niet aan Gods Wooi-d.

Dat mag de kerk des Heeren niet toelaten.

O, dat men het toch.leerde inzien: bij een verbeterde bijbelvertaling gaat het ten laatste hierom: doelde afgoden uit uw midden weg!

Wie zich op het standpunt stelt: ons'volk is zoo aan de Statenvertaling gehecht, zal dat argument telkens opnieuw kunnen aanvoeren.

Niet maar in 1927, maar ooik in 1957 en zijn kinderen of kindskinderen zullen er zich van kunnen bedienen in 2007, indien althans de wereld nog zoo lang staat.

Daarmee kan men altijd wel de verbetering pogen tegen te houden.

Zoolang ons Gereformeerde volk niet anders dan de Statenvertaling kent, zal het daaraan wel ge­

hecht blijven. Wij twijfelen er niet aan of dit argument is ernstig bedoeld.

Maar het mag niet ernstig genomen.

Het mag niet, om der waarheid, om 's Heeren Woords wil.

Over een vijfde argument zullên'we maar haastig

heenstappen. We willen erkennen, (wij schrijven hier immers indrukken? ), dat dit ons zeer heeft gedaan.

Het was van dezen inhoud: de drang naar een verbeterde bijbeivertaling komt voort uit e? n zeker intelleklualisme.

Volledigheidshalve zij hier vermeld, dat hij, die dit argument te berde bracht, eraan toevoegde: ik weet niet goed, hce ik het moet uitdrukken.

Hij bedoelde het wel wat anders.

Maar hij zei het zóó.

En waar wij naar de bedoeling . niet kunnen gissen, maar alleen op het verder uitgewerkte argument hebben af te gaan, daar kunnen wij niet anders verklaren, dan dat deze tegenstander van het voorstel-Leiden dit had moeten uitschakelen tot tijd en wijle hij de passende uitdrukking voor zijn iDedoeling had gevonden.

De drang naar een verbeterde bijbelvertaling inteliektualistisch?

De behoefte om eerbiedig te hooren niet naar wat menschen er te goeder trouw van gemaakt hebben, maar naar wat God werkelijk spreekt... intellektuahstisch?

De gehoorzaamheid aan de vermaning om te luisteren naar wat de Geest (en niet een geest) tot de gemeenten zegt... intellektualistisch?

Als schapen te willen letten op de stem van den Goeden Herder en op de Zijne alleen intellektualistisch ?

Neen, daar zit juist waarachtige mystiek in.

De mystiek, die al haar wortelen wil slaan in het wO'Ord.

Mystiek en woord zijn niet te scheiden.

Mystiek en woord zijn niet te scheiden. Maar zal de mystiek zuiver blijven, dan moet ze ook hebben het zuivere woord.

De bedoelde tegenstander van het voorstel-Leiden heeft onze grootste sympathie.

Dit mag ons echter niet beletten het uit te spreken, dat hij met dit argument tegenover de voorstanders veel, veel te ver is gegaan.

Hij heeft hen getroffen op een der gevoeligste plaatsen van hun geloofsleven.

En dat onverdiend.

Het argument, dat nog het meest klemmend kon heeten, kwam achteraan.

Dezelfde mannen, die vooir een verbeterde vertaling zouden hebben te zorgen, zijn nu bezig aan I den vóórarbeid. Haal hen van dit werk niet af.

Zij kunnen immers geen. twee dingen tegelijk doen? Zoo pleitte men.

Oppervlakkig valt hiervoor wel wat, te zeggen. Toch het was de vraag niet of deze mannen nu reeds een verbeterde veitaling wilden be^ zorgen, maar of zij onderzoeken wilden, of thans niet de tijd gekomen was om zulk een verbeterde vertaling op te stellen en zoo ja, of zij daarvoor regelen wilden formuleeren.

Voor' dat onderzoek was hun een tijd van minstens twee jaar gegund.

Daaronder behoefde heusch den verderen voorarbeid niet te lijden.

I Ook hebben wij vroeger reeds uiteengezet, hoe zelfs verbetering der bijbelvertaling en voltooiing • van den voorarbeid zonder veel tijdverlies kunnen, , samengaan.

Maar het opmerkelijkste is wel dit, dat de bedoelde mannen wel tijd hebbeu voor medewerking aan een eventueelen nafionalen bijbel, uitgaande-van: , ) het. Nederlandsche Bijbelgenootschap. '•-'••'..-tfS

Wij duiden hun de medewerking daaraan vol-' - strekt niet euvel.

leder van hen zij in zijn gemoed ten volle verzekerd.

51.aar dit mag toch zeker wel gekonstateerd, dat een zgn. nationale bijbel niet ligt in de lijn van 1917.

Het rapport van de Synode van Rotterdam sprak uit, - dat een vertaling „reeds ernstige bezwaren kan medebrengen, zo o dr a de., vervaardigers niet met b e s 1 is t h e i d d, e , inspiratie der Schrift be 1 ij den en in het algemeen, wanneer zulk een ver-. taling niet de k e r k e 1 ij k e keur heeft ontvangen". En op de pirincipiëele kwestie „of de herziening der Bijbelvertaling eene . zaak is t e IL a a n z i e n waaraan de geïnstitueerde Kerk eene roep.ing heeft te vervullen", wordt bevestigend geantwoord.

Onder dit rapport staan ook namen van exegeten van professie, de hoogleeraren F. W. Grosheide, A. Noordtzij en J. Ridderbos.

Volgens hen is het alzoo van tevoren reeds uitgemaakt, dat de zoogenaamde „nationale bijbel" ' ernstige bezwaren kan medebrengen.

W"ant het is van genoegzame bekendheid, dat niet allen, die aan dien „nationale(n) bijbel" medewerken, met beslistheid de inspiratie der Schrift belijden.

• Natuurlijk matigen, wij ons niet het monopolie, van „kijken" aan:

Maar wij VOOT ons hebben er dezen kijk op, dat deze „nationale bijbel" nooit de keur van onze kerken zal ontyangen en nog minder er bij ons Gereformeerde volk zal ingaan.

Daarom bejammeren we het — bij alle hoogachting van hen uit onzen kring, die daaraan meedoen — dat daaraan tijd en kracht versp.ild wordt.

Hoeveel beter konden beide — tijd en kracht — worden besteed .aan een eigen vertaling.

Daarom ook dit laatste argument, hoewel het relatief het sterkst is, is toch innerlijk zwak.

Het voGistel-Leiden vond ook warme verdedigers.

' De grijze professor Lindeboom beijverde zich met verschillende fouten in de Statenvertaling aan te toonen.

Professor Honig merkte zeer ter snede op, dat in Zuid-Afrika, waar de krachten nog minder talrijk zijn dan ten onzent, een vertaling in bewerking is, waarbij niet eenvoudig het Hollandsch wordt omgezet in het Afrikaansch, maar waaraan de oorspronkelijke tekst ten grondslag wordt gelegd.

Ook wij zeiden, wat we meenden te moeten zeggen.

Het heeft niet mogen baten.

Maakten dan de zes argumenten, boven ontleed, zooveel indruk?

Wij gelooven het niet.

.Het debat viel o.i. op een ongelukkig moment-. Op het gelaat der Synode toekende zich zekere moeheid af.

Men zag waarschijnlijk tegen den berg van arbeid op, die na de aanneming van het voiorstel-Leiden wel niet binnen de drie jaar, maar later, oprijzen zou.

Het voorstel van ouderling Van Beeck Calkoen leverde de proef op de som.

Het ging nog minder ver dan het voorstel-Leiden.

Het vroeg slechts, dat er Deputaten zouden worden benoemd, „die nagaan, welke resultateh. de arbeid ter voorbereiding der overzetting der Heilige Schrift en welke vrucht deze arbeid heeft A'oor de kerken". Hier werd dus nog minder verlangd dan ééii spijker met een kop.

Toch kon zelfs dit minimum geen genade vinden.

Zij, die de Synode niet hebben meegemaakt, kunnen voor zulk eén geestesgesteldheid geen ver; klaring vinden.

Men heeft mij gevraagd: maar waaróm hebt gij het bij éénmaal spreken gelaten, waarom hebt gij er niet op aangedrongen van repliek te niogen dienen, waarom hebt gij niet volgehouden?

Laat ik hierop mogen antwoorden: het aanvoelen van de moeheid, waarin de Synode op dat oogenblik verkeerde, deed mij dit als niet raadzaam voorkomen.

Toen de voorzitter voorstelde na de eerste ronde dadelijk tot stemmen over te gaan, werd dit van onderscheiden kanten, gretig aangegrepien.

• Men voelde het gevaar niet, dat achter de verwerping van het voorstel-Leiden school.

Was dit voorstel aan de orde gekomen na het debat over den „uitboiuw" der belijdenis, het ware waarschijnlijk een, geheel ander lot beschoren geweest.

Wat echter na de verwerping van het voorstel-

Leiden ons zoio goed deed, dat, hoewel dit met groote meerderheid van stemmen gesehiedde, verschillende Synode-leden ons verzekerden, dat zij _dit besluit diep betreurden.

Men kon het merken: het ging hun aan het hart.

Wij • voor ons verzekerden onmiddellijk, dat wij

met verdubbelde kracht ons zonden beijveren om onze Gereformeerde Kerken beter voor te lichten.

In deze drie artikelen hebben wij daartoe èen ernstige poging gedaan en wij mogen noch kunnen het daarbij laten.

Wij mogen het niet opgeven, tot onze kerken in dit opzicht klaar wakker zijn.

Reeds deden zich moedgevende verschijnselen voor.

Onze kerkelijke pers is volstrekt niet algemeen met dit J.ieshiit der Synode ingenomen.

Zelfs voorspelde de „Leidsche Kerkbode"^ dat de zaak over drie jaren weer aan de oirds zou komen.

Ds Konwenhoven schreef daarin:

Thans stonden er veirschillende belangrijlce lioofdschotels op den Synodalen disch, maar helaas de meeste zijn onaangesneden weer van tafel genomen.

Zelfs zijn niet eens voor alle gewichtige punten Deputaten benoemd.

Zoo bijv. over bet punt, dat de Leidscbe Karlceraad ter spri'.ake had gebracht: de vraag naar een. nieuwe of herziene bijbelvertaling. Dit was toch zelver niet een stokpaardjie van eenigo Leidscbe broieders, waarover de Synode de schouideirs kon ophalen. Maar het was doiOï mannen van naam, professoren, reeds jarenlang aan de oide gesteld, toegelicht en veriip(bgd.

Kostelijke voorbeireidende arbeid was er geschied, en gaat nog altijd voort. ledeir weet, dat de kennid van talen en geschiedenis sedert 1637, toen onze Statenvertahng verscheen, groiote stappen voorwaarts beeft gedaan. Maar de Synode kon niet besluiten, om zelfs maar Deputaten tot onderzoek te benoemen. De geleerden onder ons mogen alleian voortgaan met hun voorbereidend werk. Dat is wel teleurstellend.

Niet, omdat we het niet langer met onze oude Statenvertaling kunnen dpen. Zij is in vele opzichten voortreffelijk en munt in preciesbeid vati vertaling ujt b.v. boven de Dnitsche van Lutber, da Engelsobe, enz. Maar vooj; bet Woord Gods is bet beste nog nauwelijks goed genoeg. Dat Woord Gods is zulk een heerlijke en heilige Schepping en kunstwerk Gods, dat elk inlvtsnetje, dat een minder juiste vertaling er op aangebradit beeft, er met groofce zorgvuldigheid van moet worden verwijderd, zonder ook maar één krasje op het heilige kunstwerk 7elf aan te brengen. •

Men achtte er echter den tijd nag niet voor rijp, en zelfs zonder Deputatenbenoeming ging ons a, rme Leidscbe voorstel in de papiarmand.

i^ïiatuurlijk tot over drie jaar. Misschien acht dan de Synode van Arnhem, die D.V. in 1930 daagt, den tijd rijp genoeg.

Zulke taal geeft moed. Inderdaad, wij berijden hiermee niet een stok-. paardje.

Het is ons niet om de een of andere lievelingsgedachte te doen.

De nood is ons opgelegd.

Xiets minder dan het Woo-rd Gods is hier in het geding.

Op den Hervormingsdag zal men weer zingen:

Gods W o o r d h o u d t s t a n d i n e e u w i g h e i d. Het zal geen d, u i m b r e e d w ij k e n.

Zoo is het.

Het zal geen duimbreed wijken voor den geest dezer eeuw.

Maar het zal ook geen duimbreed wijken voor kerkelijk "konservatisme.

Het zal geen duimbreed wijken voor kerkelijke moeheid.

Het zal zijn loop hebben...., ook in de zuivering zijner vertalingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Synofle-lndrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's