GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie, geen reformatie.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze artikelen wordt besproken het reorganisatie-rapport, ingediend bij de Synode der Ned. Herv. Kerk.Zij hebben geen polemisch doel, maar dienen ter oriënteering van onze lezers.E n uit den naam van Commissie en Rapport, welke trouwens overeenkomt met de opdracht, èn uit het „Inleidend woord" blijkt, dat aan de zoo noodige Reformatie der Ned. Herv. Kerk niet gedacht wordt. Reorganisatie en Refoi-matie ver.schillen breed.De D'ordtsche Kerkenorde wenscht de Commissie zelfs niet als leiddraad. Wielke bezwaren ook tegen het reglement van 1816 worden ingebracht, niet dit, dat de autonomie der plaatselijke kerken werd opgeheven. De grondstraktuur oei van dit reorganisatieplan is het genootschap.De belijdenis is volgens dit rapport niet akkoord van kerkelijke gemeenschap, maar slechts gemeenschappelijk getuigenis van de Kerk. Do Commissie wil geen binding aan de geheele belijdenis, maar aan het centrum, aan „geest en hoofdzaak" van de belijdenis, mits ileze „geest en hoofdzaak" worde omschreven.Het stelt teleur, dat het ernstigste - bezwaar tegen het reglement van 1816 in het rapport zelfs niet wordt genoemd, n.l. dat het lijnrecht ingaat tegen Gods Woord. In deze voorgestelde reorganisatie werkt blijkbaar niet de drang om da Kerk in to j-.tLtcn orcrocnkomstig de instelling van Christus en de apostelen.De eerste reden tot organisatie wordt ontleend aan een fiktie.... de fiktie van de volkskerk.Als tweede reden wordt opgegeven, dat de tegenwoordige organisatie vele misstanden en misverstanden heeft veroorzaakt. Het is echter de vraag, of deze bij verwerkelijking van dit plan niet zoudan venneerderen.De derde reden is het meest opportunistisch. De huidige organisatie biedt geen ruimte om het groote-stads-probleem, enz. op te lossen. Kon daarvoor echter niet met een geringe wijziging volstaan? Verwondering baart het, dat men zich op ethische voormannen beroept, waar het gaat om de ontwikkeling van het klassieke Gereformeerde Kerkbegrip.Het centrum van de beljjdenis wordt gezocht in „de .Jjelijdenis van Jezus Christus, Gods oeniggeboren Zoon, onzen Heer". Zelfs de apostolische geloofsbelijdenis is dus als centrum nog te breed. Allerlei richtingen kunnen dan in de Herv. Kerk worden geduld. IVKsschien hoopt de commissie zóó ten minste de modernisten te kunnen weren. Maar ook daarmee kon zü wel eens bedrogen uitkomen.Het centrum van de beljjdenis wordt gezocht in „de .Jjelijdenis van Jezus Christus, Gods oeniggeboren Zoon, onzen Heer". Zelfs de apostolische geloofsbelijdenis is dus als centrum nog te breed. Allerlei richtingen kunnen dan in de Herv. Kerk worden geduld. IVKsschien hoopt de commissie zóó ten minste de modernisten te kunnen weren. Maar ook daarmee kon zü wel eens bedrogen uitkomen.

III.

In deze artikelen wordt besproken het reorganisatie-rapport, ingediend bij de Synode der Ned. Herv. Kerk.

Zij hebben geen polemisch doel, maar dienen ter oriënteering van onze lezers.

E n uit den naam van Commissie en Rapport, welke trouwens overeenkomt met de opdracht, èn uit het „Inleidend woord" blijkt, dat aan de zoo noodige Reformatie der Ned. Herv. Kerk niet gedacht wordt. Reorganisatie en Refoi-matie ver.schillen breed.

De D'ordtsche Kerkenorde wenscht de Commissie zelfs niet als leiddraad. Wielke bezwaren ook tegen het reglement van 1816 worden ingebracht, niet dit, dat de autonomie der plaatselijke kerken werd opgeheven. De grondstraktuur oei van dit reorganisatieplan is het genootschap.

De belijdenis is volgens dit rapport niet akkoord van kerkelijke gemeenschap, maar slechts gemeenschappelijk getuigenis van de Kerk. Do Commissie wil geen binding aan de geheele belijdenis, maar aan het centrum, aan „geest en hoofdzaak" van de belijdenis, mits ileze „geest en hoofdzaak" worde omschreven.

Het stelt teleur, dat het ernstigste - bezwaar tegen het reglement van 1816 in het rapport zelfs niet wordt genoemd, n.l. dat het lijnrecht ingaat tegen Gods Woord. In deze voorgestelde reorganisatie werkt blijkbaar niet de drang om da Kerk in to j-.tLtcn orcrocnkomstig de instelling van Christus en de apostelen.

De eerste reden tot organisatie wordt ontleend aan een fiktie.... de fiktie van de volkskerk.

Als tweede reden wordt opgegeven, dat de tegenwoordige organisatie vele misstanden en misverstanden heeft veroorzaakt. Het is echter de vraag, of deze bij verwerkelijking van dit plan niet zoudan venneerderen.

De derde reden is het meest opportunistisch. De huidige organisatie biedt geen ruimte om het groote-stads-probleem, enz. op te lossen. Kon daarvoor echter niet met een geringe wijziging volstaan?

Verwondering baart het, dat men zich op ethische voormannen beroept, waar het gaat om de ontwikkeling van het klassieke Gereformeerde Kerkbegrip.

Over leertucht wordt slechts onder de grootste reserve gesproten. Niet afwijkingen van de leer, zelfs niet excessen, maar alleen o n, d e r-m ijl n e n d e excessen mogen bestreden. En dan wordt dit „bestrijden" nog .zóó verzacht, dat men niet behoeft te vragen, wat er vandie leertucht worden zal.

Het centrum van de beljjdenis wordt gezocht in „de .Jjelijdenis van Jezus Christus, Gods oeniggeboren Zoon, onzen Heer". Zelfs de apostolische geloofsbelijdenis is dus als centrum nog te breed. Allerlei richtingen kunnen dan in de Herv. Kerk worden geduld. IVKsschien hoopt de commissie zóó ten minste de modernisten te kunnen weren. Maar ook daarmee kon zü wel eens bedrogen uitkomen.

Na de verschijning van ons eerste artikel heeft het lid der Reorganisatie-Commissie, Dr J. Riemens, een ietwat alarmeerend ingezonden Stuk in „De Nederlander" geplaatst.

Daarin werden ons eenige verwijten gedaan.

Mogen we die verwijten wat kalmer opnemen dan ze werden geschreven?

Liefst willen wij ze als een interruptie behandelen.

Daarbij blijven we echter onze oogen op ons doel richten, n.l. om onze lezers op de hoogte te brengen van wat er in de Hervormde Kerk lop het oogenblik gaande is.

Van polemiek heb ik opzettelijk afgezien, omdat ik daarvan weinig vrucht verwacht.

Gezien de tegenwoordige verhoudingen kunnen de Gereformeerden weinig invloed op 'hun Hervormde broeders oefenen.

En wij beelden ons niet in, dat wij daarop 'een uitzondering maken.

Er zijn zelfs na de Doleantie tijden geweest, dat er meer — ik zeg niet: officieel kontakt —, maar meer „Sympathie des Geistes" tusschen sommige groepen in de Nederl. Herv. Kerk en onze Gereformeerden was dan op het oogenblik.

AVij betreuren dit diep.

V\'ij hopen op betere tijden.

Wij willen zelfs op middelen zinnen om daarin zooveel mogelijk verbetering te brengen.

Maar voor het heden hebben we met den feitelijken toestand te rekenen.

En wij zijn — gelijk we reeds eer uitspraken — van gevoelen, dat er voor een vruchtdragende polemiek meer kontakt behoort te zijn.

Dan — al ligt polemiek buiten onzen gezichtskring, zoo nemen we toch met belangstelling kennis van al wat van Hervormde zijde tegen onze artikelen wordt ingebracht.

En al behouden wij ons eenige vrijheid voor, daarop al of niet te antwoorden, zoo Villen we als het tot eenig nut kan leiden, gaarne rekenschap

geven. Dr Riemens dan verwijt ons, dat wij uit „De Nederlander" citee.ren en niet uit „de stukken zelf".

Persoonlijk hebben we hem reeds geschreven, dat wij niet wisten, dat die stukken verkrijgbaar waren. Wij hebben hem dan oók om het adres gevraagd en ze daarop per omgaande besteld. Ons blad heeft steeds de gewoonte de bronnen zelf te raadplegen. Maar dan moeten we .ook weten, dat die bronnen binnen ons bereik liggen. Wij lezen al de leidende organen van elke richting binnen de Ned. Herv. Kerk. In geen enkel daarvan was de verschijning van het Reorganisatie-rapport aangekondigd. We hebben ze er naarstig op nagezien. Wanneer er voor onze Synode belangrijke rapporten verschijnen en ze worden afzonderlijk verkrijgbaar gesteld, dan wordt dit op duidelijke wijze het publiek kond gedaan. Maar hier ontbrak elke publikatie. Waar nu „De Nederlander" een „overzicht" gaf, dat meer dan een bladzijde besloeg, verkeerden we in de meening, dat men daaruit althans wel een juisten indruk zou kunnen krijgen. En waar „De Rotterdammer" en „De Gereformeerde Kerk" hetzelfde „overzicht" bevatten zonder vermelding, dat hot uit „De Nederlander" was overgenomen, dachten we hier met een min of meer officieel communiqué te doen te hebben. Een bepaald onveiligen weg hebben we dus niet gekozen. Wij hebben ook nu nog in dat „overzicht" nog wel zooveel vertrouwen, dat .we op grond daarvan ons een algemeen oordeel durven veroorloven.

Gaarne bestudeeren we echter de détails uit het rapport zelf. Mocht het blijken, dat eenige rektifikatie van noode is, dan zijn wij daartoe onmiddellijk bereid.

Echter blijkt uit het ingezonden stuk van Dr Riemens niet, dat wij, afgaande op het uittreksel in „De Nederlander", ons in eenig opzicht aangaande de bedoeling van Öe Commissie tot Reorganisatie hebben vergist. Integendeel werden we in ons gevoelen versterkt.

Dr Riemens bevestigt het zelf, dat het rapport geen reformatie bedoelt. Daarvoor was de Commissie niet benoemd, zegt hij. Ook dit hebben we reeds opgemerkt. Hij acht dat gelukkig. Dat is natuurlijk een kwestie van beoordeeling, maar heeft met een onjuiste opvatting , van het rapport niets te maken. „Reeds hier gaapt een onoverkomelijke klove" tusschen de opvatting van den schrijver en de commissie tot reorganisatie", zoo konstateert hij. 't Kan best zijn, dat hij gelijk heeft, al spreken wij het „onoverkomelijk" liefst niet zoo gauw uit. Want dat er zijnerzijds èen misvatting bestaat omtrent ons inzicht, blijkt wel uit deze passage: „Wij beelden ons niet in, dat wij zoo maar eens eventjes de „reformatie der kerk" kunnen „ter hand nemen"." Welnu, in dit opzicht althans is de klove tusschen ons niet „onoverkomelijk". Wij hebben ook met geen woord beweerd, dat dit „zoo maar eens eventjes" kan gaan. De.geschiedenis der kerk, ook van .Afscheiding en Doleantie, heeft dat wel anders geleerd. Wij hebben zelfs betoogd, dat „reorganisatie" niet zoo maar eens eventjes zal lukken. Alleen, wat wij ook om onze broeders in de Ned. Herv. Kerk zoo graag hadden gewild, is, dat ze tenminste de eerste

342 stapjDen tot reformatie hadden gedaan. Maar dat werd juist nagelaten. De Commissie tot Reorganisatie had kminen rapporteerea: „Wij zijn na rijpe overweging tot de Itonlclusie gekomen, dat de Kerk niet te reorganiseeren is, wil zij waarlijk aanspraak maken op den naam van een Hervormde of Gereformeerde Kerk. Wij kunnen met niets minder dan met reformatie toe". En al had het rapport geen anderen inhoud gehad, dan zou het als een eerste poging tot reformatie kunnen zijn aangemerkt. Maar zou dit concept tot reorganisatie worden aangenomen, dan zou juist, naar wij vreezen, de reformatie op de lange baan worden geschoven. De prikkel tot reformatie wordt er o.i. door afgestompt.

Blijft men zich ook na verwerping van dit plan in deze lijn bewegen, dan komt er van reformatie niets. Dan blijft de scheiding tusschen onze "broeders in de Herv. Kerk en ons bestendigd. Dan is er geen belofte van kerkelijke hereeniging, ook niet voor de toekomst. Wij behoeven zeker niet te herhalen, dat wij onze broeders niet den weg van Scheiding of Doleantie willen opdringen. Wij zouden ons verheugen, wanneer zij een anderen en zelfs beleren weg konden uitdenken. Maar op de manier als heden wordt voorgesteld komen we niet bij elkaar. En kan Dr Riemens het ons niet vergeven; dat ons dit aan het hart gaat?

Inzonderheid is Dr Riemens er niet over te spreken, dat wij er zulk een klem op legden, dat de Commissie niet alleen niet tot de Dordtsche Kerkenorde terugkeerde, maar naar haar eigen verklaring die zelfs niet als leiddraad wilde kiezen. Daaruit maakten wij de gevolgtrekking: , ', De „klassiek-Gereformeerde presbyteriale Kerkorde" wordt eenvoudig op zij gezet"."

Daartegenover beroept Dr Riemens zich op het rapport.

Wij willen dit woordelijk overnemen.

In ons rapport staat letterlijk; „In aanmerking nemende, dat het concept van 1809 gerekend heeft met de tegenwoordige orde van zaken, d. w. z. na 1796, scheiding van kerk en staat, naar de grondwet van 1808, en dat deze orde van zaken, principieel-staatsrechtelijk, tot op den huldigen dag voortduurt, meende de Commissie niet de Dorische Kerkorde als leiddraad te moeten g'jbruiken bij haar ontwerp.. .." De reden, waarom Je Dortsche Kerkorde zonder meer niet geschikt is, bestaat dus niet daarin, dat zij den klassiekpresbyterialen Gereformeerden kerkvorm representeert — waarmee dan N. B. de commissie niet te maken zou willen hebben! — maar dat de Dortsche Kerkorde een verhouding van Kerk en Staat onderstelt, die thans niet moer de verhouding is.

Daarmede is noch gezegd noch bedoeld, dat de Dortsche Kerkorde nu door de commissie ter zijde gelegd is; integendeel: wie ons rapport doorbladert, ziet in de toelichtin, ? telkens, dat met genoemde Kerkorde rekening is gehouden en dat in haar een waardevol Document is gezien, hetwelk over allerlei vraagstukken licht geeft; alleen — als leiddraad konden we, wegens de veranderde verhouding van Kerk en Staat, haar niet nemen.

Blijkbaar zou de schrijver in „De Reformatie" alleen dan tevreden zijn, wanneer wij het Gereformeerde met het indepentistische standpunt hadden vereenzelvigd, en wanneer we alleen naar het verleden, en niet naar de toekomst hadden gezien.

Dat de belijdenis vaii den Naam des Heeren — gelijk Hoedemaker en Gunning zoo vaak daarover hebben geschreven — ons in de Kerk nog meer waard is dan een of ander artikel, en dat we deze belijdeiiis niet als artikel maar als centrum van heel de belijdenis waardeeren, blijft ons een heilig voorrecht, ook al spot prof. Hepp: „tant de brult pour une omelette", „veel drukte om 'n kleinigheid".

Met den besten wil kunnen wij niet inzien, hoe deze nadere toelichting onze kritiek ook maar in het minst krachteloos maaTst.

De weergave van „De Nederlander", dat de Commissie de Dordtsche Kerkenorde niet als leiddraad wil nemen, blijkt alzoo juist.

Wat uit het rapport wordt aangehaald spreekt dit met geen enkel woord tegen.

, Ta maar, zegt Dr Riemens, in de toelichting wordt toch met genoemde Kerkenorde rekening gehouden, zij wordt daarin beschouwd als een waardevol Document, dat over allerlei vraagstukken licht geeft.

Met Uw welnemen, is ons antwoord, maar daarmee is onze stelling niet omvergeworpen, dat zij als Kerkenorde is op zij gezet.

Of men haar al voor een „waardevol Document" houdt, beteekent nog niet, dat men haar als Kerkenorde nog, zij het ook in kwintessens, handhaaft.

Keen, door haar zelfs niet als leiddraad te begeeren, bewijst juist, 'dat men haar als Kerkenorde zelfs in haar kwintessens loslaat.

Indien te eeniger tijd het verdrag van Versailles door een ander wordt vervangen, waarvan men verzekert, dat het oude .verdrag daarbij zelfs niet als leiddraad heeft gediend, dan mag men toch zeker, al beschouwt men het verdrag van '1918 nog als een „waardevol Document", dat over allerlei vraagstukken licht geeft, konkludeeren, dat dit als verdrag is op zij gezet.

Of wil men een ander voorbeeld? Hoevelen zijn er niet, die de Schrift noch in haar geheel aannemen, noch als leiddraad handhaven, maar die gaarne beweren, dat zij voor haar „een waarde­ vol Document" is, dat over allerlei vraagstukken licht geeft? Hebben wij dan niet het recht om het hun voor te houden: daarmee zet gij de Schrift als Schrift op zij ?

Men verlieze hierbij het derde van vergelijking niet uit het oog.

Ons dunkt, dit is toch volkomen logisch.

Dr Riemens betoogt verder, dat de Commissie de Dordtsche Kerkenorde niet als leiddraad zelfs kon aannemen, omdat de verhouding van Kerk en Staat veranderd' is.

Maar, zoo vragen we, hoe hebben de Gereformeerde Kerken in deze gehandeld?

Men zal dezen kerken toch niet voor de voeten kunnen werpen, dat zij met de veranderde verhouding van Kerk en Staat geen rekening hebben gehouden.

Juist wordt ons van Hervormde zijde telkens verweten, dat wij dit al te zeer hebben gedaan en daarmee het voetspoor der vaderen hebben verlaten.

En toch hebben die Kerken de Dordtsche Kerkenorde in haar geheel aanvaard en haar in 1905 slechts op enkele punten, vooral waar het de verhouding van Kerk en Staat betrof, h e r-z i e n.

Voor haar is de oude Dordtsche Kerkenorde alzoo veel meer dan leiddraad, hoewel de gewijzigde toestanden in zake Kerk en Staat stellig niet minder, eer meer, in rekening zijn gebracht, dan de Reorganisatie-commissie heeft gedaan.

De reden, waarom men niet tot de Dordtsche Kerkenorde, zelfs niet als leiddraad, terugkeerde, kan derhalve onmogelijk in de voornoemde veranderde omstandigheden liggen.

De Gereformeerde Kerken strekken daarvoor ten bewijs.

De reden moet elders gezocht, n.l. daarin, dat men niet al te sterk van de tegenwoordige organisatie der Ned. Herv. Kerk wil afwijken en de in de negentiend© eeuw opgekomen genootschapsidee niet wil prijsgeven.

Ook vergist Dr Riemens zich ten eenenmale, als hij hieraan toevoegt, dat wij blijkbaar alleen dan tevreden zijn, warmeer de Commissie het Gereformeerde standpunt met het independe n t i s t i s c h e h "a'd vereenzelvigd.

Het is ons niet onbekend, dat een blad als „De Gereformeerde Kerk" ons gedurig van indepen dentisme beschuldigt.

Wij hadden van een man als Dr Riemens niet verwacht, dat hij die beschuldiging zou overnehien.

Ons artikel zou te uitvoerig worden, wanneer wij hier het wezen van 'het independentisme gingen uiteenzetten.

Wij bepalen ons hiertoe: één der essentiëele trekken van het independentisme is, dat in dat stelsel het kerkverband een quantité négligeable is.

Durft men met de hand op het hart te verklaren, dat dit in de Gereformeerde Kerken OOTJ het geval is ?

Op de Synode te Assen, waarover onder meer onze Confessioneele broeders zoo slecht te spreken •zijn, is dat wel anders gebleken.

Daar is voor de zooveelste maal het independentisme in de kerkrechtelijke beslissingen veroordeeld.

Het Gereformeerde standpunt ligt juist beveiligd zoowel voor het independentistische als tegen het coUegialistische (genootschappelijke) gevaar.

Tegenover de vrees van Dr Riemens staat onze vrees, dat hij het Gereformeerde standpunt met het coUegialistische vereenzelvigt.

Vervolgens tast Dr Riemens ook hierin mis, dat wij alleen dan voldaan zouden zijn, wanneer de Commissie alleen naar het verleden en niet naar de toekomst had gezien.

Zoeken de Gereformeerde Kerken dan soms in repristinatie heil?

Leven zij geheel in het verleden?

Zien zij niet in de toekomst?

Geestverwanten van Dr Riemens hebben het wel anders getuigd.

Zij wilden de Gereformeerde Kerken den lof niet onthouden, dat zij in velerlei opzicht de Hervormde Kerken vooruit zijrr.

Het rapport noemt als problemen op wier oplossing de organisatie van 1816 niet berekend is: de groote stadskerken, de zending, de diaconale vraagstukken.

Nu zijn onze kerken wat het gr oot e-stadsprobleem betreft volstrekt niet, waar zij behooren te wezen. Dit stemmen we volmondig toe.

„De Reformatie" harherde er gedurig op, om ook in deze in de reformatie voort te varen.

Wij zelf hebben meer dan eens het pleit gevoerd voor de vorming van zelfstandige kleinere kerken.

Toch gelooven we, als te roemen ons oorbaar is, dat de Gereformeerde Kerken zelfs hierin op de Ked Herv.. Kerk een niet onbelangrijken voorsprong hebben.

'Let pien er pp, "hoeveel zielen voor ~rekening komen van een Hervormd predikant en hoeveel voor zijn Gereformeerden collega in dezelfde stad, dan is het verschil enorm.

En dat, terwijl voor geen enkelen Gereformeerden predikant de Staat ook maar een stuiver betaalt.

Welk een achterstand er desondanks bij ons nog bestaat, onze Kerkenorde is er in geen geval debet aan. •

Dit is juist het prachtige in haar, dat zij ook voor de toekomst de gewenschte elasticiteit bezit.

Toen de Geref. Kerk van Den Haag zich in twee zelfstandige kerken splitste, behoefde de Kerkenorde daarvoor niet te worden gewijzigd.'

Had zij zich in zes zelfstandige kerken gesplitst, dan zou de Kerkenorde daartegen evenmin in verzet zijn gekomen.

Op dit punt is zij niet alleen toereikend voor de naaste, maar zelfs voor de allerverste toekomst.

En nu het tweede met name aangeduide probleem : d e Zending.

Van Leiden, waar Dr Riemens woont, is Oegstgeest niet ver verwijderd'.

Hij informeere aan de Zendingsschool aldaar eens, hoe men er over de Zending der Gereformeerde Kerken oordeelt.

Men zal hem daar wel uitleggen, hoeveel perspéktieven de Gereformeerde Zending opent.

En dat dank z; ij onze Zendingsorde, die zich geheel bij onze Kerkenorde aansluit.

Met name voor de Zending is ons oog op de toekomst gericht.

Thans het derde probleem: d e d i a c o n a 1 e v'e r-z or ging.

Statistisch kunnen de diaconale cijfers van onze Kerken in elk opzicht een vergelijking met die der Ned. Herv. Kerk doorstaan.

Hetzelfde geldt van de w ij z e der armverzorging.

Wij weten niet of Dr Riemens ons „Diaconaal Correspondentieblad" geregeld leest.

Daarin worden tal van aktueele vraagstukken besproken.

Ook wordt niet verzuimd op de toekomst a'cht te geven.

Wij zeggen dit aJles niet om onszelf op iets te laten voorstaan, maar om 'het leven naar onze Kerkenorde te recommandeeren.

Kerkenorde te recommandeeren. Blijft nog het slot van Dr Riemens' stuk over.

Hierover moeten wij ons ernstig beklagen.

Dr Riemens licht de lezers van „De Nederlander" niet alleen onvoldoende, ihaar verkeerd in en wekt bij hen van ons een indruk, die aan de waarheid, ook in haar ethischen zin, tekort doet.

Wij schreven letterlijk: „En het (n.l. het Reorganisatie-rapport) werkt daarvoor (n.l. voor de reorganisatie) een plan uit, waarvan menigeen in de Ned'. Herv. Kerk zal zeggen: tant de brult pour une omelette, d. i. veel drukte om een kleinigheid".

In het verband gelezen kan dit niet anders beteekenen dan: in de praktijk zal deze reorganisatie zóó weinig blijken te verschillen van. de tegenwoordige organisatie, dat menigeen in de Herv. Kerk zal zeggen: moest daarvoor - zooveel stof opgejaagd?

Dr Riemens betrekt dit niet, • gelijk wij deden, op het resultaat der reorganisatie, maar op de waarde van „de belijdenis van den Naam des Heeren" boven een of ander artikel en hij geeft voor, dat wij daarmee spotten.

"^Dit nu kan niet door den beugel.

Wat moeten de lezers van „De Nederlander", die geen kennis dragen van ons artikel, hiervan denken?

Daarmee had Dr Riemens moeten rekenen.

Zijn voorlicMng is in deze niet alleen het tegendeel van objektief, maar zelfs subjektief in een kwaliteit, welke niet met zijn persoonlijkheid overeenkomt.

Hij verschuift de kwestie en dicht ons een gesteldheid toe, waarin wij niet verkeeren.

Overigens heeft deze , , interruptie" ons de gelegenheid geboden om het een en ander uit te spreken, dat wellicht dienen kan tot sterking van het kerkelijk besef.

s Ook In Indië bezwaren.

Indertijd bespraken we het geval van Dr D. K. Wielenga, die in Bandoeng als leeraar aan het Christelijk Lyceum werd benoemd en uitsluitend om zijn radikaal als Dienaar des Woords te behouden, door den kerkeraad van Bandoeng als tweede predikant werd beroepen.

Buiten den persoon van den beroepene om, die ons zeer sympathiek is, opperden we bezwaren tegen de - v^ijze, waarop in Indië deze zaak is aangevat.

En dat al weer niet om de broeders in Indië te treffen met kritiek, maar omdat dit geval het meest recent was van de gevallen, die daarmee op één lijn staan.

Wij hebben hier alleen het generaal belang onzer kerken op het oog.

Het blijkt nu; , dat ook in Indië het bezwaar wordt gevoeld.

Ds A. Ringnalda, de nieuwe hoofdredakteur van het „Kerkblad van de Gereformeerde Kerken in Nederlandsch-Indië" (lijde onder zijn nieuwe waardigheid zijn arbeid als medewerkeir aa.n ons l^lacl nieti) schrijft daaromtrent:

Nu Dr Wielenga echter blijkbaar geen emeritaat kon verkrijgen, bleef slechts de weg open, dat hij te Bandoeng beroepen werd als tweede predikant. Niet allen - zijn - met deze oplossing even ingenomen. En ware deze

zaak op onze jongste Glassicale .vergadering ter sprake gekomen, zoo zou dit zeker ook in dien kring wel ge; bleken zijn. Formeel is zeker juist gehandeld toen de heroeping van Dr Wielenga ter sprake kwam, en men besloot, aangezien de stukken nog niet aanwezig waren, dit punt te verschuiven naar een Classis Gontraota. Inderdaad kan een Classis geen theoretische bespreking gaan houden, maar heeft zich te bepalen tot de concrete gevallen, die ter tafel worden gebracht. Toch is liet m.i. niet wijs geweest van de Classis, de zaak van Dr Wielenga aldus af te handelen. Wij moeten er hier in Indië ernstig mee rekening houden dat de vergadering der Kerken slechts éénmaal per jaar kan samen komen. Het was bekend, dat velen, inzonderheid te Bandoeng, met belangstelling de uitspraak van de Classis afwachtten. En dan moet een Classis zicli juist van zulk een precaire kwestie als de onderhavige niet op formeel-goede, maar materieel-zwakke wijze afmaken. Zeter er wordt een Classis Contracta voor gehouden, en daar kunnen alle Kerken zich doen vertegenwoordigen. Maar men weet zeer wel, dat dat hier in Indië praotisch vrijwel uitgesloten is.

Het ware voor Dr Wielenga heel wat aangenamer geweest, als de Classis, ? iaar aanleiding van het verzoek van de Kerk van Bandoeng om approbatie van het beroep van Dr W., zich met enkele woorden had uitgesproken over deze beroeping en nieuwe predikantsplaats. Nu wekt het den indruk alsof de Classis deze zaak niet goed aandurfde, en zich maar stil hield; een indruk, die meer kwaad dan goed werkt. Nu wordt gesproken van een politieke zet en een diplomatieke geste; en.... men lieeft daai i^iinleiding toe gekregen. De Classis lieeft zoo iets te voorkomen en had dat in dit geval zeker moeten doen. Het ware èn voor Bandoeng èn voor Br Wielenga veel beter geweest.

Wij hopen op een en ander bij onze Glassis-indrukken nog wel terug te komen. Hoe men echter over de kwestie denken moge, laat ons allen, wanneer het beroep geapprobeerd wordt en Dr Wielenga bevestigd wordt, hem met hartelijkheid en meeleven ontvangen. Over de zaken, die zich rondom zijn persoon groepeeren, is nader te spreken. Maar Dr Wielenga is ons èn om zijn persoon, èn om het belangrijk werk dat hij hier verrichten komt, van harte en met vreugde welkom! De Heere zegene hem in zijn arbeiden, en sterke hem in alle moeilijke tijden en gelegenheden.

Dit lijkt ons zeer juist gezien.

Een classis contracta is stellig niet de plaats om in zulk een belangrijke aangelegenheid een beshssing te nemen.

Drie wegen stonden open.

O f de volgende gewone classical© vergadering afwachten.

O f een buitengewone classicale vergadering bijeenroepen.

O f op de classicale vergadering, waar de stukken nog niet aanwezig waren, advies geven.

De laatste was misschien wel de beste.

Want al waren de stukken er nog niet, zoo kan toch moeilijk worden volgehouden, dat hier geen konkreet geval aanwezig was.

Men meeiië niet, dat een lonkreet geval dan eerst geschapen is, wanneer alle formaliteiten in orde zijn.

Het is reeds . genoeg, wanneer men over konkrete gegevens beschikt.

Er was hier een konkrete kerk: die van Bandoeng.

Het ging over een konkreet persoon: Dr Wielenga.

Het gold hier een zeer konkrete vraag: mag die als tweede predikant beroepen worden van die konkrete kerk, alleetn om hem zijn radikaal te doen behouden.

Het geval was niet uit de lucht gegrepen.

Het betrof niet iets, waarvoor wellicht de een of andere kerk te eeniger tij'd, zoo niet in deze, dan in 'de volgende eeuw, kon worden gesteld'.

Het is goed, hierop even te wijzen.

Want die kwes'tie komt nog 'al eens voor.

Wat-is konkreet en wat niet?

Aan den een en kant wake men er voor, dat onze kerkelijke vergaderingen zich niet in bespiegelingen over allerlei mogelijkheden verdiepen.

Maar aan den anderen kant geve men aan bet konkrete niet zulk een beperkte beteekenis, dat ftien praktisch het paard achter Öen wagen spant en achter de feiten aanloopt.

hl het laatste geval is de leiding 'in ons kerkelijk leven weg.

En de lijn ook.

Met verwijzing naar wat we vroeger over deze zaai schreven, hopen ook wij, dat Dr D. K. Wielenga's arbeid in In'dië gezegend zij.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1929

De Reformatie | 4 Pagina's