GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rondom de Cocks „Drie Achitofels”. ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom de Cocks „Drie Achitofels”. ¹)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Da Costa had aan dr Capadose gevraagd of hij De Cocks „Drie Achitofels" had gelezen. Deze schreef daarop in een brief d.d. 21 Juni 1836: „ja en met verontwaardiging; neen zulk een schrijven kan in waarheid de goede zaak geen goed doen... Daarentegen heb ik het stuk 2) van Le Roy met buitengewoon veel genoegen gelezen, niet alleen wat den zakelij ken inhoud betreft (want dat spreekt vsrel van zelve, daar hij hetzelfde gevoelen dat ik gedefendeerd heb, zoo krachtig en juist aandringt) maar ook inzonderheid wat stijl en cordaatheid betreft: ik vond er niet in dat ploojen of liever dat krachteloos maken van 'teene deel door '1 andere, hetwelk mijns inziens in verreweg de meeste stukken en stukjes van Le Roy te vinden is.

Overigens is en blijft het mij een raadsel hoe Le Roy thands zoo slerk voor de formulieren is, daar hij toch zoo over de aart des geloofs als bijzonder over de praedestinalie en nog eenige andere punten vroeger althands geheel anders dacht, gelijk bijv. in hel stukje over de praedestinalie blijkt, hetwelk hij een paar jaren geleden geschreven heeft."

In dezen zelfden brief vraagt Capadose dan 01 Scholte nog in Amsterdam is en of hij wel bij hem komt, waaraan dan wordt toegevoegd: „Ik verheel mij toch dat hij 't niet wel met het libel van De Cocq (? ) eens zal zijn".

gemanoeuvreerd van waaruit zij dat accomplir niet meer konden verhinderen.

Wat had de Regecring nu eigenlijk met de Kerk

voor? Ilad men hier uitsluitend met de gril van een op macht belust despoot te doen? Neen, want deze politiek is ook na het aftreden van Willem I zich zelf gelijk gebleven. Willem II was in het kerkelijke geen Maurits. En de politiek van Willem 1 vond van meet af de ondersteuning van een man als Thorbecke.

„Le pouvoir temporei est dans toute la force du terme le chef de l'Association rehgieuse.", schreef Thorbecke ter verdediging van 's Konings pohtiek in het Journal de la Haye. En van Appeltere schreef:

„W i 1 men dan niet zien, dat alleen de Regeering tot het bevorderen van het werk der nieuwe K er k-ordening bevoegd, in staat en verplicht was? "

Het vraagstuk van de verhouding Kerk—Wereldlijke Overheid had nu een typische negentiende eeuwsche monteering gekregen. Na de Fransche revolutie was de staatsgedachte sterk geprononceerd geworden. Buiten den staat liet niets zich denken. Die staat was een gecentraliseerde eenheid. Men moest daarin nu de Kerk zien onder te brengen. Willem I bediende zich daartoe van het Caesaro-papisme. Dat had tot een Staatskerk kunnen leiden. Toen dat door de omstandigheden niet gebeurde, heeft Thorbecke de Kerken later, minder verheven, als zedelijke lichamen, „als personen, die hun aanwezen verschuldigd waren aan een fictie die haar regtskracht alleen aan het Staatsgezag kan ontleeuen", in zijn staatsschema ingelijfd, met alle gevolgen van dien: Uitdrukkelijke toelating, toezicht, zelfs een wet in den trant van het beruchte vervolgingsartikel 291 van den Code Penal achtte hij nog in 1843 noodzakelijk.

Tusschen Willem I en Thorbecke is op den duur slechts verschil in schittering van het kerkelijk praalgewaad. Bij beiden was de Kerk in den staat ingelijfd.

En bij die inlijving was men op recalcitrantheid bedacht geweest. Want die Kerk susteneerde van ouds een eigen recht naast den staat. Was de staat een gemeenschap, de Kerk was het ook. Hai de staat een eigen recht en eigen grondwet, de Kerk had ze niet minder.

In 1816 heeft Willem I die historische vrije Kerk geannexeerd. Behoudens het protest van de classis Amsterdam, zonder slag of stoot. „De Gereformeerde Kerk is een deel der staatsmachine geworden, een Departement van Algemeen bestum-", schreef Groen van Prinsterer. De bedoeling was nu om de kerken aan deze annexatie te laten gewennen. Yandaar dat de classis Arasterdam voorzichtig met een kluitje in het riet gestuurd werd. Vandaal' dat, toen de onrust over het gepleegde onrecht toenam en de predikant Molenaar daaraan in een brochure uiting gaf, hij van Regeeringswege zulk een geweldige uitbrander kreeg, dat hij van den weeromstuit geheel koest werd. Die spanning steeg toen de kwesties om den persoon van "Öe Cock zich verhieven. De Cock en meerdere voormannen wilden geen afscheiding. Hun beginsel was, zooals Groen zegt: „behoefte naar waarheiü; een behoefte waarvoor in sommige gemeenten, noch vervulling, noch uitzicht op vervulling bestond."

Waar zoo de zaken stonden, kon de juridische knoop waarin de Hervormde Kerk verward zat, door De Cock en de zijnen niet worden ontward. Men stond door tegenwerking van Regeering en Kerkbestuur voor een acute geestelijke nood. Zoo werd men van den wal in de sloot gedrongen: Men kwam tot Afscheiding. Van den wal in de sloot; de ([ualificatie is juist, want het gaat hier over behoud en verlies van rïS'cht. Maar het is niet de schuld van De Cock dat het zoo kwam. Daarom is het ook zijn schande niet. Maar door de Afscheiding kwam helaas het jroote punt van het eigen recht der Nederlandsch-Hervormde Kerk j)uiten het geding te liggen.

„Zoolang zij in het Kerkgenootschap bleven waren de Afgescheidenen, aan wie alle handhaving der Hervormde leer en ook de minste tegemoet-: koming aan regtmatig bezwaar op hoogen toon yfferd geweigerd, tegenover het Kerkbestuur de beleedigde partij."

Maar na de Afscheiding had men het recht van beleedigde partij door abandon te niet gedaan. Op het verlaten schip had men geen rechten meer. Of die tactiek destijds juist was? Groen van Prinsterer meende van niet; dacht dat 'het schip nog te houden zou zijn.

Zooveel is zeker, dat men door Afscheiding nimmer dit doel kon bereiken, dat de Staat uit het geannexeerde gebied werd geworpen. Daarom betreurde iemand als Groen, die de juridische figuur van de mystificaties sinds 1816 had doorzien als weinigen, de Afscheiding.

Maar zooals we zagen:1886 heeft 1834 daarin althans geen ongelijk gegeven: oor een tegenovergestelde houding was in 1886 ook niets te redden.

Zoo was door de Afscheiding de strategische positie der regeering beduidend versterkt. En nadat men de Afgescheidenen in de sloot gedrongen had, liet de regeering de Afscheiding in de fuik loopen. Het beeld is van Groen van Pirinsterer. In 1836 werd de fuik der autorisatie gespannen. waarin na verloop van eenige jaren de Afscheiding is gevangen. De Afgescheidenen waren onder het geoctroyeerde reglement vandaan, onder het geautoriseerde reglement terecht gekomen. Het stelsel Willem I verwisseld voor het stelsel Thorbecke. Vergelijkenderwijs ongetwijfeld een voordeel. Maar het was het voordeel van dragelijke vredesvoorwaarden bij een verloren oorlog. Omdat de staat meester bleef van de Kerk.

Zoodanig meester, dat de staat in 1852 de Koninklijke macht uit het Algemeen Reglement der Nederlandsch-Hervormde Kerk kon laten schrappen en na 1852 langzamerhand de op dat reglement gemaakte reserves kon laten schieten. .

De gekooide eend was tam geworden; de breuk in de Kerk definitief.

Zoo was de oorspronkelijk vrij; e Kerk naast den vrijen Staat verdwenen; en het zich terugtrekken \an den Staat in later tijd heeft het door de staatspohtiek tot stand gebrachte 'fait accompli bestendigd. In de gebrokenheid van de Nederlandsche Kerk is mede te zien een stuk werk van den Nederlandschen staat.

Dr J. A. H. J. S. BRUINS SLOT.


1) De sluwe en listige raadslagen van de drie Achitofels onzer dagen, Engels, Le Roi en Cramer von Baumgarten, door Absalom den wederspannigen en ontaarden zoon van David, verworpen tot zijn eigen val en verderf, ontdekt, geopenbaard en ten toon gesteld door H. de Cock, Geref. Leeraar onder 't kruis. Te Groningen bij J. H. Bolt, 1836.

2) Men noemde toen wat wij brochures of pamfletten noemen; „stuk", „stukje". Dit stuk droeg den titel: Een woord ter behartiging bij de tegenwoordige twisten en verdeeldheden in de Hervormde kerk van Nederland, door J, J. Le Roy. Rotterdam, Wed. van der Meer & Verbruggen, 1833, in 8°, 32 blz. Verder schreef Le Roy nog vele brochures, o.a.: Wat zal en moet er noodzakelijk gebeuren, wanneer de for­ mulieren van eenigheid van onze Hervormde kerk in Nederland worden afgeschaft, of niet meer getrouw gehandhaafd.' Eene vraag beantwoord door J. J. le Roy. - Rotterdam, Wed. van der Meer & Verbruggen, 1834, in 8°, (II) en 10 blz. De ware geest en strekking van de leer der Hervormde kerk in Nederland, volgens hare formulieren van eenigheid en liturgische schriften, bijzonder ook de Dordsche leerregelen, nader in het licht gesteld en van misbegrippen gezuiverd, door J. J-le Roy. - Amsterdam, A. B. Saakes, 1834, in 8°, (VI) en 120 blz. Broederlijke teregtwijzing medegedeeld in een brief aan den schrijver van het werkje: De Praedestinatie-leer der Dordsche vaderen beschouwd in het licht der reine Bijbelwaarheid: Ter aanwijzing van het misverstand omtrent onze Hervormde belijdenis, door J. J. Le Roy. - Amsterdam, A. B. Saakes, 1834, in 8, (IV) en 78 blz. Adres aan de Hoog Eerwaardige Algemeene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk aangeboden door J. J. le Roy, predikant te Oude' Tonge, benevens het antwoord van voornoemde Synode. - Rotterdam, Van der Meer & 'Verbruggen, 1835, in 8°, 28 blz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's

Rondom de Cocks „Drie Achitofels”. ¹)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's