GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Vragen voor deze ruhrie'k te zenden aan. Ds D. van Bijk, Aikerstraat 28, Groaiiigeïi.]

Ds Fernhout, die ©enigen tijd deze rubriek „Geestelijke Adviezen" heeft verzorgd, heeft gemeend, om der wille van zijn leeftijd en het minderen zijner krachten, zich van dezen arbeid terug te moeten trekken.

Op verzoek van den Hoofdredacteur heb ik op mij genomen te trachten deze taak over te nemen.

Een gemakkelijk werk is dit niet.

Alleen reeds het gaan staan in de plaats van een man als Ds Fernhout, is iets, dat iemand, die

niet lijdt aan een OTCrmaat van met zekeren schroom vervult. zelfv& rtrouwein,

Bovendien eischt het verzorgen van een rubriek als deze een mate van kennis en inzicht, waarvan wel niemand zal durven zeggen: „die wordt bij mij gevonden".

Zoo ligt het voor de hand, dat ik niet zonder beving het werk van Ds Fernhout overneem.

Toch doe ik het aan den anderen kant met blijdschap en een zeker enthousiasme. Heerlijk zal ik het vinden, op deze wijze voor, dezen of genen onder Gods volk iets te mogen zijn, door het wegnemen van zwarigheden of het wijzen van het rechte spoor.

Gaarne zal ik van de lezers vragen voor deze rubriek ontvangen. Natuurlijk zal ik mijzelf wel onderwerpen op kimnen geven, maar het geschrevene zal levendiger zijn en meer realiteit hebben, aJs het inderdaad een antwoord is op in de practij'k van het leven gerezen moeilijkheden. Men zal mij dus een groeten dienst doen door van de, in. deze rubriek gegeven, gelegenheid tot het vragen om „raad" zooveel mogelijk gebruik te maken.

Het eerste artikel van mijn hand moge het antwoord zijn op ©en onlangs tot mij gekomen vraag over:

„Het houden van zjjn geloften".

Iemand, die een vrij goed salaris genoot, had bovendien gelegenheid om door, in zijn vrijen tijd verrichten, arbeid, een aardig© bijverdienste t© maken.

Nu deed hij den Heere de gelofte, dat hij, van alles wat hij op die wij'ze verdiende, ©en tiend© zou afstaan voor den dienst des Heeren. Dat deed hij een tijdlang ook getrouw.

Toen kwam er iets in het leven van zijn gezin, waajop hij niet had gerekend; een ernstige, langdurige, zeer kostbare ziekte van één van de gezinsleden.

Zooveel geld verslond die ziekte, dat niet, dan in den weg der versobering en bovenmatige krachtsinspanning van man en vrouw, de huishouding kon worden gaand© gehouden.

Dat deed de vraag rij'zem: „Blijft nu ook nog bestaan de verplichting, om de gedane gelofte te houden, nu wij zelf héél die bijverdienste feitelijk noodig hebben? "

Laat ik, eer ik de'ze vraag beantwoord, eerst iets zeggen over „geloften" in het algemeen.

„D© gelofte is een belofte aan God gedaan, waarbij wij onszelf verbinden onder aanroeping, hetzij in woord of gedachte, van Zijn Naam, om - i#te-te-d& & Hr- of ïia ta latsa." -

Deze gelofte kan een algemeen© zijn; zulk een algemeene gelofte leggen wij af bij het laten doopen van ons kind, bij het doen van belijdenis.

Maar ook zijn er bijzondere geloften; zoo kan men b.v. in zijn nood een gelofte aan God doen om na uitredding Hem een dankoffer te brengen (Genesis 28:20—22).

Wat is het karakter ©n de bedoeling van zulk een gelofte?

Het komt mij voor, dat hierbij op één ding voorai moet worden gelet. Namelijk dit, dat men door het doen van een gelofte nooit iets op zich moet nemen, wat ook, in zichzelf, reeds niet onze roeping is. Een gelofte omtrent een ding, waartoe God mij niet roept, heeft voor God ook geen enkele waarde.

Laat ik een voorbeeld noemen.

Er zuUen wel geen Gereformeerde menschen zij'n, die zeggen, dat het eten van een stukje vleesch zonde is.

Mag iemand nu den Heere beloven, dat hij, b.v. in een half jaai-, geen vleesch zal eten?

Zidk een gelofte zal dan alléén zin hebben, wajineer hij inziet, dat het nalaten van vl©©scheten voor hem noodig is ter vervulling van een of ander gebod Gods, wanneer hij, m.a.w. gevoelt, dat dat vleesch-eten voor hem, op de ©en of andere manier, oorzaak van zonde is; dat het b.v. zijn gezondheid schaadt, dat het hem oorzaak van gulzigheid wordt, dat het voor zijn porlemonnaie te duur is, of zelfs, wanneer hij inziet, dat een dergelij'k© periode van onthouding voor hem noodig is tot staling van zijn wil, of iets dergelijks. Alléén in zulk een geval kan een dergelijke gelofte zin hebben.

Alle gedachte, dat wij Gode zouden kumien behagen door Hem iets te beloven, dat boven Zijn wet uit zou gaan, moet verre van ons blijven. Trouwens, iets dergelijks bestaat ook niet; middelmatige dingen in den vollen zin des woords, dingen, die wij evengoed zouden mogen laten als doen en evengoed zouden mogen doen als laten zijn er in de werkelijkheid niet. Misschien krijgen wij later nog wel eens gelegenheid daarover in deze rubriek iets meer te zeggen. Vast sta nu slechts, dat een gelofte steeds tot inhoud moet hebben, wat wij', ook buiten de gelofte om, zien als een roeping Gods.

Maar waartoe dan nog de gelofte?

Alléén, om aan onze zwakheid te hulp te komen. Wanneer wij ons onder gelofte verbinden iets voor den Heere te 'doen, dat wij ook reeds in onszelf als onze roeping kenden, dan zal door de gelofte de drang tot gehoorzaamheid zich ver­ dubbelen omdat wij weten dat nalatigheid nu dubbel© zonde zou worden, in de eerste plaats het niet doen van wat wij schuldig waren te doen, en in de tweede plaats, het breken van ons woord tegenover den Heere.

Als iemand b.v. in den nood bidt om uitredding, dan weet hij', dat hij, ook zonder gelofte, schuldig is den Heer©, als Deze zijn gebed heeft verhoord, dankbaarheid' te bewijzen.

Maar hij kent zijn zwakheid; hij weet hoe licht de ondankbaarheid vat op hem zal kunnen krijgen; en nu belooft hij: „Heere, als Gij mij uithelpt, dan zal ik U door deze of die daad, door dit of dat offer mijn dankbaarheid bewijzen", opdat de gedachte aan die gelofte hem straks helpe zijn dankbaarheids-roeping te volbrengen.

En inderdaad ligt daarin de prikkel tot getrouwheid; want wie, ondanks zijn gelofte, toch niet doet wat God van hem vraagt, zondigt dubbel.

Daarom moeten wij met het doen van geloften voorzichtig zijn. En ieder moet, ©er hij een gelofte aflegt, zich er ter dege rekenschap van geven, of het in zijn omstandigheden noodig en daarom goed is, dat hij de gelofte als wapen in den strijd der heiligmaking ter hand neme. Dat is een zeer teer© zaak, die met groeten e'mst en veel gebed moet worden b©hand©ld.

Niet het minst moet men zich afvragen of de gelofte, die men den Heere doet, niet zoo is, dat men ze niet zal kunnen houden. Wie dat niet bedenkt, zal straks voor Gods oog zijn gelofte moeten laten glippen, zal ze zelfs niet mogen volbrengen, maar zal daar dan staan met beschaamde kaken, omdat hij door zijn lichtvaardigheid een te groot woord voor den Heere heeft gehad.

Zoo nu moeten wij, meen ik, zien het geval waarmee ik begon. Deze broeder heeft gevoeld, dat het zijn roeping zou zijn om, als 'God hem extra liet verdienen, ook van dat extra ©en deel aan den Heere te geven. Dat was juist gezien; dat werd zijn roeping niet door de gelofte; die roeping lag er vanzelf. Ook was zijn bedoeling met de gelofte goed. Hij trachtte van te voren het gevaar van straks te kort te zullen schieten, te voorkomen.

Maar hij vergat één ding, n.l. dit, dat er omstandigheden konden komen, waarin hij geen tienden meer zou kunnen geven.

Daarin schuilt zijn fout. Natuurlijk eischt God niet, dat hij die onbedachtzaam afgelegde gelofte zal houden. God kan er geen behagen in hebben, dat deze broeder en zijn vrouw boven vermogen zouden zwoegen en slaven om die 10 pet. er uit te halen. Zoo doet God. niet; Hij maakt niet, zooals wij menschen wel doen, misbruik van een onvoorzichtig woord. Het zal geen zonde zijn, maar zelfs roeping, dat deze broeder zijn gave voor Gods Huis in overeenstemming brengt met zijn vermogen.

Maar dit heeft hij voor den Heere te belijden, dat hij, tegenover den Heere, oiidoordacht gesproken heeft, niet voldoende zijn woorden gewogen heeft. Daar ligt de fout; daarvoor is verzoening noodig en — gelukkig ook te krijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's