GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele wegen, waarlangs therapeutisclie resultaten verkregen zjjn.

r.

De geneeskunde beeft dit gemeen met de theologie, dat zij rijkelijk geniet de belangstelling van bet geachte publiek.

Nu is belangstelling op zichzelf niet kwaad, integendeel, deze belangstelling kan een zeer stimuleerenden invloed uitoefenen op diverse onderzoekers, in het bizonder, wanneer zij omgezet wordt in daden, als b.v. het verleenen van financiëelen steun, om belangrijke onderzoekingen, die zeer kostbaar zijn, mogelijk te maken. Zelfs kan de afwezigheid van belangstelling een aanklacht zijn tegen de wijze, waarop een bepaald vak beoefend wordt.

Maar die belangstelling kan ook een gevaarlijke zijde krijgen, wanneer zij leidt tot bet „zoo eens wat neuzen" op een of ander gebied; dan kan zoo gauw de meening post vatten, dat men na het lezen van een paar brochures er nu ook inderdaad reeds heel wat van af weet; ja, dat men zich dan reeds zóóver gevorderd waant, dat men gerust eens een „behoorlijk" debat met vakmenschen aan zou kunnen. Dikwijls komt er dan spoedig eenige critiek los; die eigen meening wijkt natuurlijk wat af van de officiëele leer; want die eigen meening is wat meer „practisch" en gaat zich dan stellen tegenover de slechts „theoretische" kennis der vakmenseben: bet beruchte schema: practijk tegenover theorie! Of ook wel: de levende werkelijkheid tegenover het starre dogma; of ook: „practicale wijsheid" tegenover „slechts verstandelijk weten".

Veel hoort men met dit schema werken, wanneer men zoo nu en dan eens bet genoegen mag smaken een gesprek te voeren over een of andere richting der niet-officiëele geneeskunde. En daarvoor heeft men in onze kringen nog wel eens gelegenheid. Ik zou haast, met een variatie op een zeker gezegde willen poneeren: „Inofficëele geneeskunde en Calvinisme beminnen elkaar". Ik zal me op het oogenblik niet verdiepen in de oorzaken, die daaraan ten grondslag liggen; ik constateer hier slechts bet feit, dat men in onze kringen over het algemeen vrij welwillend staat tegenover de inofficiëele geneeskunde, en een aanval daarop meestal poogt af te slaan met bet bovengenoemd schema van „practijk contra theorie".

Terwijl meestal ook nog geconstateerd wordt, dat er in den Bijbel gesproken wordt over het „geven van cie gave der gezondmaking" aan sommigen. Het komt dan meestal hierop neer^ dat die „gave" blijkbaar alleen maar neerdaalt op de „artikel-achters" onder de geneeskundigen en zelden of nooit op de „fabriekmatigen" onder hen!

Nu moeten we natuurlijk waken tegen een dogmatisme in de geneeskunde; waaronder ik dan versta, dat men een vooropgezette meening niet meer zou laten corrigeeren 'door de feiten. De moening, die we ons vormen, moet altijd zooveel mogelijk in overeenstemming zijn met alle, tot nog toe bekende feiten; de theorie en de practische ervaring moeten elkaar zooveel mogelijk dekken; en zoodra er een feit bekend wordt, dat schijnbaar strijdig is met onze gevormde theorie, hebben we na te gaan, öf bier wel een werkelijke tegenstrijdigheid is, en indien ja, dan hebben we onze meening te herzien of althans de mogelijkheid van een andere oplossing open te houden. Waakzaamheid tegen het verstarren van onze moening is dus ten allen tijde geboden!

Nu geloof ik, dat deze waakzaamheid veel grooter is, dan het „lichtgeloovige publiek" veelal geneigd is te gelooven. Ik hoop cüt aan diverse voorbeelden uit vroeger en later tijd duidelijk te maken,

Hoe vaak toch bemerkt men niet, dat bet pubhek heimelijk denkt (en soms ook wel zegt): „Nu ja, de dokters willen die kwakzalversmiddelen niet gebruiken, omdat ze van kwakzalvers afkomstig zijn". Dit sluit dus de gedachte in, dat de officiëele geneeskunde dus middelen en methoden, die bUjkbaar deugdelijk zijn, zou weren, alleen omdat ze langs inofficiëelen weg verkregen zijn! Niets is minder waar dan dat! Ik meen de stelling te mogen poneeren, dat de otficiëele geneeskunde zich zelfs veel meer inlaat met dergelijke middelen en deze „broeders" in het vak veel verder op hun inofficiëele wegen volgt, dan deze geheime zalfj es en kruidenmengsels etc, en broeders veelal verdienen. Zéér vele van deze middelen toch worden elk jaar onderzocht op hun juiste samenstelling, kwalilatief en kwantitatief en de gevonden uitkomsten worden geregeld gepubliceerd in de „Mededeelingen van bet Rijks-Instituut voor pharmacotherapeutisch onderzoek". In de Inhoudsopgave b.v. van de No.'s 21—25 kom ik de volgende middelen tegen, waarvan de samenstelling gepubliceerd wordt; (ik noem er slechts enkele); ik tel er in die lijst zoo vluchtig 418!): Akkèr-cachets, kruiden tegen arteriosclerosej^ krui-

den van ©en astroloog, middel tegen beenzweren, poeders tegen blaas- en nierziekten van het Staphorster boertje, tabletten tegen blaasontsteldng van Bijsterveld, middelen van het Reeuwijker boertje, poeder van Bosloper, dag- en nachtzalven te^en , worm" van den Horboer uit Oyen, kruiden tegen galsteenen, Hafa-Oost-Indische bloed-zenuwpillen, kankermiddelen van Haverhoek, hoest- en keelpellets van Dr J. B. Meenk, geneesmiddelen, afkomstig van een Duitsch Homoeopaath, Ten Hove's Visschers pleister, kruiden van een magnetiseur uit Kampen, Kruschen Salts, Ludwina's zalf, maagzout afkomstig van den magnetiseur H. van Ombergen, Den Haag, pillen „ter versterking der oogen", van Zalm's kruiden tegen rheumatiek, Indische slankheidskruiden, kruiden tegen suikerziekte, poeder tegen toevallen, zalf van 'tVrouwke van de Hasselt.

Dergelijke publicaties van onderzochte kwakzalvers- of geheimmiddelen treft men ook geregeld aan in het, veel te weinig gelezen „Maandblad tot bestrijding van de Kwakzalverij". Ik moge een paar onderzoekingen, ontleend aan bovengenoemde „Mededeelingen", hier ter illustratie overnemen, om aan te toonen, dat het doen van dit vaak uitgebreid en tijdroovend onderzoek, haast te veel eer bewijzen is aan de producten dezer met de „gave der gezondmaking" begiftigden:

„Middel tegen kanker. Ingezonden door S. O. F. B., arts te Z. Herkomst onbekend. Uitkomsten van het onderzoek: naar cocosvet riekend, wit, hard vet. Het bezit de chemische en physische eigenschappen van cocosvet, doch onderscheidt zich hiervan alleen door zijn hardheid. Bij het bepalen van hef smeltpunt (op de wijze der pharmacopee) geeft het echter het voor cocosvet typische smeltpunt."

„Kruiden voor kankert ij ders. Ingezonden door W. F. K. G., arts te L. Kruiden van D. de Vries te Zwolle, waarschijnlijk afkomstig uit Dallsen. Een alcoholisch aftreksel wordt gebruikt door een carcinoompatiënt. Uitkomsten van het onderzoek: Het kruidenmengsel bestaat uit de stengels, bladeren en vruchten van Scrophularia nodosa (dit is het Helmkruid, ook wel genoemd Groot speenkruid, J.)."

„Middel tegen diabetes, (suikerziekte.) Ingezonden door J. N., arts te K. Uitkomsten van het onderzoek: Roodbruine naar pepermuntolie, perubalsum en spiritus riekende en zoet smakende vloeistof. De reactie is zwak zuur, het soortelijk gewicht 0.8696 en de verdampingsrest 10 pCt. Aangetoond werden: Perubalsem, pepermuntolie, saccharine en spiritus."

Ik behoef er wel niet bij te voegen, hoe volmaakt waardeloos dergelijke middelen zijn, waarvoor het publiek in goed vertrouwen dikwijls aardige sommen gelds neerlegt! Volmaakt waardeloos ten opzichte van eenige genezende kracht, maar dikwijls zéér schadelijk in dit opzicht, dat de patiënt den juisben tijd voor een doelmatige behandeüng, hetzij die intern of chirurgisch zij, ongebruikt en daarom misbruikt, voorbij laat gaan! Dit laatste bedenken de menschen vefel te weinig; men rekent nog al eens: „och, baat het niet, het schaadt ook niet!" Ja, het schaadt wel degelijk; ik kreeg eenige jaren geleden op mijn spreekuur een geloovig vrouwtje met een gezwel in de borst, dat een kankergezwel bleek te zijn, nog klein, en zonder dat er teekenen aanwezig waren, dat de kanker reeds verder gegroeid zou zijn; een mooi geval dus voor operatieve therapie, met voor zoover dat in dit stadium te beoordeelen viel, een goede kans op definitieve genezing. Ze kwam naar mij toe omdat ik een Christelijk medicus was; ze was even tevoor ook reeds op het spreekuur geweest van een ander Chiistelijk medicus in Leiden, die haar ook operatie aangeraden had. Welke ziekte ze had, was haar niet medegedeeld, maar dat begreep ze wel. Ze was echter erg bang voor operatie en vroeg mij nu, of er toch niet wat anders was: „de Heere was toch machtig genoeg en de Heere kon toch alle middelen wel zegenen ; of ik nu toch heusch maar niet eens wat anders wilde probeeren; als ze maar niet geopereerd behoefde te worden!" Ik heb haar voorgehouden, dat ik niets anders had, dat even goede of betere kans op slagen bood, als de operatie, en dat ik haar die daarom met de meeste klem moest aanraden. Ze liet zich echter niet direct overtuigen; maar na eenigen tijd, waarin de kans op slagen nog niet merkbaar minder geworden waSj kreeg ik haar wèl zoover. Ze zou zich laten helpen! Tot... ze, den dag vóór dat ze in het ziekenhuis ojDgenomen zou worden, nog even een "Winkel inliep; en daai- „natuurlijk" vertelde, wat er met haar gebeuren moest; ... waarop de winkelier vanachter de toonbank een staaf zalf te voorschijn haalde, waaromheen een papier zat, waarop de gebruiksaanwijzing stond (eerst in de handpalmen spuwen, dan in dat speeksel een stuk zalf „moedig" wrijven en dat daarna op de aangedane plek leggen) en ook voor welke ziekten het hielp; onder die heele rij, ook „met Gods hulp tegen de kanker, indien deze nog niet te ver was voortgeschreden". Het resultaat was, dat ze niet meer dacht over operatie; „haar gebed was verhoord, GOD had uitkomst gegeven, het stond er toch: „met Gods hulp" Ik heb haar eenige maanden later nog eens opgezocht; het gezwel bleek zéér kwaadaardig te zijn geworden en had reeds verwoestingen aangericht, te vreeselijk om te beschrijven; nu kon ook van een operatie geen levensreddende werking meer verwacht worden. Nog een paar maanden later is ze overleden.

Ja, baat het niet, het schaadt ook niet En de verantwoordelijkheid van den winkelier, die die staaf zalf verkocht? ... Eén gulden was bij hem in 'tlaadje gegleden

Toch kunnen er onder de kwakzalversmiddelen wel zijn, die eenige werking ten goede uitoefenen op de ziekte, waarvoor zij aangewend worden. Iknoem er weer een uit de reeds meer geciteerde „Mededeelingen":

„Zalf tegen beenzweren. Ingezonden door H. G. J. W., arts te S. De zalf bestond enkel en alleen uit zinklijm. Gehalte aan zinkoxyde 16.0 pCt. Het betreft hier dus een bekend middel bij deze aandoening."

Ik herhaal nog even, dat den heeren, die dergelijke middelen voorschrijven, dikwijls wordt toegedacht het bezit van de „gave der gezondmakingen" ... Ik geloof, dat dit niet te rijmen is met een gezonde exegese van de plaatsen in 1 Cor. 10 en 12, waar van deze gave sprake is. AI was het alleen maar om deze reden: in die teksten is sprake van de werking des Geestes, van bizondere werkingen des Geestes, als glossolalie, gave van genezingen, etc, in het bizonder in de eerste tijden van de Christelijke Gemeente, toen deze nog niet het Nieuwe Testament in zijn tegenwoordigen vorm had. En waar de Geest altijd rechte slagen toedient en in dit ^eval de middelen hiertoe zelf formeert, geloof ik niet, dat Hij Zich in zichzelf verkeerde middelen zal hebben gevormd; m.a.w. de Geest kiest Zich hier, om rechte slagen te doen, geen kromme stokken.

P. JASPERSE.

^* De geschiedenis in het diensthuis.

De Romeinen waren gewoon om van hun koloniaal bezit in Noord-Afrika te zeggen, dat men van daar „semper aliquid novi", steeds weer verrassende nieuwtjes, te hooren kreeg. Waaneer de menigte zich verdrong voor de bulletins der Romeinsche nieuwsbureaux, kon men er wel zeker van zijn, dat er in Afrika weer iets aan de hand was.

In onze dagen kan met eenige variaiie deze zegswijze opnieuw gebruikt worden. „Ex Germania semper aliquid novi". Duitschland heeft de rol van Afrika overgenomen. De sensationeele berichten zijn niet van de lucht. Gisteren ruimde Hitler compromitteerende aanhangers uit den weg, vandaag is het huwelijk van één zijner paladijnen ecu nationaal feest, en morgen zuchten predikanten der belijdenis-kerk in de concentratie-kampen.

Toch zit er wel degelijk systeem in de schijnbare willekeur. Hitlers daden mogen al in hooge mate beïnvloed worden door de indrukken van het oogenblik, hij is tevens de gevangene van zijn stelsel. Hij zegt b, omdat hij eerst a gezegd heeft. De lijnen gaan soms zig-zag, maar ze loopen allen in één richting.

Wanneer men dit in 'toog houdt, krijgen ook minder opzienbarende gebeurtenissen een wijder beteekenis. Niet alleen het kerkelijk, politiek en economisch leven moet worden overgeschakeld op de gelijke baan, maar ook op gebieden, die gemeenlijk buiten het strijdgewoel blijven, worden de paden afgebakend en de borden met „Verboden Toegang" neergezet.

Zoo bevatten onlangs de dagbladen het bericht, dat de Berlijnsche hoogleeraar in de geschiedenis, prof. Hermann Oncken, van zijn functie ontheven, m.a.w. afgezet is. Tevens werd de motiveering van dit regecringsbesluit meegedeeld. Oncken, historicus van naam, is noch Marxist, noch niet- Ariër. Zijn „fout" ligt ergens anders. Hij heeft n.l. meermalen zijn studenten er OJD gewezen, dat zij in hun streven naar wetenschappelijke objectiviteit zich niet mogen laten beïnvloeden door de gebeurtenissen van den dag. En bovendien heeft Ijij enkele maanden geleden een historische verhandeling het licht doen zien, waarin men minder vleiende toespelingen op den tegenwoordigen gang van zaken in Duitschland meende te kunnen constateeren.

Dit geval-Oncken doet weer eens te meer zien, hoe grondig de toestanden ten Oosten van onze grens in de laatste jaren gewijzigd zijn. Want juist wat betreft de geschiedeniswetenschap heeft Duitschland een groote reputatie op te houden. Nadat de Verlichting der 18de eeuw ook de geschiedenis geheel gefatsoeneerd had naar haar oppervlakkig rationalisme, heeft vooral de Duitscher Leopold von Ranke een heilzame reactie teweeg gebracht. Door een reeks van schitterende geschriften, modellen voor allen, die na hem kwamen, heeft hij de wetenschappelijke methode aangewezen, die sindsdien gemeengoed van alle historici is geworden.

Welnu, het kenmerk van deze methode was juist het streven naar objectiviteit. Tegenover hen, die de geschiedenis gebruiken wilden in dienst van hun partij en haar verwrongen naar hun vooroordeelen, plaatste Ranke den stelregel, dat hij slechts eenvoudig wilde nagaan, wat er vroeger eigenlijk gebeurd was. Niet wat Piet of Klaas, al waren zij ook in hoogheid gezeten, graag wilden hooren, maar wat de oude documenten hem vertelden, gaf Ranke door. Zoo heeft hij een traditie gevestigd, waaraan de Duitsche geleerden een eeuw lang trouw gebleven zijn en waardoor zij de toonaangevende mannen werden in de historische wetenschap.

Al is er tegenwoordig wel niemand meer, die aan de mogelijkheid gelooft om het ideaal der objectiviteit te bereiken, dat althans het streven naar dit 'ideaal voor den geschiedschrijver een dure plicht is, wordt vrijwel algemeen toegestemd. Behalve... in het Duitschland van nu!

Eigenlijk behoeft dit geen verbazing te wekken. , , Germany puls the clock back": Duitschland zet de klok terug, ook in de wetenschap. Waar het heil van den staat en de eenheid van de volksgemeenschap het hoogste goed geworden zijn, moet de critiek zwijgen. Ontstaat er, op grond van onbevangen historisch onderzoek^ twijfel aan de juistheid van den ingeslagen weg, dan moet aan dien twijfel de gelegenheid ontnomen worden om zich te uiten. In den absoluten staat is slechts plaats voor één volk en één kerk, en ook voor één wetenschappelijke overtuiging.

Zoo wordt de geschiedenis in dienstbaarheid gebracht. Niet aan de waarheid, maar aan het staatsbelang worden haar resultaten afgemeten. Gelijk vroeger aan de kleine hoven de vors'ten van de historie-schrijvers, die hun brood aten^ klinkende lofspraken verwachtten, zoo verwacht het Duitsche régime, dat de professoren die het bezoldigt, geen twijfel zullen laten blijken aan de volkomen heilzaamheid van het nationaal-socialisme.

Prof. Oncken heeft zich, anders dan zijn meeste collega's, onder dit juk niet willen buigen. Hij weigerde de traditie, waarin hij is gevormd, te laten varen. Zoo kwam hij in botsing met de machthebbers. En een excuus bestaat er niet. Want reeds ruim een jaar geleden is van overjheidswege bekend gemaakt, welke de eenig geoorloofde manier is, waarop in Duitschland de geschiedenis beschouwd en onderwezen mag worden.

Daarover een en ander in een volgend artikel.

H. SMITSKAMP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1935

De Reformatie | 8 Pagina's