GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Het getuigenis des Ceestes, dat wü Icinderen Gads zyn.

In Romeinen 8:16 zegl Paulus: Deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods z ij n.

Dat is een zeer bekend woord; een woord, da, t in de overdenking van menig kind van God een groote plaats inneemt en waardoor, helaas, niet weinigen in voortdiirende onrust worden gehouden.

Natuurlijk kan dat laatste enkel gevolg zijn van een verkeerde opyatting van deze heerlijke uitspraak der Schrift. De rechte opvatting zal, insteê van Gods volk in moeite te brengen, juist hun leven verrijken en vastheid geven.

Wij willen daarom trachten in dezie rubriek over dezen tekst iets te zeggen in de hoiop, dat dij. moge dienen tot bevrijding van het leven van velen, die zich tot nu toe door dit woord geöoaden gevoelden.

Daar staat „Deze Geest óf dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."

Hier is eerst spra, ke van het getuigen onzen geest. van

Onze geest getuigt, dat wij kinderen Gods zijn.

Onze geest.

Wij willen niet een wijdloopige beschouwing houden over den pTeciesen zin van deze uitdrukking.

Onze geest.

Wij gaan veilig als wij den zin van deze woiOfden aldus omschrijven:

Ons innerlijk leven, ons zelfbewustzijn, ons gevoelen, ons denken, ons willen, waardoor wij de dingen, die ons voorkomen, beschouwen, da are v e.t nadenken en er ons'een oordeel over vormen.

Nu zijn wij, kinderen Gods, in , a, anraking gekomen met het Woord Gods, de Heilige Schrift; wij zijn daarmee, in onzen geest, bezig geworden en hiët resultaat is geweest, dat onze geest nu zegt, getuigt: „ik ben Gods kind".

Dat wij daartoe zijn gekomen is niet iets vanzelfsprekends.

De natuurlijke mensch komt daar niet toe.

Do natuurlijke mensch herkent het Woord Gods niet als zoodanig; hij aanvaardt het niet, hij buigt er niet voor, hij zegt dr geen „amen" op.

Dat wij dat wel doen, is vrucht van de werking van den Geest Gods, den Heiligen Geest.

Die Geest werkt in de gemeente.

Hij deed dat ook reeds onder de oude bedeeling. Maar er is verschil tusschen Zijn werking vóór en Zijn werldng na de uitstorting v, an dien Geest op Pinksteren.

In de eerste plaats is het veirschil dit, dat voof Pinksteren de Geest van boven —, van buiten af in de kerk werkte, teirwijl Hij nu in haar woojit en haar van binnen uit bearbeidt.

Maar daar is een ander verschil; en daarover gaat het hier.

In de dagen van de Oude Bedeeling deed de Geest aan Gods volk zijn verhouding tot den Heere zien en aanvaarden als die tusschen Heer en slaaf, een verhouding van dienstbaarheid.

Dat wil niet zeggen, dat God' toen ook niet de Vader van Zijn volk was; neen, maar toien w, as het volk nog als een onmondig Idnd; en zoolang een kind nog onmondig! is, is de vorm van zijn verhouding tot den vader, als die van de verhouding tusschen heer en knecht.

De Geest onder de oudö bedeeling was dus een Geest van dienstbaarheid, dat wil zeggen, ik hierhaal het, in dien tijd deed die Geest Gods volk zijn verhouding tot God zien en aanvaarden als de ver'houdiiigi van slaaf tot heer.

Nu, onder de Nieuwe Bedeehng, doet die Geest ons onze verhouding tot God zien en aanvaarden alls die tusschen vader en kind en zóó komem wij er toe om te zeggen óf, wilt ge, zóó komt onzie geest er toe om te getuigen:

vGod is mijn Vader, ik ben Zijn kind".

„Abba, Vader."

D.at is bet, wat Paulus gaaegd heeft in vers 15.

Nu zegt hij in vers 16:

„Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."

Aan het getuigenis van onzen geest paart zich us : een getuigenis van den Geest Gods.

•W, at wil dat aeggen?

Er zijn menschen, die het zich zóó voorstellen, dat daamiiee bedoöM wotdt een soort van hiooirt hare stem, die uit den hemel tot hen komendie tot hien zegt:

„Gij behoort er bij, gij zijt Gods Icind."

Énkiele menschen zijn er, die zich inderdlaad verbeelden, d|at zij zoo'n stem hebben gehoord'.

In 'die stilte van den nacht.

In d|e eenz, aamheid' van het veld.

Grootór is het getal van hen, die, al durven zij dat niet met zooveel woorden zeggen, toch in heel hun spreken er blijk van geven^ dat zij eigenlijk op zulk een getuigenis des Geestes, op zulk ©en stem uit den hemel wachten.

Toch kan dit nooit de bedoeUng van den apostel zijn.

In de eerste plaats niet, omdat zulk een getuiijgenis (stel, dat het ooit kwam) nooit zou kunnem worden gecontroleerd; het zou even goed ©en stem van den duivel als van God kunnen zijn.

In die tweede plaats; indien zulk een getuigenis den menseh van zijn kindschap zou moeten overtuigen, dan zou daardoot de Heilige Schrift, het Woord Gods gelneei op den achtergrond worden gedrongen.

V.anzielf zouden de menschen er dan toe komen te zeggen: „nu ja, die Bijbel, en de beloften uit dien Bijbel, wat heb ik daar tenslotte aan; ée bevestiging moet ik uit den hemel hebben; zoolang ik dat niet krijg, heb ik aan dein Bijbel niets en als ik dat heb, dan heb ik aan den Bijbel geen behoieft© meer."

Tierwij 1 God Zelf in den Bijbel ons duidelijk leert, dat wij zullen leven bij Mozes en de Profeten en bij het profetische Woord, dat zeer vast is.

Voorts, , als dit de zin van dit woord was, dan zou het er met de gemeente , al heel dlroevig voorstaan,

Wiant zij, die zich „verbeelden" zulk een stem géhoord te hebben, zijn m, aar zeer enkelen.

Vierae d© meeste kinderen Gods zouden dan zonder dit Geestesgetuigenis hun pad moeten gaan.

Terwijl toch deze tekst het stelt als een algejmieenen regel, geldend voor al Go-dis kinderen:

„Dezelve Geest getuigt met onzsen geest, dat wij kinderen Gods zijn."

Een tweede opvatting, die overigens veel ernstigpr en veel meer algemeen is, "is deze. „Berst, " zooi zegt mem, „eerst komt het Woord lot mij, het Woord, waarin God mij Zijne beloften geeft. Ik aanvaard dat wel, maar toch blijft .er bij mij over .een zekere vrees, dat ik, ondanks alles, er misschien toch nog niet bij behoor, dat ik mij ten onrecht© de belofte Gods toeëigen.

En zie, dan komt daar de Heilige Geest en werkt zoodanig op mijn bewustzijn in, mij verziekerend© van mijn kindschap, dat het mij is, alsof ik een stem in mijn hart hoorde zeggen: „Gij zijt Gods kind"."

Volgens deze voorstelling zou er dus zijn drieërlei Geesteswerking bij het tot stand komen van die zekerheid:

, a. Het spreken des Geestes in het Woord Gods,

b. De werldng des Geestes, w.aardoor ik dat Woord Gods als zoodamg herken en aanvaard.

c. Ben daarbij komende Geesteswerking, die mij rechtstreeks, zonder dat ik weet hoe of vanwaar, als een hoorbare stem in mijn binnenste zegt: „Gij zijt Gods kind".

Deze laatste voorstelhag is 't, waardtoior zooveel kindferen Gods in de moeite geraken.

Een dergelijke Geesteswerking, als, volgens die verklaring, door God aan Zijn kinderen wordt toegezegd, hebben zij nooit ondervonden, die wondere, innerlijk© stem hebben zij nooit gehoord en daarom blijven zij maar bang^ dat het dan toch niet goed met hen is, dat zij niet mogen rustig zijn.

Maar die - freeze, die onrust, is ongegrond. Dat zal, hoop ik, blij ben als wij in een volgiend .artikel den rechten zin van dit: „Geestesgetuigenis" uiteen gaan zetten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's