GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Carnaval In de Vasten!

Onze zuidelijke landgenoolen Iiebben de carnavalsleut verwisseld met de ernstige stemming van den vastentijd.

Een groote mate van mensclikundigheid kunnen wij aan Rome niet ontzeggen; wat kennen zij het mensclielijk liart in al die bonte, soms zotte wendingen, in al zijn wisselende behoeften!

Het carnaval steelit zoo heerlijk de draak met onze gewichtigheden. Zie dien Gelen Rijder in zijn uniform met gouden tressen, zijn marüalen kolbak, zijn rinkelende sleepsabel! Bij het demasqué blijkt hij twintig jaar gezeten te hebben in den zadel van een kantoorkruk! De Jonkvrouw in haar sleepend gewaad, met haar prachtige corsage, ontpopt zich als een dienster, die amandelbroodjes serveert bij Heek! Een paar avonden hebben zij geleefd in een roes van trots, üi een droom van geluk. Dan trekt de Gele Rijder zijn kaalgedragen kantoorpak aan met de kladmouwen, dan verwisselt de Jonkvrouw haar diadeem met het witte mutsje en spelt zij haar nummer op.

Ook wij, protestanten, hebben ons caniaval, maar wij weien het meestal niet. Wat is er vaak een jacht op de witte das, op een preekstoel te staan, een rede te houden, al is het dan maar in het zand van een pasgedolven graf, o, dat cai-naval der dwaze veelsprekendheid! Op het kussen van een bestuursfauteuil te' zitten, mee te march eeren in de eskadrons van groote mannen, die wij er op-na-houden, mensch, mensch nog aan loe, wat prachtig allemaal! Aiideren verschijnen in de kerkvaderpels (met de motballetjes nog in de zakken). O, als de Lieve Heiland komt op ons groote carnaval, als Hij komt om zondaren zalig te maken, wat zal Hij droevig verbaasd staan over ons, kerkvaders! Hij zal Zich niet lerechtweten in deze menschheid van de witte das! Ach, zelfs van onze begrafenissen maken wij vaak een carnaval, onder stroomen van welsprekendheid daalt de kist van onzen eminenten broeder ten grave, nadat hij zoovele gewichtige diensten den lande, den volke en der kerke heeft bewezen. Naar onze woorden te oordeelen zou met dit verscheiden de wereldhistorie moeten eindigen, maar de zon gaat op en de zon gaat onder en vele beken gaan uit in de zee, nochtans wordt de zee niet vol! Gods Boek schrijft óók een memoriam: En hij stierf. Meer niet. Dat schreef het Heilige Boek bij Adam en Seth en Methusalah, bij Abraham, bij Petrus en Paulus, bij de allergrootsten, die uit vrouwen geboren zijn en dezelfde grafrede zal Gods Boek ook houden bij eenvoudige lieden als u en ik. En na den dood het demasqué... Dan legt Lazarus zijn domino van lompen af en ligt aan in Abrahams schoot. Dan slaat de rijke man zijn oogen op in de pijn en zijn domino van purper wordt door de motten gegeten. Maar wij zetten ons carnaval voort alsof er nimmer een demasqué zal komen...

Niet allen zijn even schuldig aan dit carnaval zonder leut. Er zijn menschen, die zichzelf aankleeden en menschen, die aangekleed worden. Ach', de laatsten zijn wel het talrijkst! Goede kerels, lieve vrouwen. Maar men heeft hen zoo lan^ aan do ooren geteut dat zij eminent waren, geniaal, magistraal, en wat al niet meer, dat zij het ten laatste zijn gaan gelooven. Ach, ik zeg niet dat het zoo erg zou zijn, als wij eens een hooge krop zetten in een malle bui. Maar het is wel erg als het nooit tot een demasqué komt en wij altijd maar in dien gekken waan voort blijven leven. O, laat ons ophouden met al die fratsen! "Wij zijn gewone menschen, wij zeggen en schrijven wel eens mooie dingen, nog meer gemeenplaatsen en ook vele vervelende lirades. Wij doen wel eens ons best en wij laten ook veel in de lap hangen. Wij hebben goede oogenblikken, wij zijn ook vaak erg klein en min. Het zal ons allen goed doen als wij uit de carnaval in de vasten gaan!

Ja, dat demasqué is even een zuur momentje. Wij, dwazen, hebben dat ook alweer interessant gemaakt! Maar dan heb ik dien gelen rijder en die jonkvrouw van de dienbalc, dien kerkvader in pels, nog honderdmaal liever dan dat demasqué met voetlicht en reclame! Dat js eenvoudig een verwisselen van domino!

Neen, het eerlijk tegen jezelf te zeggen: ik ben maar een doodgewone kerel, ik speel — maar ik ben geen kunstenaar, ik denk — maar ik ben geen genie; ik spreek... maar ik ben geen Cicero, ik bestuur, maar ik ben geen staatsman, ik heb God lief, maar ik ben geen heilige, ik ben gewoon, heel gewoon, ja, dat valt niet mee. De witte das te moeten losstrikken, de kerkvaderpels weer in de motballetjes te leggen. Wat blijft er over? Een zieligheid je?

Neen, een gewoon mensch. En God heeft gewone menschen ongewoon lief. Zijn wereld is vol gewone menschen. Zijn kerk is vol gewone menschen!

Zijn hemel is vol gewone mensclien!

N. B.

„Indië roept." ' v^^^H^P

Onder dagteekening van Februari 1938 heeft namens liet Bestuur van den Bond onzer Meisjesvereenigingen de presidente, Mejuffrouw M. Parmentier, aan de Bondsvriendinnen een tweetal circulaires gericht, lietreffende het thema: „Indië roept".

Op den tienden Bondsdag, het eerste jubileum van den Bond, „kregen we" — aldus de presidente — „ons eigen Bondshuis; het geld daarvoor was spontaan bijeen gebracht". Maar nu willen de meisjes „niet alleen met het woord, maar ook met de daad" in 1938 haar dankbaarheid toonen. Daarbij denken ze aan ons Zendings-werk in Indië. Als bondsvriendinnen gaan ze 'n actie beginnen door héél het land. Ze „gaan sparen: stuivers, dubbeltjes, kwartjes!!", want ze willen straks op den jubileumdag een dankoffer brengen, bestemd voor den Zendingsarbeid onder vrouwen en meisjes in Indië. „Zij moeten weten: in Christus is „Oost en West" een!" Het zal — aldus de presidente — „één van de schoonste oogenblikken op onzen Bondsdag zijn, als we „ons bedrag" mogen overdragen voor dat doel".

Van verschillende kanten bleek nu, volgens de tweede circulaire, dat de bedoeling van de gezonden circulaire „Indië roept" veler instemming heeft.

„Hier en daar" — zoo lezen we — „worden al nadere plannen besproken."

„Enkele Bondsvriendinnen deden de vraag, hoe het tien jaar geleden toch klaar gespeeld is, zulk een groote som bijeen te krijgen voor onzen Bondsuitbouw. „'t Was geweldig!" riep een van onze jongere leden uit! Zij had gelijk, want „de duizenden" zijn toen bijeen gezameld.

Doch nu moeten we niet vergeten, dat er toen groote giften zijn geschonken en er een heel jaar gespaard is. Wij hebben nu maar vier maanden den tijd! Toch willen we allen de schouders onder het werk zetten en toonen, dat er in onze harten ook „vuur on liefde" brandt. Wisten de Bonds vriendinnen tien jaar geleden van aanpakken, wij willen voor haar niet onder doen, teminder daar ook onze actie een prachtig werk betreft!"

Een klein staaltje van wat verwacht wordt, kan men proeven uit dezen „zachten wenk":

„Zijn we op onze M.V. een paar handige Bondsvriendinnen rijk, dan bakken zij thuis koeken, cakes of taarten!!! En op de jaarvergadering presenteeren we onzen gasten heel keurig een stukje, maar laten als tegenprestatie de portemonnaie opengaan!"

„We weten" — aldus Mej. Parmentier — „van Bondsvriendinnen, die plannen voorbereiden, een specialen Zendingsavond in elkaar te zetten. Er wordt dan een spreker of spreekster gevraagd, die goed bekend is in de Zendingswereld.

Na de rede wordt de verdere avond gevuld met zang, muziek enz.

Om de zaal aanti-ekkelijk te maken worden bij de gemeente-leden alle Indische doeken en kleeden opgehaald. Ze probeeren zelfs Indische muziek te laten hooren!

Wie het niet zoo „grootsch" kan bereiken, werkt op eenvoudiger wijze mee tot bereiking van het doel! 'n Busje op onze Vereenigingstafel, een vriendelijke vraag op 'n verjaardag, het trouw opzij-leggen van enkele centen of 'n stuivertje is van even groote bete ak e n i s."

5p de ons gestelde vraag, of ons blad hierbij helpen wilde, hebben we gaarne toestemmend geantwoord. Want al moeten onze jeugdbenden voorzichtig zijn, en niet voor alles en nog wat zich laten gebruiken, in een enthousiasme, dat zijn eigen draagwijdte niet ziet, hier is van zoo iets geen sprake. Hier betreft het een werk op zichzelf, zonder dat verre consequenties behoeven voor de hand te liggen in de toekomst. We bevelen daarom gaarne deze actie aan. Het geld gelieve men te storten op giro 71470 ten name Penningmeesteresse Bond van M.V. op G.G. in Nederland te Delft; deze giften zullen verantwoord worden.

De eerste gift is al binnen gekomen van een dame, die met belangstelling de actie volgt. De totale opbrengst wordt gebruikt voor den arbeid onder vrouwen en meisjes.

Ook in dezen hebben onze Meisjesvereenigingen haar typisch vrouwelijk karakter weer aan den dag gelegd. Moge de Zending er van profiteeren. Het werk onder vrouwen en meisjes is veelszins afzonderlijk georganiseerd in bepaalde missionaire centra; vandaar, dat deze afzonderlijke inzameling goede reden heeft.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1938

De Reformatie | 8 Pagina's