GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

RECTIFICATIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

RECTIFICATIE.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enschede. — Het zielenaantal dezer kerk is niet 4400, (zooals in het nummer van 8 Febr. j.l. onder deze rubriek stond vermeld), maar 4294 (op 1 Jan.). Het getal 4400 was een ruwe schatting, die bij nauw-'' keuKge telling iets te hoog blijkt te zijn.

ban. Zij is de vrees. Een vrees, die dringt tot de grootste wreedheden. Op den hang naar de tyrannle wees ik reeds; hij wordt duidelijk uit de vereering door den Marxist van Iwan den Verschrikkelijke.

Toen onze Koningin een dezer dagen in Amsterdam een vergadering van studenten bezocht, werd Zij vergast op de film van dien naam. De heeren studenten tooiden zich dadelijk met oranje, maar ik las niet dat zij' zongen: de tyrannie verdrijven, die mij mijn hert doorwondt.

.Nu zet zich de existentialist tegen het Marxisme. Hij wil de volle vrijheid, zonder eenigen band.

Maar is het niet merkwaardig, dat thans in de schouwburgen van Parijs onder veel succes wordt opgevoerd een tooneelstuk van den medewerker van Sartre, Alfred Camus, 't welk verheerlijkt een der geweldigste en gevaarlWtste tyrannen, die de historie ons noenit? Caligula, keizer van Rome. Een jonge man, opgevoed in het leger door de woeste soldaten, dragende al spoedig den soldatenschoen, die veel te groot was voor zijn voeten, waarom hij, die Gaius Caesar heette, Caligula werd genoemd. De soldatenschoen werd toch caligae geheeten.

Deze Caligula was allicht de meest wreede keizer van Rome. Hij waadde door het bloed.

En deze jonge man wordt nu verheerlijkt in genoemd tooneelstuk waarover ieder spreekt, en dat wordt toegejuicht, al begrijpt men allicht niet, wat het bedoelt te zeggen.

Caligula toch herleeft in den jongen existentialist van heden, die walgt van het menschelijk leven, aangegrepen door het onnutte daarvan, zooals het geslagen wordt door den onverbiddeUjken dood, alleen schuldig, omdat het geboren werd.

De absolute heerscher in het Romeinsche keizerrijk is inteUigent, beoordeelt naar juistheid zijn onderdanen, die hij veracht, om hun domheid en lafheid. Hij weigert ze lief te hebben en wijst alle vriendschap af. Een mensch is niet veel zaaks, en wat doet het er toe, of hij lang of kort leeft? Caligula kent zich zelf de grootst mogelijke vrijheid toe. Hij vraagt en bezit een „liberté totale", maar wil daarom den kerker der fataliteit, waarin hy zich gevangen aoht, verbreken door een lange rij van gemeene misdaden.

Hij wil uit die gevangenis, hij spot met de goden, hij kleedt zich zelf in het gewaad van Venus, hij maakt zijn paard tot opperpriester, hij doet zoo voor zich knielen zoowel den bevreesden Senaat als het even bange volk.

Hij doodt zijn maltresse in een schijnbaar liefdevolle omarming. Hij v/oedt nu eens in ontzettende wreedheid tegen een ieder, die rijk is, omdat hij belust is op diens goederen, maar-dan weer toont hy zijn totale vrijheid door een Ujst met namen van veroordeelden te verbranden boven een kaars.

De mensfih is even stei'k in vernielen als in bouwen. Hij kan doen vmt bij wil.

Caligula betreurt het, dat het Romeinsche volk niet maar één hoofd heeft; dan kon hij het afslaan en een eind maken aan dat verachte mensohelijke geslacht.

En als eindelijk de dolk van een moordenaar hem vindt, sterft hfl met een verauohting over zijn eigen ellendigheid.

Nu is dit pessimisme, dat Alfred Camus hier verheerlijkt, niet nieuw. Nietzsche kende het ook, en Schopenhauer en De Vigny. De hoogmoedige mensch vindt het gezelschap der mensohheid voor hem mindeï-ft'aardig. Marcel Emants, een Nederlandsche ütterator, had er ook iets van.

Alleen maar - ^ er zal dan dit verschil zijn, dat Sartre dan ook noemt: nadat de mensch zooseer ter aarde is geworpen als een nietswaardig ding, als het bestaan des menschen, zijn existentie, zóó is veracht, nietsbeteekenend reeds door zijn wording, en daarna nog leelijker door wat de mensoheri tot nu toe van zich zelf hebben gemaakt, staat de van alles walgende mensch weer op, en roept hij zich zelf en anderen toe: laat ons helden zijn. Aanvaarden wij dit ïeven en trachten w^j er toch nog iets goeds van te maken.

Hij predikt dan — geduld.

Terecht is gevraagd: uit naam van wat?

De Bijbel teekent den mensch als diep gevallen, maar hij wijst den weg tot behoud voor tijd en eeuwigheid. Maar de existentialist geeft geen enkel antwoord.

En zal de jonge mensch, vergiftigd door deze wijsbegeerte en in wanhoop temeergeworpen, de kracht hebben, om weer op te staan?

Het antwoord is alleen, dat Caligula niet over den eersten goeden stap heenkwam. Hij weigerde den tweeden, dien van het heroïsme, dat'ook door Spengiér en door Heidegger aangeprezen wordt, te doen. Leege woordenpraal.

Daar zijn in onze revolutionaire dagen nog andere raadgevers. Ik wil er een tweetal noemen.

De eerste is de bekende Italiaansche historicus Guglielmo Ferrero, die in Geneve een schuilplaats vond voor den tyran Mussolini. Hij schreef eerst een boek „Aventure" en daarna gaf hij een reconstructie. „Reconstruction" heet zijn jongste, zeer interessante werk.

De grondtrek van alle revolutie, dus zegt hü, is vrees.

Heel de Fransche revolutie werd door vrees gedreven. En de zoon en bedwinger dezer revolutie, Napoleon, werd door niets dan vrees voortgejaagd op tjja voor Europa, zoo heilloozen weg.

Ook thans ziet hq in allen kring, by overheden ea onderdanen, in politieke en sociale conferentie, bij do groote vier en de kleine zooveel, niets dan vrees. Peur, peur, peur, zoo roept hij uit. En heeft hij ongelijk?

Maar hij meent den weg tot reconstructie, tot herstel, te kunnen wijzen. Daar is één man, die reeds in de Fransche revolutie en daarna op het Weener Congres, den goeden weg kende. Omdat hij geen vrees had. Ook thans kan hij dien goeden weg doen^zien. Ferrero wijdt aan zijn politiek een boek van 372 bladzijden. Het is zeer gedocumenteerd.

Wie is die man ? Men gelooft het in tienen niet. Het is de grootste deugniet van de vorige revolutie: Talleyrand.

Toen Chateaubriand eens de twee gezworen vriendenvijanden Talleyrand en Fouché gearmd het kabinet van Napoleon zag verlaten, verzuchtte hvj: daar gaan de misdaad en de lafheid tezamen. Ferrero ontkent niet, dat Talleyrand een deugniet was, maar hij werd het door verzet tegen onwettigen dwang. En onder alles was hij een held, die de grootste gevaren doorstond, omdat ten slotte zijn wil en hEmdelen gericht was op een herstel van orde en tucht. Het is niet onaardig om het te lezen, maar, al hooren vrij de boodschap, wij hebben toch ten volle recht te zeggen: mij ontbreekt het geloof.

Er zijn deugnieten allicht genoeg in onzen tijd, maar zullen ztj de redding brengen?

En nu de tweede raadgever.

Het is de Engelsche wijsgeer, de grootste, dien Engeland thans bezit naar men roemt, Bertrand Russel.

Hij is reeds oud, boven de zeventig, en schreef nu een boek, waarin hij den gang der wijsbegeerte door de geschiedenis teekenen wil.

Ook hij wijst op de vrees, die de romantiek der revolutie wekt. Een tijger, zegt hij, is een schooner dier dan een schaap. Maar wig zien hem het liefst achter de tralies.

En nu zijn er menschen die zich zelf als een tijger willen openbaren — en daarin heeft hij gelijk — maar als zij alle menschen opwekken om tijgers, te zijn, dan wordt het in het leven voor de schapen niet al te best.

Echter •— er is behoud voor de mènschheid.

De wijsbegeerte, z ij n wijsbegeerte wijst den weg. Zij zal antwoord geven op de vele vragen.

Ons behoud ligt ten slotte in een soort rekensommetje. In de wijsbegeerte der „logical analysis”.

Zeker zal het antwoord op de levensvragen nog niet gegeven kunnen worden, maar wij zijn op weg.

Ook onze Heiland heeft het beeld van de schapen gebruikt. De revolutie is als het roofdier; hier de wolf en daar de huurling.

Maar Hij is de goede Herder, Die Zijn leven stelt voor Zijn schapen, Daarom moeten wij voor Hem getuigen, niet op oeoimienieehe wijs, van „Christus is de Heer", terwijl een ieder dan maar moet uitmaken, hoe hij Hem wil belijden en gelooven, maar opv/ekkende tot gehoorzaamheid en aanvaarding van het Woord, dat van Hem getuigt,

De Revolutie roemt van den scboonen, van den goeden, van den sterken mensch.

De Reforajatie doet den mensch opnieuw neervallen voor Gods aangezicht met de bede: o God, wees mij zondaar genadig.

En ddar alleen is het behoud.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

RECTIFICATIE.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's