GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

In een Roomsch blad las ik de opmerking, dat het thans gaat om de grondslagen van het Westen, die in groot gevaar zijn.

Goed gezien is het niet het fundament, dat gevaar loopt, maar het gebouw, dat wel het avondland is genoemd.

Het gevaar ontstaat doordat wij óf niet meer uit dat levend fundament al onze kracht willen ontvangen, óf, wat erger nog is, het bestaan er van loochenen, dus het verband ten leven missen.

Want wat wij ook mogen doen, ons huis komt van dat fundament niet los. Een neutrale houding is ons onmogelijk.

Nu is het merkwaardig, dat er zelfs in Gereformeerden kring velen zijn, die de werkelijke beteekenis van het fundament niet meer verstaan en er liever niet meer over praten.

Een reden te meer om er van te getuigen.

En dat is dan ook heel onze kerkstrijd.

Dat is het, waarvan gesproken werd, ook op de politieke bijeenkomst in Utrecht, waar prof. Veenhof sprak.

Dat is het, waarom het gaat, als onze studeerende jongelieden in hun organisaties het al maar hebben over den grondslag.

Hier gaat het om allerwege, door heel ons leven heen, als wij waarlijk bidden om en werken voor de Reformatie, ook in dezen dag.

Voor al ons spreken en doen staat dan steeds voorop het getrouw getuigenis, dat er maar één fundament is door God gelegd, Jezus Christus, Zijn Woord, en de kerk, die dat Woord getrouw verkondigt.

De oude heidenwereld kende dit fundament niet, de nieuwe heidenwereld loochent het, wat veel erger is.

Een modern filosoof maakt deze onderscheiding in de geschiedenis, dat de oude wereld het had over den kosmos, de christelijke over God, de moderne over den' mensch.

De antieke wereld meende ook haar cultuur te mogen bouwen op den mensch, die de maat van alle ding zoude zijn.

En de moderne wereld keerde tot die dwaasheid terug.

Nu weten wij, hoe heel die oude cultuur ten onder ging, hoe al haar wijsheid uitliep op wanhoop.

De mensch, heeft iemand gezegd, kon niet meer.

En een groot vereerder van het oude Griekenland, Alard Pierson, gaf dit toe, toen hij schreef: „die het meest van zich zelf hopen mocht, is het snelst op het punt gekomen van aan zich zelf te vertwijfelen. Geen God kan hij worden; waartoe nog iets te willen zijn? Waartoe geboren, als het toch een droombeeld blijkt zich geboren te achten voor het hoogste? Na het verdwijnen van het schitterend droombeeld is het donker, als in het vertrek, dat men uit het volle zonlicht binnentreedt”.

Zoo is het ook nu.

Hoe anders wordt het echter, als het Woord Gods tot de wijde wereld mag ingaan. En welke blijde boodschap had de apostel Paulus aan de antieke cultuurwereld te brengen?

Geen ander dan de boodschap van het fundament, van hetwelk zijn Heer en Meester sprak in het meest verwaarloosde stuk Zijner vaak zoo slecht begrepen bergrede.

De apostel schrijft, dat hij als een wijs bouwmeester het fundament heeft gelegd, d.w.z. dat hij het heeft gepredikt. En hij zeide er bij, dat niemand een ander fundament kan wijzen, profeteeren. En dat het is het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen.

De steen, die de bouwlieden verworpen hebben. Het vaste fundament, dat staat — 2 Tim. 2:19; en dat ons doet leven in de rijke verwachting der stad, die fundamenten heeft.

En als daar gesproken wordt van de kerk des Heeren, dan weten wij toch wel, dat dit fundament heel de wereld draagt, of zij het weten wil dan niet, en dat het er voor heel de wereld met al haar cultuur hierop aankomt, of zij dit fundament erkent, dan wel het afwijst.

Zij komt er niet van los. Hoe zou dat ook kunnen!

Het is dan ook vreeselijke onkunde onder de Christenheid en het verzwakt haar getuigenis, ook al roept zij luide voor haar Heer, zooals in onze dagen, wanneer de voorstelling wordt gegeven, dat de wereld uit eigen kracht leeft en een eigen fundament heeft, en dat wij haar alleen maar te zeggen hebben, dat er een veilige haven is aan het eind van het leven.

Dr Hommes heeft, naar ik zie, geschreven, dat wij eens een schoolstrijd hebben gestreden, en daarna een politieken strijd, maar dat ons thans een cultuurstrijd wordt opgelegd.

Zulke uitlating getuigt van groote oppervlakkigheid. De kerk des Heeren heeft steeds, als zij getrouw was, den waren cultuurstrijd gestreden, want zij wees en zij vertegenwoordigde-het fundament; en stelde den eisch, dat heel het cultuurgebouw der wereld met dat fundament in levend verband behoort te staan en in volle gehoorzaamheid daaruit moet leven, wil het goed gaan in het leven.

Want als er in de Schrift wordt gesproken over fundamenten, die worden omgestooten of vernield, dan gaat het toch daar altijd over de dingen, die op het eenig fundament werden gebouwd en daaruit leven.

Heel onze schoolstrijd en onze politieke en sociale kamp was niets anders dan de prediking; terug voor opvoeding en rechtsleven naar de erkenning van dat fundament. Het ging altijd weer om den „grondslag”.

En als wij in de statuten van de eene of andere actie zeiden: de grondslag is het Woord Gods naar de getrouwe belijdenis der ware kerk, dan beleden wij toch daarmede voor heel de wereld, dat wij heel ons leven door het eenig ware fundament wilden doen beheerschen.

Is het niet meer zoo, dan heeft zulk statuutartikel voor ons werk geen waarde meer.

En wee een calvinistische wijsheid, die deze getrouwe belijdenis slechts kan aanvaarden voor de „theologie" en veilig meent te zijn bij „beginselen", die zij zelve dan moet uitvinden.

Wij hebben, geloof ik, nimmer voldoenden ernst met dien grondslag gemaakt, en dat was steeds weer onze zwakheid in den strijd tegen de wereld en den satan en ons eigen van nature boos en dwaalziek hart.

Ik zeide: de antieke wereld kende het niet. fundament

En nu moeten wij nauwkeurig letten op datgene, wat de apostel Paulus aan de Grieksche wereld, die de wijsheid, naar zij meende, in pacht had, vertelde, toen hij te midden van de stoicynen en epicuristen op den Areopagus stond.

Hij predikte haar den God, Die de wereld gemaakt heeft, en alles wat daarin is. En dat deze God een dag g: esteld heeft, op welken hij den aardbodem rechtvaardigHjk zal oordeelen door eenen, dien Hij daartoe geordineerd heeft.

Het begin en het eind van de historie dezer wereld.

En heeft God de Heere de wijsheid der wereld, die zich zoo ver verheven waande boven alles wat die apostel daar zeide, niet tot dwaasheid gemaakt?

Was het slot niet, dat de wijzen de vuist balden tegen de starren, als zij zagen, dat het, naar hun meening, beste werk der menschheid langzamerhand instortte en als in een moeras verdween? Zij geloof­ den niet in een schepping; zij zagen wel een voortdurenden val, als zij aanschouwden hoe het belangrijkste en sterkste en meest waardevolle van de menschelijke bouwsels inzonk als onder zijn eigen gewicht.

Zulk een tijd naderen wij ook weer, ondanks den hoogmoedigen praat van allerlei idealisten. De meest moderne wijsbegeerte is die van den dood.

Is er nu niet alle reden, om met al onze kracht te wijzen op het wezenlijke fundament en de gehoorzaamheid aan het Woord, dat daarvan getuigt?

En als wij, gehoorzaam zijnde, mochten zuchten over ons kleine getal en vergelijkender wijs geringe kracht te midden van onze cultuurwereld met al haar vertoon, haar schoonschijn en ellende tevens, laat ons dan denken aan de kerk des Heeren, toen zij die zinkende oude heidenwereld binnentrad.

Paulus in Athene, Paulus in Rome.

Toen ik het voorrecht genoot Rome te zien, werd natuurlijk ook een wandeling gemaakt naar de Via Appia, den beroemden kunstweg, waarlangs de apostel Paulus de machtige wereldstad binnenkwam, naar men zegt zijn voet zettend .op dezelfde steenen, die daar nog den weg bevloeren.

Daar is op dien weg niet veel meer te aanschouwen.

Maar een prentbriefkaart wilde ons toonen wat de apostel Paulus toen mocht zien; welke heerlijkheid zich daar vertoonde aan zijn verwonderde oogen.

Zoo kwam hij de machtige wereldstad van Nero binnen.

Wat zou hij kunnen, als hij zag op zich zelf?

Eén mensch — tegenover heel die wereldmacht?

En toch lezen wij, dat hij, toen hij de broederen ontmoette, moed greep.

Hij kende zijn macht, omdat hij predikte Hem, Wiens alle macht is in den hemel en op de aarde.

Hij had geen ander wapen dan het Woord.

En is er iemand, die maar even twijfelt, als de vraag gesteld wordt, wie overwon: Rome of Paulus?

Zelfs de bittere vijand Gibbon zegt: Paulus, en hij voegt er bij: helaas. En feitelijk zeide de Renaissance het ook, en zegt de wereld van thans het eveneens.

Chesterton heeft in zijn: „The Everlasting Man" een aangrijpende teekening gegeven van den kamp der Christehjke kerk in die eerste eeuwen.

Hij voert ons dan in gedachten naar de arena met haar tienduizenden toeschouwers, allen met groote intentie en met de oogen vol woede en verachting ziende naar het midden, waar een kleine groep menschen rustig wacht op de wilde beesten, die hen zullen verscheuren. Zij staan daar stil, zegt hij, onnatuurlijk stil, en het is alsof de wereld en de arena zich bewegen rondom hen heen. Zij vertegenwoordigen de blijde boodschap van het fundament, maar die waarheid wordt omringd door een wonderlijk licht: het is de stralenkrans van de haat der wereld..

Zoo was het en zoo blijft het. Zoo is het ook in onze dagen.

Maar daarom mag de ware kerk des Heeren, die getrouw getuigt van het fundament, niet vreezen.

En als de kinderen van het verbond in goede trouw in hun organisaties opkomen voor de gehoorzaamheid aan het fundament, zij behoeven niet te klagen over hun kleine getal.

En als de zonen en dochteren der reformatie, waar zij dan ook geplaatst zijn, den strijd voor dat fundament aanvaarden, niets hebbend dan het Woord Gods en de goede belijdenis, dan mogen zij weten, dat de wezenlijke macht, zooals Ds Vonk het zei in Utrecht, is bij hen, die leven uit de kracht van Hem, Wien alle macht is gegeven.

En ook het eind der wereldhistorie zal het mogen getuigen: daar, bij die getrouwe kerk, was de waarheid en de werkelijkheid. Want daar werd getuigd voor het eenig ware en werkelijke fundament.

Met hartelijke groeten en heilbede.

Uw toegenegen MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's