GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een woord van twee friesche predikanten, II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een woord van twee friesche predikanten, II.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die predikanten dr J. Schelhaas Hzn en L. v. Urk (synodocratisch) vervolgen hun ingezonden stuk:

Onwaar is, - wat Ds Hettinga opmerkt, als hij zegt: „Herhaalde malen drong de kerkeraad en ook Dr Schelhaas er bfl br. Hoekstra op aan, zich vrij te maken".

We kunnen hierover twisten, maar krijgen geen resultaat, tenzij de persoon in kwestie zelf spreekt. Ondergeteekende kent de feiten niet. Overigens behoeft niemand zich hier druk te maken over een woord. Is misschien tot diaken Hoekstra gezegd wat de synodale commissie-Ridderbos c.s. schreef aan Wezep en aan mij: verbreek dan maar het kerkverband (!) ? Uit de veelheid der kerkrechtelijke noodrecepten, die dr J. Ridderbos om beurten placht voor te schrijven, hebben inzenders er allicht één overgeschreven? Dit is er één.

Vervolgens:

Br. Hoekstra is integendeel bij herhaling opgewekt, om zijn houding te herzien en als ambtsdrager zijn taak te verrichten, zooals dit betaamt. Alles is gedaan om hem te behouden.

Wat den eersten zin betreft: wat beteekent: „zoojils dit betaamt"? Betamelijk was in de eerste plaats: het onbetamelijke besluit, door ons in het vorig artikel gecritiseerd, de facto wijl de jure, te verwerpen. En den tweeden zin, nu ja, dien kennen wij. Hij beteekent natuurlijk: we hebben heusch ons best gedaan, hem van het prijsgeven van den afgod „tot-elken-prijs-bijeenblijven" te weerhouden. Dat begrepen we al lang, sinds 1944 n.l., vreezen we.

Vervolgens:

Maar liem is bij herhaling voorgehouden, dat art. 28 van de Nederlandsche Geloofsbelijdenis van de geloo-J7igen vordert, dat zij zich afscheiden van de valsche lierk, en dat dus dit artikel hem daartoe verplicht, nu hij de vreeselijke beschuldiging aandurfde, dat de kerk van Sexblerum een valsche kerk geworden was.

Ja, wat is dat nu voor redeneering? Stel eens, dat in art. 28 heusch stond, wat deze twee predikanten erin lezen, wat dan nog? Bevat de eisch, dat men „zich afscheiden zal van de valsche kerk" meteen een volkomen doorzichtig en voor alle gevallen geldend voorschrift nopens de manierwaaróp men dit doen moet? Men kan immers op heel wat manieren zich losmaken? Voorts: wat is nu deze redeneering waard b.v. op een herdenkingsdag van de kerkhervorming? Is Luther dadelijk weggeloopen toen hij de valsche kerk had aangewezen? Is hij wel ooit weggeloopen? Hij die een eerste proces zich zag opgedrongen (hetgeen met br Hoekstra het geval niet was, want het eerste proces, waaruit het instituut van dr Schelhaas en ds L. v. XJrk zich komt typeeren, viel al in 1944) ? Of had Luther nog zijn verplichtingen, waarvan de erkenning en aanvaarding hem op Hervormingsdag een loflied pleegt te bezorgen ook uit den mond van deze beide onderteekenaars ?

Vervolgens: moet men iemand schorsen omdat hij uit een bepaalde overtuiging niet aanstonds die ééne consequentie trekt, die de schorsers (voor deze bepaalde gelegenheid, want op „31 Oct." doen ze't weer anders) meenen eraan te moeten verbinden? En eindelijk: art. 28 zegt wat anders dan deze predikanten beweren erin te lezen. Het is daar maar raar toegegaan in Sexblerum. We zoeken nog steeds naar de , , openbare grove zonde" vein het slachtoffer der schorsende inzenders en willen hun nog wel eens eraan herinneren, dat zij zich aan den Wetgever van het vijfde en negende gebod openlijk vergrijpen als zij een schorsing aandurven' zonder dat er zoo 'n zonde aanwijsbaar is.

Ja maar, die „v r e e s e 1 ij k e b e .s c h u 1 d i g i n g" dan? Een diaken, die zoomaar zeggen durft: we zitten hier met de valsch.e kerk?

Waarom, zoo vragen we, is men daar toch zoo kwaad om in de kringen die de plurif oT mi t eit der kerk eeren? ALS er pluriformiteit der ware kerk is, waarom dan ook niet een pluriformiteit der valsche kerk? En als de kwestie der ware kerk er een is van meer of minde> zuiverheid, waarom is dan die der valsch* kerk er niet een van meer of minder o n z u i-V e r h e i d ? En als er een „wezen" der ware kerk in verscheiden „vormen" openbaair wordt, waaom dan ook niet e^n „wezen" der valsche kerk, dat eveneens zijn verscheiden „vormen" Van zelfopenbaring neemt? Is deze onnoozele vraag hier op haar plaats, wel, dan krijgen we op een zeer vlotte manier dit schema, gebaseerd op de theorie der meer of min zuivere openbaring der ware of zuivere kerk èn die van de min of meer zuivere openbaring der valsche of onzuivere kerk:

A. Ware of zuivere kerk:

1. eerste zone: meest zuivere openbaring (laat ons zeggen 90 pet. tot 95 pet. zuiverheidsgehalte);

2. tweede zone: bijsa meest zuivere openbeiring (80 pet. tot 90 pet.);

3. derde zone: vrij zuivere openbaring (70 pet. tot 80 pet.);

4. vierde zone: zuivere openbaring (60 pet. tot 70 pet.);

5. vijfde zone: op het kantje af zuivere openbaring (50 pet. tot 60 pet.).

Alzoo: vijf zones in de openbaring van het (mystieke !> lichaam van Christus. Ruwe schets. Aantal variaties ontelbaar. Knap, wie ze kan onderscheiden.

B. Valsche of onzuivere kerk:

1. eerste zone: meest zuivere openbaring (90 pet. tot 95 pet. onzuiverheidsgehalte);

2. tweede zone: bijna meest zuivere openbaring (80 pet. tot 90 pet.);

3. derde zone: vrij zuivere openbaring (70 pet. tot 80 pct.)l;

4. vierde zone: zuivere openbaring (60 pet. tot 70 pet);

5. vijfde zóhe: op het kantje af zuivere openbaring (50 pet. tot 60 pet.). ,

Wederom: vijf zones in de openbaring van het (mystieke) lichaam van den antichrist.. Ruwe schets. Aantal variaties ontelbaar. Knap, wie ze kan onderscheiden.

We krijgen dan: ijfde zone van A:50 pet. zuivere openbaring van het lichaam van Christus; van het „wezen" der ware-zuivere kerk.

Vijfde zone van B:50 pet. zuivere openbaring van het tegenlichaam; van het „wezen" der valsche-onzuivere kerk.

De grens tusschen waar en valsch ligt dus in dit schema daar, waar het zóó komt te staan:51 pet. nog zuiverheidsgehalte en 49 pet. onzuiverheidsgehalte; dan hebt ge nog nèt de ware kerk; en knap is, wie zeggen kan: aar!

En aan den anderen kant:49 pet. zuiverheidsgehalte en 51 pet. onzuiverheidsgehalte; dan hebt ge al heusch de valsche kerk; en knap is, wie zeggen kan: aar!

In het midden staat dan de grootheid fifty-fifty, voor 50 pet. zuiver, voor 50 pet. onzuiver. Noch vleesch, noch visch. Openbaring van lichaam noch van tegenlichaam. De weeke deelen zoowel van ware als van valsche kerk. En, wijl het (on)zuiverheidsgehalte nooit stilstaat, zal die 50—50-grootheid nooit langer dan „im Augenblick" bestaan. Knap werk is hier te leveren voor den jongsten gepromoveerde van dr Hepp. Eén hunner heeft al Barthianisme op het spoor willen komen bij wie op deze distincties (zuiver, zuiverder, meest zuiver) af darit geven.

Maar wie voelt verder niet, hoe dwaas eigenlijk dit heele gefilosofeer is over een „w e z e n" der kerk, dat in'„vormen" verschijnt, of over een meer of min zuivere „openbaring" van een (blijkbaar verborgen') „lichaam"? — Wie ziet niet, dat het een spelen is met de belijdenis, als die zegt dat deze twee kerken LICHTELIJK TE KENNEN EN VAN MALKAN-DEREN TE ONDERSCHEIDEN zijn? En dat de Vrije Universiteit op dit punt al lang heeft a f g e - r e k e n d m e t d e b e l i j de nis ?

Maar als we nu eindelijk eens ophielden met dit gespeculeer over „wezen" en „openbaring", en bedachten wat al honderd maal hier geschreven is, dat n.l. m het begrip „kerk" (ecclesia) het element der VERGADERING konstitutief is, komen we dan niet' verder? De ware en de valsche kerk, dat is de ware en de valsche VERGADERING! Er kunnen in dén Reformatietijd onder een of anderen pastoor op • de Veluwe misschien 75 pet. goeie vrome lieden zitten, tegenover misschien 75 pet. malcontenten en ru2dezoekers en „zware jongens" in een of ander geuzenvendel. Maar toch is het met en om dien braven veluwschen pastoor mis, want zijn instituut laboreert aan de zonden der valsche vergadering (net als dat van dr Schelhaas van Tzummarum en ds van Urk van Sexbierum):

1e. zichzelf en eigen ordinantiën meer macht en autoriteit toekennen dan den Woorde Gods, en ondanks alle revisie-eischen weigeren zich te onderwerpen aan het juk van Christus;

2e. de sacramenten niet bedienen naar Christus' ordeningen (b.v. door* den één het avondmaal te weigeren, den ander het toe te staan, die hetzelfde doet, of door openbare grove zondaren er wel toe te laten, om de menschen maar zoet te.houden; en dus „daar af en toe te doen, n a a r het h a a r goed dun kt" (!);

3e. vervolgen degenen die haar bestraffen over hare gebreken en afgoderijen (b.v. die van den eenheidscultus ten koste van recht en waarheid).

We doen hier niet anders dan citeeren uit artikel 29 der Belijdenis.

O ja, we weten het, dat men kwaad wordt, als wij het woord „valsche kerk" gebruiken voor het synodocratische kamp. De dagen van Kuyper en Rutgers zijn allang vergeten, sedert men aan hun probleemstelling ontviel. We weten, dat in schier elke , , voorlichtingsvergadering" dit probleem (maar dan niet als probleem), wordt opgeworpen door niet-vrijgemaakte vraagstellers. Zoo wil men soms u uit uw tent lokken (wat hun gegund zij), om, zoodra ge maar zegt: inderdaad, een „valsche kerk" te kunnen smalen: hier slaat men door; waarom zouden wij nog langer ons druk maken over de vraag, of de synodes-Ridderbos-Grosheide terecht hebben scheiding gemaakt tusschen ambtsdragers, die in de ware kerk mochten blijven en anderen, die er buiten moesten, omdat ze ?

Ja, wat vullen deze vraagstellers hier nu in?

Wat kunnen ze anders zeggen dan dit: „omdat ze, als ze 't ooit wagen zouden, toch weer hun ambt te bedienen, een valsche kerk zouden vormen"?

Ik wilde wel, dat dr Schelhaas (Tzummarum) en ds V. Urk nu eens duidelijk vertelden, of naar de belijdenis, „geïnterpreteerd" (!) in hun instituut, „de vrijgemaakten" een valsche kerk zijn, ja dan neen. Als zij „ja" zeggen, vind ik hen consequent, al is het ook een consequentie uit de openbare zonde van hun instituut. Zeggen ze „neen", dan vraag ik hun: waarom spot gij dan in uw gedrag tegen uw eigen publieke bewering, dat gij de schorsingen enz. niet met uw geweten langer dragen kunt?

Ware en valsche kerk — de menschen denken, dat wie daarover spreekt, de lieden 'der „valsche kerk" als vermomde goddeloozen ziet. ^

Maar ze kennen de belijdenis niet. Zeg eens: w a r e of v a l s c h e „v^e r g a d e r i n g", en alles klinkt al dadelijk anders. Stel eens, dat een heele col-

lectie „goede nederlanders" vindt, dat het inis is met de tribunalen of met „Indië", en dat ze dan eigen gemeenteraad vormen en een eigen regeering, en dat degenen, die zij eritiseeren, slappe of slechte vaderlanders zijn, .— ik zal him „staat" niettemin een „valschen staat" noemen, al zou ik him zuiverheidsgehalte inzake de goede bedoelingen en de vaderlandslievende gezindheid misschien 95 pet. noemen.

Het is duidelijk, dat het woord „ecclesia", herhaaldelijk vertaald door „kerk", in de belijdenis meermalen niet anders kan beteekenen dan vergadering. Kennen inzenders een Kerk van goddeloozen? Neen? Maar de Schotsche Confessie kent wel een ecclesia van goddeloozen (ecclesia impiorum), en spreekt in hetzelfde verband van de „ecclesia" van Kain, de „ecclesia" van Jeruzalem, de „ecclesia" der priesters van Aarons huis, de „ecclesia" van farizeeen en schriftgeleerden, welke , , ecclesiae" alle door haar worden beschouwd als 9 i e t Gods naam dragende (art. 18). Vandaar dat het woord „ecclesia", dat hier , , vergadering" beteekent, wordt afgewisseld met dat van „sjoiagoge" (ib.). De Westminster Confessie (XXV, 5) verklaart, dat sommige van de zuiverste kerken van „ecclesiae" van Christus zijn verworden tot synagogen van Satan, en verwijzen dan' naar Openb'. 18 : 2, Rom. 11 : 18^-22. In dit laatste vers wordt de , , ware kerk" gewaarschuwd tegen de „verbondswraak", die haar een „valsche vergadering" zou maken, net zoo als de „kerk van Jeruzalem", na den Pinksterdag het is, al noemt ook Paulus haar leden de menschen, om wie hij dagelijks met God worstelt.

Volgende maal, hopen we, het slot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Een woord van twee friesche predikanten, II.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's