GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De lastering van den Naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lastering van den Naam

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En die den Naam des HEBREN gelasterd zal hebben, zal zelcerlijk gedood worden. Leviticus 24 : 16a.

(I)

Het tentenkamp is in rep en roer. Er is iets schokkends gebeurd. Een zwarte schaduw is gevallen over de bhjdschap van het Bondsvolk, dat moedig en opgewekt op trek is naar het Beloofde Land, na de wondere doortocht door de Roode Zee. i)

Er is een heftige ruzie geweest niet alleen, maar iemand heeft den moed gehad, den NAAM te lasteren. De man zit al in de gevangenis ook: Mozes heeft opdracht gegeven, hem in verzekerde bewaring te stellen.

Wat is er gebeurd? Er is veel , , mengelmoes" met het Bondsvolk meegetrokken — niet-bondelingen, die door allerlei banden met Israël verbonden zijn geworden. Onder hen bevond zich ook de zoon van Sjelomith. Dat was een Israëlietische vrouw, die gehuwd was met een Egyptenaar. Hun zoon was derhalve een halfbloed. En aan zijn opvoeding zal wel wat gemankeerd hebben. Dat kan in een gezin, waarin wereld en Kerk zich huwen, niet anders. Die Egyptenaar is zóó maar niet zijn heidensche afkomst, begrippen, woorden, denkwijze kvsfijt. En het zal Sjelomith niet meegevEillen zijn. Maar dat tot daaraantoe.

De zoon van Sjelomith heeft een conflict gekregen met een Israëliet, die zuiver van ras en bloed is. En dat leidt tot hoogloopende ruzie. Zoo ernstig zelfs, dat de halfbloed zichzelf vergeet, en den ander poogt te wonden op de meest-krenkende manier: hem aan te tasten in zijn „religieuze gevoelens". Want de zoon van Sjelomith „lastert en vloekt den NAAM" (vs 11). De Hebreeuwsche werkwoorden, hier gebruikt, betee-

kenen resp. „doorsteken" of „doorboren", en „voor inhoudloos verklaren". U voelt het beleedigende daarvan ten opzichte van den tegenstander te scherper, als u er aan denkt, dat bij de heidenen een godsvoorstelling leefde, hierop neerkomende: zooveel te sterker volk, zooveel te sterker god. En dat zij meenden, door het uitspreken van magiseh-geladen vloekwoorden een god, en dus ook diens volk, te kunnen krachteloos maken"). Dezen truc past de zoon van Sjelomith in zijn woede toe. Hij doorboort den NAAM. Hij verklaart dien voor inhoudloos. Hij drijft dus den spot met den HEERE: „jouw Jahweh beteekent niets, en daarom beteekent jouw volk niets, en daarom beteeken jij niets!"

Dan wordt het stil onder de omstanders Jahweh „doorboord"? De HEERE „voor inhoudloos verklaard" ? Dat is ongehoord. Dat kan niet ongestraft blijven. Krachtige handen grijpen den zoon van Sjelomith bij de schouders, de polsen, en voeren hem naar Mozes. Die gevoelt den ernst van de situatie, en doet hem in hechtenis zetten, opdat hij den mond des HEEREN kan vragen.

U kunt in Levit. 24 : 13—16 lezen, wat Israels hemelsche Rechter beslist. De verdachte mopt met een dubbele straf getuchtigd worden. Met de excommunicatie. En met de doodstraf door steeniging.

De zoon van Sjelomith moet uitgebannen worden. Al is hij een halfbloed — als zoon van een Israëlietische zal hij hoogstwaarschijnlijk wel besneden zijn geworden, en dus het Bondsm.erk in zijn vleesch dragen. En dat maakt zijn goddelooze handeling zooveel te ernstiger. Hij, zoowel als heel het Bondsvolk, moeten den doodelijken ernst van dit kwaad scherp leeren inzien. Wie „zijn god vloekt" (hier denkt de HEERE dus aan menschen uit den „gemengden hoop volk"), die moet zijn schuld maar dragen — die moet maar afwachten, wat „zijn god" met hem doet. (U hoort de heilig-Goddelijke ironie daarin.) Maar wie den NAAM doorboort, voor inhoudloos verklaart, wie Jahweh lastert — die moet uitgebannen en gesteenigd worden. Er is geen Groddehjk pardon meer voor hem.

De Verbondsbelofte wordt hem ontnomen. En dus het recht op het ingaan in de rust. Want de HEERE laat Zijn Naam niet doorboren, noch voor inhoudloos verklaren. Dwaal niet, Israël: Jahweh laat niet met Zich spotten. En al evenmin met Zijn Kerkvergaderenden arbeid. Want dit heeft het kwaad van Sjelomith's yoon zooveel te ernstiger gemaakt: dat hij den HEERE in Zijn werken van verlossing heeft aangetast. Jahweh „inhoudloos verklaard" ? Maar Hij is de HEERE, uw God, Israël, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgeleid, met een .sterke hand, met een uitgestrekten arm. Daar kwamen geen aardsohe wapenen, noch menschelijke krachten aan te pas. Het geschiedde niet door kracht, noch door geweld, maar door Zijn Geest. Den Geest van den Engel des Verbonds. Wiens stem het Bondsvolk vernemen moest uit den vuurzuil des nachts, den rookkolom des daags. De zonde van Sjelomith's zoon is ten diepste Christusverwerping! Lastering tegen den Heiligen Geest! Daar is geen vergeving voor: het is de zonde met opgeheven hand

En daarom waarschuwt de HEERE Zijn Kerk ernstig : hier is de zonde tot den dood. (1 Joh. 5 : 16). Die trekt onmiddelUjk de wi'aak des Verbonds aan. De geladen gramschapswolk des HEE­ REN explodeert: uur, dat verteert. Ja, de HEERE uw God is een verterend vuur, Israël! Voor zulk een lasteraar rest niets meer dan de excommunicatie : buiten de legerplaats — handen op zijn hoofd, die hem schuldig verklaren .— steenen, welke zijn leven uitblusschen. Vloek, vloek, vloek. De genade wordt ingesloten, en vindt geen doortocht meer. VreeseUjk, die zonde tot den dood. Zoo wie tegen den Heiligen Geest gelasterd zal hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in dit, noch in het toekomende leven.

Want spelen met het Kerkvergaderend werk van den HEERE is levensgevaarlijk.

In alle eeuwen: de zonde van den zoon va, Ti Sjelomith is voorloopster van de goddeloosheid der Schriftgeleerden, die den Geest van Christus aanranden, doorboren, lasteren.

Maar daarover de volgende week D.V.


1) Waarschijnlijk heeft de gebeurtenis, vermeld in Lev. 24 : 10—16, kort na den uittocht plaatsgegrepen — vóór aan Mozes bekend was wat staat in Exod. 20 : 7 en 22 : 27.

2) Denk aan Bileam b.v.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De lastering van den Naam

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's