GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

DE KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK EEN PLAATSBEPALING VANUIT EEN HISTORISCH PERSPECTIEF: MONDIAAL EN LOCAAL

40 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Op 30 maart 1995 werd in het Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht, bijna tweeëneenhalf jaar na de verschijning van de Franse editie, de Nederlandse vertaling gepresenteerd van de Katechismus van de Katholieke Kerk. 1 Daarmee kreeg de katholieke geloofsgemeenschap in ons land de beschikking over het zoveelste specimen van een heel specifiek katechetisch genre, te weten het katechismusboek. Katechismi, meestal in vraag-en antwoordvorm, zijn in de voorbije eeuwen zowel in katholieke als reformatorische kring een beproefd middel gebleken om de geloofsboodschap die opklinkt uit Schrift en Traditie aan te reiken en door te geven: van vader op zoon, van moeder op dochter. Maar gaat het in dit meest recente geval wel om het zoveelste specimen in een lange reeks? In hoeverre past dit zeker qua omvang indrukwekkende boek eigenlijk in de katechetische traditie van de katholieke kerk: wereldwijd en locaal? Wat was de aanleiding tot deze katechismus? Hoe is het boek tot stand gekomen? En hoe verhoudt het zich tot het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), waarvan het gedachtengoed nog steeds bepalend geacht wordt voor de geloofspraktijk van de katholieke kerk overal ter wereld, ook in haar betrekkingen naar de andere christelijke kerken toe?

In een drietal paragrafen wordt gepoogd bovenstaande vragen te beantwoorden en wel vanuit een kerkhistorische invalshoek. Daarbij wordt de situatie van de katholieke kerk in Nederland zoveel mogelijk tot uitgangspunt genomen. Maar omdat die kerk als 'ecclesia particularis' tegelijkertijd deel uitmaakt van de universele katholieke kerk en het in dit geval bovendien gaat om een initiatief waarvan de oorsprong buiten ons land is gelegen, kan de mondiale context niet buiten beschouwing blijven. Hoewel de nadruk ligt op de negentiende en twintigste eeuw, zullen de daaraan voorafgaande eeuwen waar nodig eveneens aan de orde komen: de katechetische traditie van de katholieke kerk kent immers een geschiedenis die zo oud is als die kerk zelf. Sporen daarvan treffen wij op een groot aantal pagina's van de voorliggende katechismus aan. De

eigenlijke inhoud van de Katechismus komt in dit artikel overigens niet dan slechts zijdelings ter sprake.

I De Katechismus van de Katholieke Kerk als specimen van een bepaald katechetisch genre: het katechismusboek

In de katechese wordt beoogd via geloofsverkondiging en geloofsopvoeding een juiste want rechtzinnige geloofskennis tot stand te brengen zowel bij kinderen als jongeren en volwassenen. Om dat doel te realiseren is in de loop van de geschiedenis van uiteenlopende middelen gebruik gemaakt. Voor wat de katholieke traditie betreft moge ik allereerst wijzen op de verschillende liturgische praktijken, met name de mis-of eucharistieviering. Daarbinnen nam, in elk geval tot het Tweede Vaticaans Concilie, de geloofsverkondiging vanaf de kansel een geheel eigen plaats in. Verantwoordelijk hiervoor was vooral het Concilie van Trente (1545-1563). Deze kerkvergadering legde in haar besluiten grote nadruk op de naleving van de preekplicht die gold voor ieder die met een herderlijk ambt was bekleed: van bisschop tot pastoor, van landdeken tot kapelaan. 2 Spoedig nadien werd het in veel kerkprovincies regel, dat de in een parochie verantwoordelijke geestelijke op zon-en feestdagen in de preek tijdens de zogeheten 'hoogmis' uitleg gaf bij de voor die dag voorgeschreven Schriftpericopen. Voor de preek tijdens de zogenoemde 'vroegmis' haalde de predikant - meestal een assistent of kapelaan - zijn 'stof echter uit een katechismus. Die preek kreeg daardoor bijna het karakter van een katecheseles. Deze 'katechismuspreek' was - in elk geval in Nederland - tot ver in de twintigste eeuw een op ruime schaal gepraktiseerd middel om bij de volwassen gelovigen de geloofskennis die zij tijdens hun schooljaren hadden opgedaan, op peil te houden en zo mogelijk verder te verdiepen. Ook andere sacramenteel-liturgische vieringen bevatten vaak een katechetisch moment. Met name gold dit voor doop-en vormselvieringen. Vervolgens kan, zeker voor ons land, worden gewezen op de volksmissies, die werden verzorgd door reguliere priesters van buiten de eigen parochie. Met deze praktijk - die wel eens is getypeerd als een collectief ritueel dat werd uitgevoerd volgens een nauwkeurig voorbereid plan - is vanaf het midden van de vorige eeuw een belangrijke bijdrage geleverd aan de herkerstening en re-activering van het geloofsleven

in een groot aantal Nederlandse parochies. 3 Het moge ons dan ook niet verbazen dat in het Kerkelijk Wetboek van 1917 de bepaling werd opgenomen dat de bisschoppen waar ook ter wereld erop moesten toezien dat elke pastoor ten minste eenmaal in de tien jaar zo'n missie in zijn parochie liet houden. In Nederland maakten nogal wat missiepaters tijdens die missie, die meestal tien dagen duurde, veel werk van de verdieping van de geloofskennis. Daarbij stonden zij in hun preken en conferenties lang stil bij de 'eeuwige waarheden' van levensdoel, zonde, dood, levenslange verdoemenis en eeuwige zaligheid. Vanaf de twintiger jaren van deze eeuw maakten de volksmissies plaats voor zogeheten parochieretraites. Ook die bleken een effectief middel om weggezakte geloofskennis opnieuw in herinnering te roepen of over te dragen. Eind jaren vijftig kwam er een einde aan deze vorm van geloofsoverdracht. Verder kunnen genoemd worden apologetische brochures, vlugschriften en affiches die door leden en zelatrices van organisaties als de zedelijkheidsvereniging Voor Eer en Deugd, de Apologetische Vereniging Petrus Canisius, de St. Willibrord Vereniging, het St. Willibrordus Apostolaat, de Katholieke Actie, de Actie voor God en de Bond zonder Naam vooral in de eerste helft van deze eeuw op grote schaal binnen de katholieke bevolkingsgroep werden verspreid met het oog op een verdieping van de godsdienstkennis.

Het meest invloedrijk in dit opzicht waren echter de katechismusboeken en - boekjes. Die figureerden allereerst tijdens de katechismusles voor de opgroeiende jeugd. Ten tijde van de Republiek in het kerkgebouw of ten huize van zogenoemde 'klopjes' (ongehuwde vrouwen die hun leven in dienst van de kerk hadden gesteld en vaak belast waren met het geven van katechismusonderricht) 4 en vanaf de negentiende eeuw ook op lagere en zelfs middelbare scholen, voor zover die althans katholiek van signatuur waren. In de loop van de jaren twintig van deze eeuw maakte het godsdienstonderricht voor kinderen

in het kerkgebouw vrijwel geheel plaats voor de katechismusles op school. Dit hing samen met de sterke uitbreiding van het aantal katholieke lagere scholen na de financiële gelijkstelling van het bijzonder lager onderwijs met de openbare school in 1917. Gebruikelijk was dat een van de parochiepriesters een-of tweemaal per week op school kwam om een bepaalde les uit de katechismus uit te leggen. Vervolgens was het de taak van de onderwijzer om de opgegeven les te overhoren. De ouders moesten erop toezien dat hun kinderen thuis de vragen en antwoorden van buiten leerden. Katechismusboeken werden echter ook gebruikt op bijeenkomsten - meestal op de pastorie - voor jongelui die zich voorbereidden op een kerkelijk te sluiten huwelijk en tijdens vormingsbijeenkomsten van bijvoorbeeld vak-en standsorganisaties. En uiteraard fungeerden ze ook in de reeds genoemde katechismuspreken in de kerk op zon-en feestdagen.

Bij het katechismusboek dat in zijn huidige vormgeving populair werd in de eerste helft van de zestiende eeuw, is sprake van een eigen katechetisch genre, duidelijk onderscheiden van de hierboven genoemde manieren om de geloofsleer te presenteren. Het gaat in alle gevallen om een soort leerboek met een logisch-systematische en veelal ook klassieke of traditionele opbouw, gewoonlijk in drie delen (de geloofsleer, de genadeleer en de zedenleer). Met het oog op een zo effectief mogelijke geloofsoverdracht was en is de katechismus vaak afgestemd op een heel specifieke doelgroep: kinderen, jongeren of volwassenen. Zo vervaardigde de uit Nijmegen afkomstige jezuïet Petrus Canisius (1521-1597) rond het midden van de zestiende eeuw met het oog daarop een drietal katechismi: de Catechismus Major, een compendium van de katholieke geloofsleer, bestemd voor de hoogste klassen van de Latijnse School of het (jezuïeten)college; de Catechismus Minor, ook wel Catechismus Parvus geheten, een handleiding voor leerlingen van de lagere klassen van de middelbare school; en de Catechismus Minimus voor kinderen. 3 Van de Catechismus Major is bekend dat die ook door een groot aantal pastoors in deze streken werd gebruikt bij de voorbereiding van hun zondagse katechismuspreek.

De auteur van een katechismusboek kan een in de katechese gespecialiseerd iemand zijn, die op eigen initiatief handelt. De katechismus is dan een privé werk en - in de technische zin van het woord - eigenlijk zelfs geen katechismus. In zo'n geval is wel een kerkelijk 'Imprimatur' vereist. Via dat 'Imprimatur', al dan niet bekrachtigd door een formele bisschoppelijke toestemming of

aanbeveling mag zo'n katechetisch (hand)boek in bepaalde gevallen de kwalificatie 'katechismus' voeren. Een goed voorbeeld vormt de beroemde Catechismus van dr. F. van der Meer uit 1941, waarvoor de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, J. de Jong een aanbeveling schreef. 6 Vaker gaat het om een officiële diocesane publicatie: het boek is dan uitgegeven door of in opdracht van de diocesane bisschop. Bij het merendeel van de in Nederland sinds het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853 en tot 1910 verschenen katechismussen was dit het geval. Elk bisdom kende in deze periode zijn eigen katechismus(sen). Dit waren meestal bewerkingen van katechismi die in het ons omringende buitenland in gebruik waren.

Vanaf 1910 functioneren in ons land zogeheten kerkprovinciale katechismi, eenheidskatechismussen die bestemd zijn voor heel de Utrechtse kerkprovincie. 1 Daarmee werd het tot dan toe in Nederland zo gekoesterde diocesaan particularisme in elk geval op katechetisch terrein overstegen. De bisschoppen verantwoordden deze omslag in hun beleid door te wijzen op de sterk toegenomen arbeidsmigratie: veel gelovigen moesten voor hun werk regelmatig van het ene naar het andere bisdom verhuizen. Zij zouden alleen maar in verwarring worden gebracht wanneer zij en hun kinderen met steeds andere katechismi werden geconfronteerd. Bovendien was het episcopaat van oordeel dat eenheid van taal toch ook om eenheid met betrekking tot het leren kennen en belijden van geloof en godsdienst vroeg. 8

De sinds 1910 verschenen eenheidskatechismi vormen als zodanig een aardige illustratie van het vanaf de negentiende eeuw in heel de katholieke kerk gepropageerde streven in de richting van dogmatische en moraaltheologische uniformering en normering. Katechismi gingen met andere woorden steeds meer dienen om overeenstemming te creëren met betrekking tot de presentatie van de inhoud van het katholieke geloof. Dat schiep duidelijkheid en droeg bij tot het behoud van de confessioneel-katholieke identiteit, juist in een periode waarin individualisering en pluraliteit opgang begonnen te maken.

Om in de verschillende bisdommen als officiële katechismus te kunnen functioneren moesten de kerkprovinciale katechismi vervolgens wel nog eens door de afzonderlijke residerende bisschoppen expliciet voor hun diocees worden voorgeschreven. De bisschop was (en is) in het katholieke kerkverstaan immers de eerstverantwoordelijke voor de katechese in zijn diocees. En tenslotte zijn er - getuige althans het voorliggende boek - ook officiële katechismi, bestemd voor heel de katholieke kerk. Maar waar voor elk van de eerder genoemde categorieën een groot aantal concrete specimina kan worden aangereikt, is dat met deze laatste 'categorie' niet mogelijk. Vergelijkbaar met de Katechismus van de Katholieke Kerk is alleen de zogeheten Catechismus Romanus uit 1566. 9 Deze in opdracht van paus Pius V uitgevaardigde katechismus ging terug op een in 1546 genomen besluit van het reeds genoemde Concilie van Trente. Het boek was echter niet bestemd voor het kerkvolk, maar voor de parochiepriesters, die het als naslawerk bij hun preken en godsdienstonderricht konden gebruiken. De Catechismus Romanus (ook wel Tridentinus genoemd) heeft bijna 400 jaar als priesterkatechismus in de katholieke kerk gefunctioneerd. Nog in 1935 verscheen een Nederlandse vertaling. 10 Qua opbouw stoelt de nu voorliggende Katechismus van de Katholieke Kerk geheel op dit klassieke werk uit de katholieke katechetische traditie.

Er is echter meer waardoor de hier aan de orde zijnde katechismus zich onderscheidt van vrijwel alle eerder verschenen katechismi. De Katechismus van de Katholieke Kerk heeft namelijk een dubbele bedoeling en richt zich om die reden ook tot uiteenlopende doelgroepen.

Tijdens de presentatie van de Nederlandse editie op 30 maart merkte kardinaal A.J. Simonis op, dat 'het boek vooral bedoeld is voor degenen die in de kerk verantwoordelijkheid dragen voor catechese en geloofsonderricht. Lezing vraagt een eigen kundigheid'. Desgevraagd voegde hij hieraan toe: 'Iedereen die wat moeite doet en een beetje kan lezen, heeft er een goed boek aan'. 11 Paus Johannes Paulus II, die samen met Curiekardinaal Joseph Ratzinger als de auctor intellectualis van dit geloofsboek kan worden beschouwd, heeft zich bij diverse gelegenheden in soortgelijke bewoordingen uigelaten, soms zelfs heel expliciet. Zo schrijft hij in de Apostolische Constitutie 'Fidei depositum' van

11 oktober 1992 (d.i. de dertigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie): 'Deze Katechismus is hun (te weten de herders van de kerk) gegeven om als een zekere en authentieke referentietekst te dienen ten behoeve van het onderricht van de katholieke leer, en vooral bij het samenstellen van plaatselijke katechismussen'. 12 De Katechismus is in de opvatting van de paus dus een officieel gesanctioneerd referentiepunt, een soort encyclopedie van het katholieke geloof waaruit plaatselijke bisschoppen kunnen putten om 'toegepaste' katechismussen te maken, afgestemd op de locale situatie in hun diocees of kerkprovincie. Tegelijkertijd schrijft de paus in diezelfde constitutie: 'Hij (d.i. de Katechismus) is ook een aanbod aan alle gelovigen die graag meer willen weten over de onuitputtelijke rijkdommen van het heil'.

Dat de paus in deze katechismus niet alleen een referentiewerk, maar ook een soort volks-of gezinsboek ziet, bestemd voor alle gelovigen wordt nog eens extra onderstreept door de wijze waarop hij op 8 december 1992 in Rome de Italiaanse versie van de Katechismus presenteerde. Bij die gelegenheid overhandigde hij de eerste exemplaren van de Katechismus namelijk aan vijf bisschoppen uit de vijf continenten, aan een echtpaar, aan twee jongeren en aan twee kinderen. 13

De laatstgenoemde duiding van doel en doelgroep krijgt nog meer gewicht, wanneer het niet te verwachten valt, dat er in een bepaald land of taalgebied op korte termijn 'toegepaste' katechismussen zullen verschijnen. Zo stelde de Groningse bisschop J. Möller in zijn hoedanigheid van voorzitter van de Nederlandse bisschoppelijke commissie voor katechese tijdens de al eerder vermelde presentatie van de Nederlandse editie, dat er geen concrete plannen bestonden om met het oog op een zo goed mogelijke ontsluiting van de Katechismus van de Katholieke Kerk tot een nieuwe nationale katechismus te geraken. Of zoals hij het letterlijk zei: 'Als ik mij paradoxaal mag uitdrukken: het maken van een goede, aangepaste katechismus is een heidens karwei'. 14 Deze uitspraken van bisschop Möller leggen een grote druk op de nu voorliggende katechismus. Het boek zal in Nederland (juist zoals trouwens in Nederlandstalig België) klaarblijkelijk dus 'onbemiddeld' moeten gaan functioneren. Het is zeer de vraag, of dat gezien omvang en moeilijkheidsgraad nu net niet precies een brug te ver is. Worden aan een gezinsboek ook niet heel andere

eisen gesteld dan aan een referentiewerk? Anders gezegd: zijn beide functies wel met elkaar te verenigen?

II De totstandkoming van de Katechismus van de Katholieke Kerk

Hoewel argeloze lezers uit de eerder genoemde Apostolische Constitutie 'Fidei depositum' de conclusie zouden kunnen trekken dat de verschijning van de Katechismus van de Katholieke Kerk alles te maken heeft met het Tweede Vaticaans Concilie, 13 is er van een direct verband geen sprake.

Integendeel. Weliswaar was een kleine groep concilievaders van oordeel dat de kerkvergadering zich sterk zou moeten maken voor een eenheidskatechismus voor heel de katholieke kerk, zowel in het westen als het oosten, maar zij slaagden er toch niet in die visie tot die van het gehele concilie te maken. De grote meerderheid van bisschoppen vond het niet opportuun een eenheidskatechismus voor heel de kerk in te voeren. Daarvoor bestond er naar hun overtuiging teveel verscheidenheid tussen de verschillende naties en volkeren. 16 Wel werd er al tijdens de voorbereidingsperiode van het concilie de suggestie gedaan om een zogeheten directorium samen te stellen met criteria, waaraan alle diocesane en/of kerkprovinciale katechismussen moesten beantwoorden. Deze waardevolle suggestie is tijdens het soms zeer ingewikkelde proces van conciliaire besluitvorming niet onder tafel geraakt en uiteindelijk terechtgekomen in het conciliedecreet Christus Dominus over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de kerk. In artikel 44 van dit document heet het dat 'er een directorium zal verschijnen voor het catechetisch onderricht van het christenvolk, waarin zal worden gehandeld over de fundamentele beginselen en de opbouw van dat onderricht en over het schrijven van boeken over deze materie. Bij het samenstellen van dit directorium zal eveneens rekening worden gehouden met de bemerkingen die door de conciliaire commissies of door de concilievaders zijn gemaakt'. 17

In juni 1971 verscheen dit directorium onder de titel Directorium Catechisticum Generale. 18 Belangrijker dan deze tekst die nog onder het pontificaat van paus

Paulus VI werd uitgevaardigd, is in dit verband een tweede Romeinse document, te weten de apostolische adhortatie 'Catechesi Tradendae' van paus Johannes Paulus II, verschenen op 16 oktober 1979. Van de noodzaak of wenselijkheid van een eenheidskatechismus is ook hier geen sprake. De paus spoort de bisschoppen wel aan 'dat belangrijke werk op zich te nemen van het samenstellen van uitstekende katechismussen, die trouw zijn aan de wezenlijke inhoud van de openbaring, die wat de methode betreft bij de tijd gebracht zijn, en waarmee de christelijke generaties van de nieuwe tijd tot een krachtig geloof kunnen worden opgevoed'. Voorts benadrukt hij, dat het bij de catechese gaat om een onderricht in de christelijke leer en dat dit onderricht door bepaalde regels dient te worden geleid of systematisch dient te worden gegeven, op een niet geïmproviseerd, maar volgens een vastgesteld plan. 19

De Nederlandse bisschoppen hadden de zojuist summier aangeduide ontwikkelingen sinds de discussies op Vaticanum II echter niet afgewacht. Dat was ook niet goed mogelijk. De Katechismus of Christelijke Leer die sedert 1948 in ons land als school-en gezinsboek voor heel de kerkprovincie functioneerde, 20 stond reeds vanaf begin jaren vijftig ter discussie. Met name in onderwijskringen was men weinig gelukkig met deze katechismus. Het boek, bestaande uit 548 vragen die ingedeeld waren naar de vier hogere klassen van de lagere school (3, 4, 5 en 6), sloot naar veler overtuiging te weinig aan bij de religieuze ervaringswereld van kinderen. Theologen hadden weer ander bezwaren. Zij waren van mening dat deze katechismus te weinig afgestemd was op de cyclus van het liturgisch jaar, terwijl men hieraan juist in die jaren vijftig grote waarde hechtte. Vooral frater Sigebertus Rombouts (1883-1962), pedagoog en hoofdredacteur van het pedagogisch tijdschrift Ons Eigen Blad, stak zijn kritiek niet onder stoelen of banken. Zijns inziens moesten de bisschoppen kiezen: óf voor een 'kanselkatechismus', óf voor een 'schoolkatechismus'. In het laatste geval viel een verhaalvorm verre te verkiezen boven een ellenlange lijst met vragen en antwoorden. 21 De bisschoppen besloten uiteindelijk om twee katechismi uit te brengen: een voor de twee hoogste klassen van de lagere school en de andere voor volwassenen. De uitvoering van dit besluit liet echter veel langer op zich wachten dan aanvankelijk werd gedacht. In 1961 besloot de verantwoor-

delijke commissie eerst aan de vervaardiging van een geloofsboek, exclusief voor volwassenen te gaan werken. 22

Het resultaat daarvan was De Nieuwe Katechismus, die in oktober 1966 verscheen, bijna één jaar na de afsluiting van Vaticanum II. 23 Het boek werd zowel in katholieke kring alsook daarbuiten zeer gunstig ontvangen. Zo beval de gereformeerde theoloog Kuitert het zelfs aan iedere wijkpredikant aan als geloofsonderricht voor reformatorische christenen. 24 Het 'nieuwe' van deze katechismus had op uiteenlopende aspecten betrekking. Allereerst was het een geloofsverkondiging, uitsluitend bestemd voor volwassenen. Daarmee werd de traditionele koppeling tussen school-en gezinsboek losgelaten. Gebroken werd ook met de eeuwenoude vraag-en antwoordvorm: De Nieuwe Katechismus had het karakter van één doorlopend, enthousiasmerend verhaal. Daarbij lag het uitgangspunt bij de concrete ervaringen van mensen: niet voor niets opent het boek met een hoofdstuk dat als titel draagt 'De vragende mens'. Met deze 'hoministische opzet' die doorheen het gehele boek wordt volgehouden, wordt de leerstellig-christologische benadering van de katechismus van 1948 op zijn minst gerelativeerd. En tenslotte geeft De Nieuwe Katechismus er blijk van recht te willen doen aan een voor de oecumenische toenadering essentiële gedachte, namelijk het door Vaticanum II geformuleerde beginsel van de 'hiërarchie van waarheden'. Er wordt in deze katechismus gepoogd een onderscheid te maken tussen de 'essentiële en fundamentele elementen van de katholieke leer' en die welke niet van primaire betekenis zijn. Over de keuzes die De Nieuwe Katechismus vervolgens maakt, kan men van mening verschillen. De reactie vanuit Rome liet dat ook overduidelijk zien. Maar eerder al had de toenmalige voorzitter van de Nederlandse bisschoppenconferentie, kardinaal B. Alfrink verklaard dat de Nederlandse bisschoppen met het uitgeven van deze katechismus wilden getuigen van 'de grotere ruimte die heden - dankzij vooral het Tweede Vaticaans Concilie - in Gods Kerk was gegroeid'. 25

In Rome was men echter van oordeel dat de opstellers van De Nieuwe Katechismus zich op leerstellig gebied tevéél ruimte hadden toegeëigend. Naar

aanleiding van alle gehakketak, dat toen ontstond en uiteindelijk leidde tot de publicatie van een voor alle partijen onbevredigende Aanvulling bij De Nieuwe Katechismus (april 1969), werd in Rome de gedachte geopperd, of het nu niet tijd werd een werkelijk gezaghebbende, want officieel door de paus goedgekeurde katechismus voor de hele kerk uit te geven. Dit voorstel werd echter door enkele gezaghebbende kardinalen, die dienaangaande om advies werden gevraagd, afgewezen. Het streven om met het oog op een zo consistent en ondubbelzinnig mogelijke katholieke identiteit ook op katechetisch gebied tot een grotere uniformiteit te geraken, bleef in Rome echter op de agenda staan. Bij de opstelling van de zo juist genoemde apostolische adhortatie speelde het opnieuw een rol. Maar daarvoor was, ook volgens paus Johannes Paulus II, meer nodig dan alleen een aantal voor alle kerkprovincies geldende criteria op katechetisch gebied, zoals die in 'Catechesi Tradendae' werden opgesomd. Op 25 januari 1985 kondigde de paus, heel onverwachts, een buitengewone vergadering aan van de zogeheten bisschoppensynode. Dit is een adviserend beraad van met name de voorzitters van de nationale bisschoppenconferenties uit heel de katholieke kerk ten behoeve van het toekomstig beleid in die kerk. Bij die gelegenheid gaf hij als doel van deze bijeenkomst onder meer aan 'ervaringen en informaties uit te wisselen en te verdiepen over de toepassingen van het Tweede Vaticaans Concilie op het niveau van de universele kerk en van de particuliere kerken'; alsmede 'een verdere verdieping en voortdurende herneming van Vaticanum II in het leven van de kerk te bevorderen in het licht van de nieuwe eisen...'. 26

Om over voldoende materiaal voor deze synode te kunnen beschikken werd in maart/april 1985 aan alle bisschoppenconferenties een vragenlijst verzonden. 27 Het merendeel van de teruggestuurde reacties is op last van Rome spijtig genoeg nooit gepubliceerd. Het in elk geval zeer evenwichtige antwoord van de Nederlandse bisschoppenconferentie kwam min of meer per vergissing wel in de openbaarheid. In deze tekst, waarvoor docenten van de Theologische Faculteit te Tilburg op uitnodiging van de Bredase bisschop H. Ernst het nodige materiaal hebben aangedragen, wordt grote nadruk gelegd op de noodzaak van een adekwate geloofsopvoeding. Daarbij gaat het met name om 'een goede catechese aan jongeren en ouderen, om hen te helpen zowel de geloofscrisis als de onverschilligheid alsook de breuk tussen leer en leven, tussen geweten en gezag te overwinnen'. Maar over de wenselijkheid van een

'nieuwe' - nationale of universele - katechismus wordt in het geheel niet gerept. De Nederlandse katholieken beschikten immers over de al genoemde Nieuwe Katechismus, een geloofsboek waarvan kardinaal B. Alfrink bij de presentatie in oktober 1966 had opgemerkt dat het 'een veilige gids' was gezien de theologische zorgvuldigheid en pastorale voorzichtigheid waarmee tekst na tekst was geschreven. 28 Gezien alle problemen die na de verschijning van deze katechismus waren ontstaan, werd nu in deze nota ten behoeve van de bisschoppensynode gezegd, dat het 'zeker na het aanbrengen van de nodige correcties, een boek is, waarin de geest van het concilie weerspiegeld is'. Hieraan werd toegevoegd dat deze katechismus de meerderheid van de katholieke huiskamers in Nederland had bereikt. 29

Overigens had aartsbisschop Simonis ruim een jaar tevoren in een radiointerview in verband met De Nieuwe Katechismus opgemerkt, dat het weliswaar om 'een schitterend en meeslepend boek' handelde, maar dat het toch teveel de sporen droeg van alles te willen bewijzen, waardoor over begrippen als bijvoorbeeld de erfzonde minimaliserend werd gesproken. Daarom zou er zijns inziens een nieuw samen te stellen 'geloofsboek moeten komen, waarin de geheimen van het geloof in compacte vorm zouden moeten worden doorgelicht'. 30 Enkele maanden later zette diezelfde mgr. Simonis zich er persoonlijk voor in, dat het in het voorjaar van 1985 verschenen eerste deel van de Duitse Katholischer Erwachsenen-Katechismus. Das Glaubensbekenntnis der Kirche 31 in het Nederlands zou worden vertaald. Hoofdauteur van deze samenvatting van de katholieke geloofsleer, opgebouwd vanuit de Geloofsbelijdenis was de dogmaticus Walter Kasper, hoogleraar in Tübingen. Die Nederlandse vertaling verscheen in de loop van 1986 en wel in opdracht van de Nederlandse bisschoppenconferentie. 32 Maar toen had de al eerder vermelde bisschoppensynode reeds plaatsgevonden en een voor ons onderwerp belangrijke beslissing geno-

men. Naar die beslissing wordt in het Voorwoord van De Geloofsbelijdenis van de Kerk; Katholieke Katechismus voor volwassenen trouwens verwezen. Wat behelsde die beslissing?

De buitengewone vergadering van de bisschoppensynode die op 25 januari 1985 door de paus was aangekondigd, vond van 24 november tot 8 december van datzelfde jaar te Rome plaats. Vanuit Nederland werd deelgenomen door de inmiddels tot kardinaal gepromoveerde Utrechtse aartsbisschop Simonis. De Haarlemse hulpbisschop dr. J.F. Lescrauwaet fungeerde als zijn persoonlijke adviseur. Kardinaal B. Alfrink, emeritus-aartsbisschop van Utrecht, die vanwege zijn grote verdiensten ten behoeve van het Tweede Vaticaans Concilie, ook door de paus was uitgenodigd, moest om gezondheidsredenen verstek laten gaan.

Tijdens de synode werden twee voorstellen gedaan die in dit verband van belang zijn. Allereerst was er de suggestie een soort compendium te doen samenstellen, waarin datgene wat Vaticanum II had gebracht en wat verspreid lag in de zestien conciliedocumenten, die niet allemaal even gemakkelijk leesbaar zijn, bijeen te brengen: leesbaar voor brede groepen van gelovigen en fungerend als een wat meer concrete richtlijn vanuit Vaticanum II. Het tweede voorstel betrof de samenstelling van een katechetisch handboek - eventueel een simpele en duidelijke catechismus van meer universele aard - om alle volkeren bekend te maken met de leer van de katholieke kerk sinds Vaticanum II. Dit plan schijnt ter tafel te zijn gebracht door een groep bisschoppen uit de Derde Wereld. Ten behoeve van het inculturatieproces waaraan het katholicisme in hun landen was onderworpen, hadden zij behoefte aan een meer precieze afbakening van hetgeen als een orthodoxe articulatie inzake geloof en zeden moest worden beschouwd. Enkele Europese en Noordamerikaanse bisschoppen, onder wie zich hoogstwaarschijnlijk ook kardinaal Simonis bevond, namen hun voorstel over. Hun bezorgdheid gold vooral de gevolgen van het in het Westen zo dominante pluralisme, ook op religieus-kerkelijk gebied. Die bedreigden een juiste 'determinatio fidei'. 33 De paus deelde de zorg van beide groepen. En dat leidde er weer toe dat in het eindrapport van de synode de aanbeveling werd opgenomen 'een catechismus of compendium samen te stellen van de gehele katholieke leer van het geloof en de moraal, dat als een soort uitgangspunt zou dienen voor de nationale catechismussen'. Tevens werden enkele criteria opgesomd waaraan die nieuwe katechismus zou moeten beant-

woorden. 'De presentatie van de leer moet zowel bijbels als liturgisch zijn. Het moet een gezonde leer zijn, die echter aangepast is aan het huidige leven van de christenen'. 34

In zijn toespraak aan het slot van de synode benadrukte de paus deze wens nog eens. Hij sprak van een kostbare suggestie en een wens die beantwoordde aan een werkelijke behoefte van zowel de universele kerk als de particuliere kerken. 35 Het behoeft ons dan ook niet te verbazen, dat vrij snel na afloop van de synode een commissie van kardinalen en bisschoppen werd ingesteld met de opdracht een ontwerp-katechismus op te stellen. Dat was in juni 1986. 3e Het eigenlijke redactiewerk werd toevertrouwd aan een zevental bisschoppen onder leiding van de reeds genoemde kardinaal Ratzinger, hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer. In verband met de eigenlijke wordingsgeschiedenis van de tekst was een belangrijk moment de consultatie van de leden van het wereldepiscopaat tussen eind october 1989 en september 1990. Zij kregen een ontwerp-tekst voorgelegd, die was getiteld 'Catechism for the Universal Church' 37 met daarbij gevoegd enkele meer algemene vragen. Deze vragen waren bedoeld om af te tasten, of het voorgelegde ontwerp een organische en synthetische weergave vormde van de wezenlijke en volledige inhoud van de katholieke leer en of het resultaat beantwoordde aan de wensen zoals die op de synodevergadering waren geformuleerd.

De Nederlandse bisschoppen lieten de opstelling van het eigenlijke tekstcommentaar over aan een drietal commissies van theologen, 38 die elk een deel van het concept aan een nauwgezet onderzoek onderwierpen. Voor de beantwoording van de meer algemene vragen deden zij een beroep op de Haarlemse hulpbisschop Lescrauwaet. In juni 1990 werden de inmiddels gereed gekomen reacties naar Rome verzonden. Uit het begeleidend schrijven blijkt duidelijk dat binnen de conferentie zeer uiteenlopende opvattingen leefden: niet alleen over het huiswerk van hun collega Lescrauwaet en de theologencommissies, maar ook over de ontwerp-katechismus zelf. Naast ondubbelzinnige lof was er

ook kritiek: Was het voorliggende ontwerp wel een referentietekst? Betrof het niet veel meer een theologisch handboek, waarin eerder naar volledigheid was gestreefd dan naar een presentatie van esentiële themata en kernbegrippen? Kanttekeningen werden er ook gemaakt bij de wijze waarop de Schrift werd gehanteerd: eerder als een vindplaats van door de kerk gehuldigde waarheden dan als een plek om God te ontmoeten. Een grotere nadruk op dit laatste zou, aldus enkele bisschoppen, in het belang zijn van de oecumenische toenadering. Of en in hoeverre het Nederlandse commentaar een rol heeft gespeeld bij de opstelling van de eindversie, valt vooralsnog niet na te gaan. Daarvoor zou eerst een grondige studie moeten worden gemaakt van alle binnengekomen reacties. Feit is wel, dat de Nederlandse kritiek op de ietwat gemarginaliseerde behandeling van het Onze Vader, namelijk in het kader van een epiloog is gehonoreerd. In de definitieve tekst van de Katechismus is hiervoor een apart vierde deel gecreëerd, getiteld het Christelijk Gebed. Daarmee kreeg de Katechismus een opbouw in vier delen: I De Geloofsbelijdenis; II De Viering van het Christusmysterie; III Het Leven in Christus; en IV Het Christelijk Gebed.

In juni 1992 ging de paus accoord met de mede op basis van het binnengekomen commentaar aangepaste versie. Het boek kon nu gedrukt worden. En op 16 november van datzelfde jaar werd de eerste, te weten de Franse editie te Parijs, Doornik en Genève gepubliceerd. 39 Drie weken later verscheen de Italiaanse uitgave. De Nederlandse vertaling, tot stand gekomen onder leiding van prof. dr. J. Ambaum, verbonden aan het groot-seminarie van Rolduc, is gebaseerd op de Franse versie. Met het beschikbaar komen van die vertaling - in een oplage van 25.000 exemplaren - werd de Katechismus van de Katholieke Kerk ook tot een 'Nederlands' boek, dat wil zeggen ingebracht in de eigen katechetische traditie in ons land.

III De Katechismus van de Katholieke Kerk en de receptie van Vaticanum II Hoewel de beslissing om een katechismus voor de universele katholieke kerk uit te brengen niet op Vaticanum II teruggaat, kan men zich toch afvragen, of en in hoeverre de nu voorliggende Katechismus het stempel draagt van deze kerkvergadering die rechtskracht heeft voor heel de catholica. Heeft de Katechismus van de Katholieke Kerk zich het gedachtengoed van Vaticanum II naar letter en geest toegeëigend? Dit is een vraag, behorend tot de receptiegeschiedenis van Vaticanum II. Die is in verband met deze Katechismus daarom zo

terzake, omdat de paus het boek bij gelegenheid van de presentatie van de Italiaanse versie op 8 december 1992 typeerde als 'de rijpste en meest afgeronde vrucht van de leer van Vaticanum II'. 40

Wanneer wij afgaan op de tekstuele aanwezigheid van de diverse conciliedocumenten in de tekst van de Katechismus, dan is er maar één conclusie mogelijk: Vaticanum II kleurt deze Katechismus en wel heel nadrukkelijk. Wij treffen niet minder dan 545 citaten en 276 verwijzingen, ontleend aan Vaticanum II in de tekst aan. Daarvoor werd geput uit alle 16 conciliedocumenten. De vraag is echter, hoe deze citaten en verwijzingen in feite functioneren en wel in relatie tot wat de Nederlandse bisschoppen (maar ik had ook naar andere kroongetuigen kunnen verwijzen) bij de sluiting van de kerkvergadering in 1965 'de grondinzichten' van het concilie noemden. Daarbij wezen zij toen op 'de eerbied voor en de waarde van de menselijke persoon; de eerbied voor de geloofsovertuiging van anderen; de verbondenheid van het volk Gods, priesters en leken; de geordende democratisering in het praktisch besturen; de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de wereld, voor de vrede en het geluk van de mensen; en de verhouding tot medechristenen en niet-christenen'. 41 Wordt aan deze en andere grondinzichten van Vaticanum II recht gedaan, telkens wanneer de samenstellers van de Katechismus zo rijkelijk putten uit de teksten van het concilie? Met deze vraag komen wij op het terrein van de hermeneutiek, het interpretatieproces met betrekking tot - in dit geval - de documenten van Vaticanum II. Welke uitleggingsregels moeten wij in verband met die documenten hanteren? Zeker is, dat zolang concilieteksten nog in het leven en de leer van de kerk ingebracht worden, dit interpretatieproces nog geen afgesloten geheel vormt. Dat de samenstellers van de Katechismus van de Katholieke Kerk bij hun gebruikmaking van het gedachtengoed van Vaticanum II vanuit hun actuele historische context aan dat interpretatieproces ook een eigen bijdrage hebben geleverd, ligt dan ook voor de hand. Maar die bijdrage moet wel recht doen aan de intenties van Vaticanum II, ook op het punt van interpretatie. Ten behoeve van een zo goed mogelijke beoordeling daarvan beschikken wij inmiddels over een aantal criteria of richtingwijzers. Vaticanum II heeft zelf al enkele uitleggingsregels aangereikt. Eén daarvan is de door de concilievaders in verband met de zestien documenten aangebrachte nomenclatuur: wij hebben te maken met constituties, dat zijn basisdocumenten met een

blijvende waarde en een grote doctrinaire importantie; voorts met decreten, die in een bepaald opzicht kunnen worden opgevat als praktische, pastorale toepassingen van hetgeen in de constituties theologisch wordt uiteengezet; en tenslotte met verklaringen die toch vooral het resultaat zijn van een op dat moment bereikte consensus, maar waarvan een meer evenwichtige uitkristallisatie, bijvoorbeeld op grond van gesprekken met andere kerken op kortere of langere termijn te verwachten valt. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat citaten, ontleend aan een bepaald decreet gelezen zouden moeten worden in het licht van hetgeen daarover meer globaal in een constitutie staat vermeld. Ook de deelnemers aan de zojuist genoemde synode van 1985 hebben zich heel expliciet met de vraag naar de hermeneutiek van Vaticanum II bezig gehouden. In hun eindrapport schrijven zij: 'De Theologische interpretatie van de leer van het concilie moet alle documenten in beschouwing nemen in hun nauwe betrekking op elkaar, waardoor het mogelijk wordt de volledige betekenis van de uitspraken van het concilie, die vaak zeer complex zijn, te begrijpen en uiteen te zetten. Er moet speciale aandacht besteed worden aan de vier grote constituties van het concilie, sleutels voor de interpretatie van de andere decreten en verklaringen. Het pastorale karakter van de documenten moet niet gescheiden worden van de dogmatische kracht ervan. Evenzo moet men er zich voor hoeden de letter van de geest te scheiden. Bovendien moet het concilie begrepen worden in zijn continuïteit met de grote traditie van de kerk; maar tegelijkertijd geeft de leer van het concilie ons licht voor de kerk en de mensen van onze tijd...'. 42

De nu volgende kanttekeningen vloeien voort uit hetgeen hierboven werd opgemerkt. Hulpbisschop Lescrauwaet merkte in zijn advies bij de concepttekst van de Katechismus ten behoeve van de Nederlandse bisschoppenconferentie al op, dat van het katholieke Openbaringsbegrip zoals omschreven in de constitutie Dei Verbum over de goddelijke openbaring in het ontwerp weinig was terug te vinden. Eerder werd al geconstateerd dat teksten uit de Schrift in die concept-versie - anders dan de intentie is van Vaticanum II - niet zozeer als bronteksten zijn gebruikt, maar eerder als illustratief materiaal. Dat geldt ook voor veel Vaticanum II-citaten. Ze staan te vaak in functie van

het behoud van een bepaald leerstellig concept. Dat verklaart Lescrauwaets kritiek.

In het commentaar van de Nederlandse theologencommissies bij de ontwerpversie wordt verder opgemerkt, dat deze tekst in oecumenisch opzicht tekort schiet: 'Het binnen-katholieke perspektief verhindert dat andere kerken en de aksenten van hun belijden en kerkelijk leven in hun betekenis voor de katholiciteit van de kerk van Christus op een realistische en historisch korrekte wijze gepresenteerd worden. De katholieke kerk wekt hiermee de indruk terug te gaan achter het Tweede Vaticaans Concilie'.

Deze opmerking is daarom zo relevant, aangezien de Nederlandse bisschoppen na afsluiting van Vaticanum II veel energie hebben gestoken in een verdere oecumenische bewustwording in eigen kring alsook in de bevordering van de toenadering tussen de verschillende christelijke kerken in ons land. Zo schrijven zij in februari 1966 in een herderlijke brief, gewijd aan de deelname aan de oecumenische beweging, dat het onderricht in de katholieke geloofsleer en leefwijze dient te geschieden vanuit een oecumenisch perspectief. Diegenen, die belast zijn met het onderricht in de katholieke geloofs-en levensleer 'kunnen niet volstaan met het uiteenzetten van de katholieke overtuiging in simpele tegenstelling met de niet-katholieke overtuiging. Zij dienen zowel de katholieke leer in haar wezenlijk eigen en markante trekken te presenteren, als datgene wat wij met de andere christenen gemeenschappelijk belijden en wat wij met de anderen gemeenschappelijk zouden kunnen belijden'. 43 En in een verklaring van diezelfde Nederlandse bisschoppen, getiteld 'Perspectieven voor de Catechese in Nederland' uit februari 1982 lezen wij: 'Katholieke catechese moet een oecumenische dimensie hebben. Dit betekent allereerst dat zij bijbels moet zijn. 'De Heilige Schrift is in de dialoog een uitmuntend instrument in de machtige hand van God om die eenheid te verkrijgen die de Verlosser aan alle mensen wil geven' (Unitatis redintegratio, nr. 21). Zij moet rekening houden met de hiërarchie in de waarheden en vooral de kernwaarheden van het geloof geven'. 44

Welnu, ook in de eindtekst van de Katechismus van de Katholieke Kerk zoals die in 1992 werd gepubliceerd, worden vrijwel geen consequenties getrokken uit deze door de Nederlandse bisschoppen gehanteerde zinsnede, ontleend aan artikel 11 uit het conciliedecreet Unitatis redintegratio over de katholieke deelneming aan de oecumenische beweging. Deze zinsnede luidt volledig: 'Bij

het vergelijken van leerstellingen moeten zij (dat wil zeggen katholieke theologen die samen met 'onze gescheiden broeders' dieper trachten door te dringen in de goddelijke mysteries) bedenken, dat er in de katholieke leer wegens het verschil in verhouding tot het fundament van het christelijk geloof een rangorde of hiërarchie van waarheden bestaat'. 43 Dit heeft tot gevolg dat de Katechismus eigenlijk niet meegaat in de wending die ten gevolge van deze en enkele andere concilieuitspraken heeft plaatsgevonden in het katholieke zelfverstaan als exclusieve gestalte en hoedster van de evangelische waarheid. 46 Het moge ons dan ook niet verbazen, dat - met name in Nederlandse reacties op de Katechismus - wordt gesignaleerd dat in dit geloofsboek een confessioneel, exclusief rooms-katholiek kerkbegrip wordt gehanteerd. Anders dan in de Nederlandse Nieuwe Katechismus van 1966, waarin de openheid naar de andere christelijke kerken sterk wordt beklemtoond, poogt de nu voorliggende Katechismus de eigen, confessioneel-katholieke identiteit zoveel mogelijk te sauveren. 47 Bij dit streven loopt men het gevaar bewust of onbewust uitsluitingsmechanismen te hanteren, de eigen confessionele identiteit te definiëren ten koste van die van andere confessies. Ten tijde van de verzuiling in Nederland bepaalde juist dat de omgang tussen de verschillende confessies. Sommige commentatoren typeren dit streven in de Katechismus dan ook als pre-conciliair. 48 Ik zou misschien eerder willen zeggen, dat de Katechismus hier een onderstroom van concilair denken verwoordt, waarvan in elk geval vast staat dat die in de Nederlandse katechetische traditie sinds Vaticanum II moeilijk in te passen valt.

Duidelijk moge zijn, dat het interpretatie-potentieel dat Vaticanum II bezit, in de Katechismus van de Katholieke kerk naar mijn overtuiging onvoldoende wordt uitgebuit. Illustratief hiervoor is, juist in verband met de oecumenische ontwikkelingen sinds Vaticanum II in ons land, hetgeen de Katechismus op pagina 190 onder de kop Naar Eenheid opsomt als wegen of middelen om de eenheid onder alle christenen opnieuw te vinden. Overvloedig puttend uit

Unitatis redintegratio (maar waarom blijft Lumen gentium hier achterwege), gaat de Katechismus echter aan één mijns inziens wezenlijk onderdeel uit dit decreet volledig voorbij en wel waar wordt gesproken over de mogelijkheden tot deelname aan eikaars heilige diensten (communicatio in sacris). 49

Een katechismus is altijd een momentopname. 30 Qua theologie en spiritualiteit vormt hij altijd een verankering van een op dat moment en in een specifieke regio (bijvoorbeeld West-Europa) bereikte consensus op theologisch en spiritueel gebied, terwijl de theologie en spiritualiteit zelf voortdurend in beweging, in ontwikkeling blijven. Hiermee wil iets gezegd zijn over het besef van historiciteit in tijd en ruimte van elk kerkelijk denken en spreken. Dit blijkt heel sterk uit De Nieuwe Katechismus van 1966. Ook in de Vaticanum Il-documenten treedt dit besef voortdurend aan de dag. Het klinkt echter veel minder sterk door in de Katechismus van de Katholieke Kerk.

Tenslotte: Er heeft sinds Vaticanum II, in elk geval in Nederland een verschuiving plaatsgevonden in het denken over hetgeen katechese zou moeten zijn. Geen geloofsoverdracht in de zin van het aanleren van een reeks geloofswaarheden zoals die door het leergezag worden aangereikt. Ook gaat het niet om een deel krijgen aan het bezit van een onfeilbare geloofsschat. Het doel is nu veeleer geloofsopvoeding in de zin van het aankweken van een leerhouding bij gelovigen, zodat zij niet zozeer 'geloof leren', maar 'leren geloven' als een vorm van 'éducation permanente', een nooit eindigend proces. 31 Van die omslag in denken legt de Katechismus van de Katholieke Kerk nog niet echt getuigenis af.

Het literatuuronderzoek ten behoeve van dit artikel werd afgesloten op 1 juni 1995.


1. Katechismus van de Katholieke Kerk, Baarn-Kampen, 1995 (in totaal 733 pagina's).

2. Vgl. J. Alberigo e.a., Conciliorum oecumenicorum decreta, Bologna, 1973. Daarin: Conci/ium Tridentinum, sess. V, cap. 2 De Reformatione; sess. XXII, cap. 8 en sess. XXIV, cap. 4 + 7.

3. J. Roes, 'Van grote klok tot milieu-missie. Volksmissies en katholieke beweging in Nederland in de 19de en 20ste eeuw', in : Trajecta 2(1993) 273-294; T. Duffhues, Generaties en patronen. De katholieke beweging te Arnhem in de 19e en 20e eeuw, Baarn, 1991, 108-115; J.H.M. Evers en P.G.J. Post, Historisch Repertorium met betrekking tot Wittem als bedevaartsoord, Heerlen, 1986, 110-121.

4. E, Schulte van Kessel, 'Scandaleuze dienstmaagden in de zielzorg', in: Idem, Geest en Vlees in godsdienst en wetenschap. Vijf opstellen over gezagsconflicten in de 17de eeuw, 's-Gravenhage, 1980, 90-115; M. Monteiro, 'Den Middelen Staet. Waarom vrouwen in de vroegmoderne tijd kozen voor een semi-religieus bestaan', in: M. Monteiro e.a., De Dynamiek van religie en cultuur. Geschiedenis van het Nederlands katholicisme, Kampen, 1993, vooral 152 e.v. Meer algemeen: J.Delumeau (red.), La religion de ma mère. Le róle des femmes dans la transmission de la foi, Paris, 1992.

5. S. Petri Canisii Doctoris Ecclesiae Catechismi Latini et Germanici editionem criticam curavit Fridericus Streicher s.i.. Pars Prima Catechismi Latini, Romae-Monachii, 1933.

6. F. van der Meer, Catechismus. Dat is Onderrichting in het ware geloof, met een voorwoord van Z.H. Excellentie mgr. dr. J.de Jong, Utrechl, 1941.

7. Katechismus of Christelijke Leer ten gebruike der Nederlandsche Bisdommen, Utrecht, 1910. Vgl. W.R. de Jong Pr., Ons Katechismusboekje. Geschiedenis, ontwikkeling herziening, Utrecht, 1939, 59-61.

8. Circulaire dd. 25-4-1910 over den nieuwen Katechismus, in: Collectio epistolarum pastoralium decretorum aliorumque documentorum quae ab Illmo a Revmo Dno Wilhelmo van de Ven Episcopo Buscoducensi, publicata fuerunt annis 1905-1914, Gestel St. Michaelis, 1914, 298-301.

9. Catechismus ex decreto Concilii Tridentini ad Parochos, Rome, 1566. Vgl. J. van Laarhoven, 'Twee Katechismussen. De Catechismus Romanus en de Katechismus van de katholieke kerk', in : Tijdschrift voor Theologie 33(1993) 371-389.

10. Catechismus van het Concilie van Trente, vertaald door F. Vermuyren, Mechelen, 1935.

11. Een-twee-een informatiebulletin 23(1995) 210. Vgl. ook De Volkskrant 31-3-1995: 'Simonis ziet in nieuwe catechismus bestseller', door H. Müller.

12. Met deze constitutie opent de Katechismus van de Katholieke Kerk, 7-12, vgl. 11.

13. H. Bomers, 'Katechismus van de Katholieke Kerk', in: Samen Kerk 1993, nr. 2, 11.

14. Zie noot (11) Een-twee-een.

15. Vgl. de Apostolische Constitutie 'Fidei depositum', 9. Zie ook J.A.M. Hulshof, 'Catechismus, concilie en catechese', in : Benedictijns Tijdschrift 54(1993) 146-159.

16. J. Jacobs, 'Een relatie in kaart gebracht. Het verband tussen de Nieuwe Katechismus en het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie', in : L. Bakker e.a., Geloofsoverdracht vroeger en nu, Baarn, 1988, 99 e.v.

17. Zie Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Amersfoort, 1967, 187.

18. Vgl. Archief van de Kerken 26(1971) 871.

19. Archief van de Kerken 34(1979) 1149-1194, vooral 1160.

20. Katechismus of Christelijke Leer ten gebruike van de Nederlandse bisdommen, Utrecht, 1948.

21. Vgl. de artikelenreeks in Ons Eigen Blad 1957-1958. Voor Rombouts: J. Eijkens, (red.) Enigen uit velen. Fraters van Zwijsen in 22 portretten, Tilburg, 1994, 88-93.

22. Vgl. J. van Lier en J. Simons (red.), Geloof leren geloven. Twintig jaar 'De Nieuwe Katechismus': leren van het verleden met het oog op de toekomst, Nijmegen, 1987, 107-108.

23. De Nieuwe Katechismus. Geloofsverkondiging voor volwassenen, in opdracht van de bisschoppen van Nederland, Hilversum-Antwerpen, 1966.

24. H.M. Kuitert, 'Geloofsverkondiging voor volwassenen', in: Wending 1967, 851-860, vooral 853. Vgl. ook A.F.N. Lekkerkerker, 'Enkele opmerkingen bij de Nieuwe Katechismus', in: Kerk en Theologie 18(1967) 49-59.

25. Zie W. Bless, Witboek over de Nieuwe Katechismus, Utrecht, 1969, 11.

26. Archief van de Kerken 40(1985) 602-603.

27. Archief van de Kerken 40(1985) 901-902.

28. Bernardus kardinaal Alfrink, 'Katechismus en concilie, geschonken voor de eenheid', in: J.van Lier en J. Simons, Geloof leren geloven, Nijmegen, 1987, 13-14.

29. Archief van de Kerken 41(1986) 152-177, vooral 159 en 154.

30. Een-twee-een informatiebulletin 12(1984) 61.

31. Katholischer Erwachsenen-Katechismus. Der Glaubensbekenntnisder Kirche, Bonn, 1985. Het gaat hier om het eerste deel van een handleiding voor geloofsonderricht en geloofsverdieping, waarvan het beoogde tweede deel, gewijd aan de consequenties van de geloofsleer voor de christelijke levenspraktijk - in mei 1995 - nog moet verschijnen.

32 .De Geloofsbelijdenis van de kerk. Katholieke Katechismus voor volwassenen; in opdracht van de Nederlandse bisschoppen, Turnhout, 1986. De ontvangst van dit boek liep uiteen. Vgl. voor een positieve reactie van buiten de Romana: C.P. van Andel, 'De geloofsbelijdenis van de kerk', in: Kerk en Theologie 39(1988) 223-241.

33. Vgl. Een-twee-een informatiebulletin 13(1985) 712-721. Vgl. ook H. Vorgrimler, 'Het avontuur van een nieuwe wereldkatechismus', in: Concilium 1987, nr. 4, 87.

34. Archief van de Kerken 41(1986) 143.

35. Idem, 126.

36. Idem, 721-722. Vgl. ook G. Honoré, 'Le Catéchisme de 1'Eglise catholique', in: Nouvelle Revue Théologique 115(1993) 3-19.

37. Catechism for the Universal Church. Revised Project; Provisional Text, 434 pagina's, gedrukt in losse katernen en niet in de openbaarheid gebracht.

38. De drie commissies waren als volgt samengesteld: Commissie 1 (Inleiding en geloofsbelijdenis): dr. E. Henau, dr. J. Kahmann en dr. H. Witte; commissie 2 (Sacramenten en Epiloog): dr. J. Ambaum, dr. A. van Schaik en dr. J. Wissink; commissie 3 (Decaloog): dr. H. Flohr, dr. A. Smits en dr. N. Tromp.

39. Catéchisme de t'église catholique, Paris, 1992, 676 pagina's.

40. Vgl. H. Verweyen, 'Zur Hermeneutik des Weltkatechismus', in: Zeitschrift für Katholische Theologie 115(1993) 320.

41. Katholiek Archief 21(1966) 488-491, het citaat op 488.

42. Archief van de Kerken 41(1986) 137-151, het citaat op 139. Vgl. voor een nadere toelichting J.Y.H.A. Jacobs, 'Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie: een terugblik', in: J.Y.H.A. Jacobs, Is Pinksteren voorbij? Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie tussen geschiedenis en actualiteit, Hilversum, 1989, 19-22.

43. Katholiek Archief 21(1966) 1156-1165, het citaat op 1163.

44. Archief van de Kerken 37(1982) 424-439, het citaat op 435.

45. Constituties en Decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, Amersfoort, 1967, 151. Vgl. ook H. Witte, 'Alnaargelang hun band met het fundament van het christelijk geloof verschillend is'. Wording en verwerking van de uitspraak over de 'hiërarchie' van waarheden van Vaticanum II, Tilburg, 1986.

46. A. Houtepen, 'Hierarchia veritatum en orthodoxie', in: Concilium 1987, nr. 4, 42.

47. Vgl. L. Koffeman, 'Rome heeft gesproken, maar de zaak is nog niet beslist', in: De Bazuin 31 maart 1995, 21-22. Vgl. ook C. Krijnsen, 'De Catechismus van de katholieke kerk oecumenisch gewogen', in: Het Christelijk Oosten 45(1993) 164-185.

48. N. Greinacher, 'Katholieke identiteit in het derde tijdperk van de kerkgeschiedenis', in: Concilium 1994, nr. 5, 15.

49. A.H.C. van Eijk, 'De beweging gemeten. De katholieke deelneming aan de oecumenische beweging na vijfentwintig jaar', in: J.Y.H.A. Jacobs, Is Pinksteren voorbij? Het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie tussen geschiedenis en actualiteit, Hilversum, 1989, 28.

50. Vgl. Een-twee-een informatiebulletin 20(1992) 710, uitspraak van bisschop J. Möller.

51. Vgl. de titel van een balans van twintig jaar Nieuwe Katechismus: Geloof leren geloven, Nijmegen, 1987. Zie ook T. van den Berk, Met opgeheven hoofd. Toespraak bij gelegenheid van de opheffing van het Hoger Katechetisch Instituut, Nijmegen, 29 september 1990 (brochure).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

DNK | 99 Pagina's

DE KATECHISMUS VAN DE KATHOLIEKE KERK EEN PLAATSBEPALING VANUIT EEN HISTORISCH PERSPECTIEF: MONDIAAL EN LOCAAL

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 november 1995

DNK | 99 Pagina's