GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het ontwerp-Armenwet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het ontwerp-Armenwet.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Nu het wetsontwerp tot wettige regeling van het Armbestuur, door Minister Heems kerk ten vorlgen jare Ingediend, weldra in openbare behandeling zal komen, zg he geoorloofd ook onzerzijds over dit onderwerp, dat zoo nauw samenhangt met de belangen onzer kerkelijke armenzorg, een enkel woord te zeggen.

Wat het karakter van dit wetsontwerp betreft, heeft de Minister, gelijk algemeen erkend wordt, niet de bedoeling gehad een geheel nieuwe regeling te geven voor dit moeilijke en ingewikkelde vraagstuk, maar voortgebouwd op den grondslag der be staande wet. Met de beginselen waarvan de Armenwet van 1854 uitgaat, kon d Minister zich In hoofdzaak vereenigen, gelijk hij in zijn Memorie van Toelichting ver klaarde, en hij achtte het alleen noodig binnen het kader der wet eenige verandc' ringen aan te brengen. Zijn bedoeling was daarbij in de eerste plaats om de wet meer in overeenstemming te brengen met den bestaanden toestand en aldus wettelijk te sacctlonneeren, wat feitelijk reeds burgerrecht verkregen had, maar met de letter en de bedoeling der bestaande wet In tegen spraak was. Dit geldt inzonderheid van de zoogenaamde dubbele bedeeling, die door de wet verboden was, maar In de pract^kvrij algemeen voorkwam en ten doel heeft, waar een arme door de kerkelijke of particuliere liefdadigheid onvoldoende geholpen wordt, in dat gebrek tegemoet te komen door bijstand van Overheidswege. En evenzeer geldt dit ten opzichte van het veranderd karakter der Overheidsbedeeling; moest deze volgens de wet het karakter dragen van een politleken maatregel, om Iemand voor hongerdood of diefstal te bewaren en dus tot het onvermijdelgke beperkt blijven, in de praktijk kreeg deze bedeellng reeds lang een meer humanitair karakter en de Regeering wil thans in de wet d vrijheid geven de Overheldsbedeeling op ruimer voet toe te passen, ook met het doel om den arme uit zijn ellende op te heffen. Sluit het wetsontwerp zich op deze beide punten aan bij wat in de praktijk reeds bestond, het derde en belangrijkste n punt In dit wetsontwerp voert iets nieuws in, wat door degenen, die met de armenzorg zich inzonderheid bezighouden, In den laatsten tijd als een der voornaamste eischen op den voorgrond was geschoven; het tracht namelijk een samenwerking in het leven te roepen tusschen de verschillende instellingen van weldadigfheid, opdat aan den m.'iwi i|ffmiiiWi.wwiiiiMniMiiig narehlsüschen toestand op dit gebied een einde t zou worden gemaakt. Doordat iedere nstelling op eigen gelegenheid bedeelde, werden de krachten versnipperd, werd berog bij den arme in de hand gewerkt, ie nu bij elke instelling steun kon vragen, onder dat men wist, of hij bij een andere nstelling reeds hulp ontvangen had, en werd zoodoende het kwaad van het pauperisme eer gevoed dan gekeerd. Vooral dit laatste punt was echter een heet hangijzer, omdat regeling dezer samenwerking van Over' heidswege door het instellen van een armen' raad, zoo licht leiden kon tot Overheidsdwang en Overheidsirmengirg in desaken der diakonie. Op deze klip strandde dan ook het wetsontwerp Goeman Borgeslus, dat op zeer gevaarlijke wijze inbreuk maakte op de vrijheid en zelfstandigheid der diakottieën en daarom terecht een algemeen protest van de zijde der Eerken in het leven riep. Het thans ingediende wetsontwerp heeft getracht deze ernstige fout te vermijden, door de saamwerkicg der instellingen van liefdadigheid wel wettelijk te regelen, maar allen dwang tot deelneming uit te sluiten. ledere instelling van weldadigheid blijft geheel vrij naar den Armenraad vertegenwoordigers te zenden of niet; de Armenraad heeft geen driegende bevoegdheden ; en de kerkelijke instellingen van liefdadigheid zullen — één geval uitgezonderd — ook niet verplicht zijn aan den Armenraad mededeeling te doen van de armen, die door hen bedeeld worden.

De Indruk, dien dit wetsontwerp gemaakt heeft, is over het algemeen gunstig geweest en de meest uiteenlcopende richtingen op politiek en kerkelijk gebied hebben den Minister hulde gebracht voor deze proeve van wetgevenden arbeid. Men prees het ontwerp, omdat het zich aanpaste bij de bestaande toestanden, de kerkelijke gevoeligheden ontzag, rekening hield met hetgeen door de verschillende stroomingen rp het gebied der armenzorg gevraagd werd en door zekere soepelheid en elasticiteit het aanleggen van al te straffe banden t vermeed. Het wetsontwerp was een compromis, waarin de Minister als handig stuurman door allerlei klippen was heengezeild en door het „elk wat wils" In toepassing te brengen op sympathie bij alle partijen rekenen kon. Zoo werd het wetsontwerp slet alleen zeer gunstig ontvangen door De Standaard, maar evenzeer door de liberale Nieuwe Rotterdammer, die in zijn rummer van to Mei 1910 de voorgestelde regellngals een „zeer gelukkige"prees, terwijl cok Mr. Raaymakers, een roomsch-katholiek, verklaarde, dat het schier geheel met zijn weuEchen en Inzichten overeenkwam. Ook de Synodale Commissie der Hervormde Kerk haastte zich In een adres aan de Tweede Kamer te kennen te geven, dat zij met de hoofddenkbeelden in dit wetsontwerp neergelegd, zich geheel kon vereenigen en overtuigd was, dat de Nederlandsche Hervormde Kerk in al hare geledingen tot de gevraagde saamwerking van harte bereid was. Evenzoo brachten degenen', die met de armenzorg inzonderheid zich bezig houden, aan dit wetsontwerp hulde. De adviezen op de algemeene vergadering van de Nederlandsche vereeniging van Armenzorg en Weldadigheid te Groningen 7 en 8 Juli 1910 uitgebracht door de heeren Jhr. Smissaert, Mr. Raaymakers, Mr. Treub, Mr. Van Maare en Dr. Slotemaker de Bruine, luidden in het algemeen gunstig. En de Commissie van Advies van de Centrale diakonale Conferentie onzer Kerken, bestaande uit de heeren Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen, £. Broekhuizen, Mr. Van Maare, P. I. J. Mey en Dr. J. C. de Moor, t verklaarde In een uitvoerig rapport op de vergadering In September 1910 uitgebracht, dat ze zich kon vereenigen met de beginselen, waarvan dit wetsontwerp uitging, en inzonderheid waardeerde, dat de wetgever de vrijheid der diakonieën ongerept had gelaten.

Scheen van deze zijde de sympathie voor het vele goede, dat dit wetsontwerp bood, ­dus vrij algemeen te zijn, onze kerkelijke pers oordeelde minder gunstig. Ds. Fernhout e heeft In de Utrechtsche Kerkbode en Ds. Bouwman van Hallum In Friesland's Kerk' blad een uitvoerige critlek op dit wetsontwerp geleverd, waarbij tal van principleeie en practische bezwaren werden ingebracht, wier gewicht zeker niet te miskennen valt. Andere Kerkboden, zooals de Groninger Kerkbode, de Rotterdamsche Kerkbode, de Zuider Kerkbode en de Noord-Hollandsche Kerkbode, volgden dit spoor. Vooral In het Noorden van ons land, waar de droeve gevolgen van te uitgebreide Staatsarmenzorg wel het ergst worden gezien, nam de oppositie tegen dit wetsontwerp een steeds scherper karakter aan. Op de provinciale diaconale conferentie te Leeuwarden traden Dr. W. A. van Es van Leeuwarden en Ds. Bouwman van Hallum op om het wetsontwerp te bestrijden, en onder hun vlijm-scherpe critlek bleef van het wetsontwerp niet veel goeds over. Dr. van Es ging zelfs zoover van te verklaren, dat dit wetsontwerp in alle opzichten een ombuiging naar links vertoonde en dat het vergeleken bij de bestaande armenwet eer een achteruitgang dan een verbeteringvu& s.

Gevolg van deze critlek was dan ook, dat reeds op verschillende classlcale vergaderingen voorstellen werden Ingediend en e aangenomen, waarin aan de Generale Synode gevraagd werd, zich tot de Staten-Generaal te wenden met het verzoek het wetsontwerp-Heemskerk niet tot wet te verheffen, maar dan nog liever bij de bestaande wet te blijven. De gronden waarop dit verzoek steunde, waren in hoofdzaak de volgende:

ie. dat in dit wetsontwerp de Staatsarmenzorg niet alleen gehuldigd werd, maar nog werd uitgebreid;

2e. dat door de voorgestelde dubbele bedeeling de arbeid der diakonlen belangrijk werd bemoeilijkt, de ontwikkeling der liefdadigheid werd verhinderd en op het

gebied der kerk«l}Jke armenzorg een toestand zou geboren worden, die de grootste onbilirjkheid en een stuitend onrecht zou zijn tegenover die kerken, welke overeenkomstig hare roeping en met inspannicg van al haar krachten hare eigen armen verzorgden;

3e, dat de bepalingen in dit wetsontwerp, die op de rechtspersoonlijkheid van de instellingen der weldadigheid betrekking hebben, niet voldoende rekening houden met het publiek recht der Kerken en met de plaats welke onze Diakonieen volgens kerkrechtelijke beginselen in het kerkelijk instituut innemen.

Ten slotte zij nog vermeld, om het overzicht van den stand der quaestie voor onze lezers volledig te maken, dat deze critiek in kerkelijke kringen op dit wetsontwerp uitgebracht, niet zonder eenige bezorgdheid in onze politieke organen werd gadegeslagen. De Zeeuw van i Februari 1911 wees op het gevaar, dat deze scherpe kerkelijke actie tegen een wetsvoorstel van een bevriend Ministerie bij de volgende stembus als een wapen tegen het Ministerie zou kunnen gebruikt worden en ried daarom tot gematigdheid in den toon der polemiek aan. Mr. A. J. L. van Beeck Calkoen schreef in de antirevolutionaire Rotterdammer verschillende zakelijke artikelen, om enkele bedenkingen, tegen het wetsontwerp ingebracht, te weerleggen. En de redactie zelve, die in zoo nauw verband staat met een tweetal juridische hoogleeraren aan de Vrije "Universiteit, verhief evenzeer haar invloedrijke stem om te waarschuwen, dat men bij de bespreking van dit ontwerp toch „nuchteren" zou blijven en niet met „groote woorden" elkander te lijf zou gaan. Met name de beschuldiging, dat de Minister in dit wetsontwerp nog verder zou zijn gegaan op den heilloozen weg der Staatsarmenzorg, achtte de redactie onjuist. „Van een huldigen van de Staatsarmenzorg is (in dit ontwerp) schijn noch schaduw". En de Standaard van 16 Febr. bracht ons het magistrale artikel over het petitierecht der Kerken, waarin de juiste grenzen van dit petitierecht werden afgebakend. Eener° zijds werd ten volle het recht der Kerken erkend, om waar een Armenwet werd ingediend, die zich zijdelings met de diakonieen inlaat, tot de bevoegde macht verzoekschriften te richten ten einde schade, die uit dit ontwerp voor de Kerken dreigde, af te weren. Maar aan de andere zijde werd er met nadruk op gewezen, dat ie zulk een petitie altoos een verzoekschrift moest blijven en nooit in een censuur over de Overheid mag ontaarden, en 2e dat zulk een petitie uitsluitend betrekking moest hebben op wat de belangen der eigen Kerken raakte, maar niet op wat andere Kerken aanging, of op wat dè Overheid zelf voor de armenzorg doen wilde, dan voorzoover aangetoond kon worden, dat de belangen of rechten der eigen Kerk daarbij schade leden. Al juichte De Standaard h& t daarom toe, dat reeds meerdere Kerken zich hadden opgemaakt om te protesteeren bij de Overheid tegen alles wat de rechten of belangen dezer bepaalde Kerk zou kunnen aanranden, ze sprak even stellig de hoop uit, dat geen Kerk zich daarbij aan machtsoverschrijding zou schuldig maken, „omdat dit haar kracht zou breken, haar lokken zou op onwettig terrein en weer een begin zou worden van terugkeer tot de idee der Staatskerk, die eeuw na eeuw het karakter der Gereformeerde Kerken vervalscht heeft."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Het ontwerp-Armenwet.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 maart 1911

De Heraut | 4 Pagina's