Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 68

&è

S*ÜDEMTEff: Hüfi AAJÏTAL E K Z .

bij goeden aanleg na minstens driejarige Theologisciie studie kan gerekend worden verkregen te zijn" ''•). Onze Theologisciie Faculteit was de eerste die aan regeling van haar Candidaatsexamen behoefte had; want tot haar behooren de studenten, die in hunne studiën reeds het verst gevorderd zijn. En niet slechts daarin, maar ookinhet getal van s t u d e n t en is die Faculteit de andere nog vooruit. Toch zijn ook de Littei'arische en Juridische Faculteiten beide nu vertegenwoordigd, ieder door een tweetal, die daarvoor werden ingeschreven. In het geheel waren in den aanvang des jaars veertien studenten op het Civium Album door mij gerecenseerd; één daarvan heeft, naar ik vernomen heb, de studie moeten vaarwel zeggen; maar tot dusverre bedraagt het aantal dergenen, die zich voor het eerst lieten inschrijven, vijftien; zoodat sinds den voi'igen Dies het getal juist verdubbeld is. Zonder twijfel is dat een verblijdende aanwas; ook doordat de groei zoo normaal is. Moge op een volgenden jaardag wederom van verdubbehng kunnen getuigd worden! Maar veel meer nog dan op een groot aantal stellen we prijs op een goed gehalte: op jongelingen, die uit overtuiging tot ons komen, die met ernst hunne studiën aanvatten, en die vrij kunnen zijn zonder bandeloosheid, vrij ook van die menschenvrees en die utiliteitsleer die zooveel karakters bederft. Laat dat blijken bij U, mijne heeren S tu den ten. Ziet, het was in den tijd, dien ik straks behandeld heb, een zoo goed en gelukkig teeken, dat in 1610, in hetzelfde jaar waarin de verdrukking der Gereformeerden begon en terwijl zooveel predikanten nog aarzelden of wel toegaven, dat juist toen zooveel studenten, nl, bijna alle theologanten aan de Leidsche Akademie, zich beslist en openlijk uitspraken. Toen des zomers Yorstius, die nog heel wat verder ging dan Arminius, tot hoogleeraar te Leiden beroepen was, zonden die studenten, ten getale van vijf of zes en vijftig, reeds in October een eerbiedig Request aan de H. H. Curatoren en aan de ïl. H. Gedeputeerde Staten, waarin

') Aan de Staatsuniversiteiten omvatten de beide gedeelten van het candid aats-examen in de godgeleerdheid, volgens het Koninklijk besluit van 27 April 1877 (StaatsU. nr. 87), te zamen de volgende vakken: a. de geschiedenis der godsdiensten in het algemeen; b. de geschiedenis der leer aangaande God ; c. de uitlegging van het Oude Testament (historische geschriften) ; d. de Israelietische letterkunde in hare hoofdtrekken; e. de wijsbegeerte van den godsdienst; / . de geschiedenis van het Christendom; g. de uitlegging van het Nieuwe Testament (historische geschriften); h. de oud-Christelijke letterkunde in hare hoofdtrekken (Hubrecht, De onderwijswetten in Nederland, A, II, blz. 18).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen