GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 34

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 34

Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

32

onze eeuw is door bijna alle juristen juisthet tegendeel aangenomen; ongelukkig juist op een tijd, dat zulke stellingen nu eens aan de Kerken zouden zijn ten goede gekomen. Maar in de vorige eeuw werden zij nog voorgesteld als onveranderlijke rechtsbeginselen ^). Bij de vraag, die we stelden, moet dus, in ieder geval, op formeele Overheidsbesluiten ook gelet worden. En dan blijkt, dat de approbatie, formeel, slechts ten deele verleend is. NI. door de Staten van Overijssel, zonder eenig bepaald voorbehoud ; en door die van Gelderland en Utrecht, met een paar reserves, die intusschen niet zeer bezwarend waren. Maar niet door de Staten-G-eneraal, van welke zij eigenlijk door de Synode gevraagd was; en ook niet door de Staten der andere provinciën. En dus, zoo is wel gezegd, in die andere provinciën is de bedoelde Kerkenordening geheel ter zijde gesteld. — Maar wie zóó redeneert, oordeelt zonder twijfel geheel oppervlakkig. werk stellende, als weetende, dat hun gezag nooyt grooter wasdom krygt, dan wanneer verdeelinge is in de Politieke Eegeeringe, en meenende nu de rechte tyd, om zig voor altoos ontzaglyk te maaken en, met vertrapping van hunnen eed en pligt en met uitblussing van het licht hunner conscientie, hun onwettig gezag op den ondergang van het wettige recht der Ovei'hedea tot verkrachting van 's Lands vryheid te vestigen, gebooren te zyn met het houden van het Nationaal Synode te Dordrecht in de jaaren 1618—1619, hebben, na het vertrek der Bnitenlandsche Gedeputeerden, eerst op den 13 May 1619 gerevideerd en geapprobeerd de bovengemelde Kerkenorde van den jaare 1586" ; welke nieuwe redactie dan verder wordt gekenschetst „als eene ongelukkige nageboorte en jammerlyke vrucht van Kerkelyke Eegeerziekte" enz. Toch is dit boekje volstrekt geen schotschrift, maar een degelijk werk van een kundigen schrijver, als zoodanig ook erkend en geprezen door de vele geestverwanten die hij destijds had (zie b. v. F. A. van der Marck, LeCtt. Acad., Tom. II, Fase. III, pagg. XXVIII en 226). En wanneer dan een dergelijk schrijver, die ook in maatschappelijk opzicht alles zins een achtbaar man was, toch op zulk een groven toon tegen de Gereformeerde Kerken schrijven kon, dan teekent dit metterdaad den toenmaligen tijd: het maakt openbaar, hoe er in de toongevende kringen over de Gereformeerde Kerken toen gedacht en gesproken werd. Het vertoog, waarvan de hoofdinhoud boven in den tekst is aangegeven, is bij hem te vinden a. w., blzz. 280 vgg. 1) De bovenbedoelde stellingen zijn ook inderdaad onveranderlijke rechtsbeginselen ; en de onjuistheid van de redeneering der toenmalige „politieken" lag dan ook niet in de handhaving van die beginselen, maar zij lag in de grondstelling, dat aan de Overheid per se het recht van kerkregeering toekomt. Het is dan ook op zijn minst Keer vreemd, dat in onze eeuw die beginselen door de meeste rechtsgeleerden geheel zijn ter zijde gesteld. Toen in onze eeuw door de voorstanders van de Koninklijke organisatie van 1816 beweerd werd, dat zij rebus ipsis et factis door de Kerk was aangenomen, is van Gereformeerde zijde niet slechts de juistheid van die bewering bestreden, maar is voorts ook aangevoerd, dat in deze materie relus ipsis et factis geene wettigheid voor de Koninklijke besturen kon verkregen worden, daar bij rechten, die aan de Kerk per se toekomen (nl. om onder Christus als haar eenig Hoofd, en overeenkomstig Gods Woord, zelve zich te organiseeren en te besturen), geen praescriptie ooit gelden kan, allerminst wanneer reeds bestaande en uitdrukkelijke bepalingen ('nl. de oude Gereformeerde Kerkenordening) daardoor zouden worden ter zijde gesteld. Maar thans is met die beginselen in het geheel niet gerekend, en eerder het tegendeel aangenomen. Dit is m. a. w. de negatie van alle Kerk als zoodanig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 34

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's