GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Jeugdouderling”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Jeugdouderling”.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud eers-te artiTcel. Over den ieugdouSerlüig wordt veel gesproken. Dit staat hiermede iii verband, dat veel geschreven, wordt over de'n onderling en over de jeugd. , 'Ook over do'n ieu_g'douderling wordt veel geha'ndel'd. In. spottenden zin in de , Jf. Rott. Coura'nt"; in blakenden lof door het „Geref. Jo'ngelingsblad". Ihhoud tweede artikel. Op den haam is aanmerking gemaakt - uit taalkundig oogpuht. Anderen vintjieja dit bezwaar niet zoo gewichtig: de ma'n is er. De jeugdouderlihg kan van belang zün voor Kerk e'n rüpere jeugd. De Kerk staat in het teekeh der critiek. Xoch heeft de Kerk als instituut veel gedaan voor de jeugd. Kerkelijk toezicht op de jeugdactie echter mislukt. Meerdere nooden in deze tijden.

III.

Wanneer wi|thans nagaan het w©rk van den Jeugdouderling, - willen wij aanstonds er den nadruk op leggen, dat deze broeder geen hieuw • ambt bekleedt, m., aar dat. hier een nieuwe werkkring voor den - ouderling woridt gegeven. Men heeft kerkrechtelijik© bezwaren tegen dit instil uu't ingebracht. De aanwij'zinig van jeugdouder. lingen wekt den schijin, alsof zij niet - ouderlingen zijn voor heel de gemeente, maar voor ©en deel er van. De vrees, zoo wordt er igezegd, is niet ongewettigd, dat d© j'eugd zou zeggen tot „den nietjeugdouderling": -wij hebben met u niet té maken; en dat omgeiüberd 'de onderdom den jeugdouderling als niet competent voor de behan'deling van zijne belangen zou knmi'en beschouwen.

Deze bezwaren, nog met andere te vermeerderen, achten wij' niet houdbaar. Hoezeer wij niet voor de toenemende specialiseering zijn van het ambt, ide verdeeling in soorten van predikanten en ouiderlingen, voor jongeren en oiïderen, . voor istuden-fcen ©n soldaten, voor maatschapp-elijken en politiete'en arbeid, achten wij verdeeling van arbeid in den Klerke-raa'd onder de opzieners zeer goed. De ouderlingten zijin voor heel de gemeente. Voorzeker juist geoordeeld. Maar onder de ouderlingen zijn menigerlei gaven vertegenwoordigd. En ik meen juist, dat de kerken er wel bij' zullen varen, als de Kierkeraad van die bij'zondere gaven voor de bijzondere deeien van den kerkelijken arbeid profiteert, en juist 'voor die bijzondere deeien die broeders aanwijlst, die zioh geheel daaraan kunnen wijlden en dan londer den zegen van den Eoning der iKierk ook iets goeds leveren. Zwolle's kerk bijv. is te felioiteeren, dat haar Rerkeraad een ouderling beeft aangewezen, die speciaal voor het scribaat, de aidministratie en de correspondentie zorg •draagt, ©en man, die uit hoofde van zijin betrekking in het maats> ohapp©lijk leven daarvoor aangewezen was. En zoo iis iedere Kerk' .geluk te weaschen, die een goeden j-eugdouiderling mag bezitten! Het aanwij'zen van jeugdouderlingen is dan oók direct het gevolg hiervan, dat m^en erkend heeft het eigen karakter der jeugd, die eigen, speciale bearbe-iding noodig heeft. En blijkt ©r |nu in den kring der a.mbtsdragers zulk' een man \p zijin, jdie van God gaven daartoe ontvangen heeft, laat hijl .aangewezen worden om zich geheel aan dit werk te geven 1 De Kerk en d© rijpere jeugd' en ook het huisgeziml zullen er de gezegende vruchten van plukken. En is er zulk een man niet, dan stelle men geen jeugdouderling aan, maar wachte, tat er een geschikte blijkt te zijn. Want gaat men onberaden over tot het aanstellen van jeugdouderlingen, dan bederft men ten slootte meer dan men zou gewinnen.

Bovendien, , ifc' acht een jeugdouderling alleen nood zake lijk in grootere gemeternten en dan nog alleen, als er een bro^ei, der te vinden is, welke geschikt is voor dien arbeid. In Ideine gemeenten, en ik denk daarbij .aan Friesland met zijn 54 jeugdouderlingen in gemeenten van 250, 400 zielen, acht ik ze niet noodzakelijk, n.l. als men dan ook' wü handhaven het volle werk van dezen titularis, het ambt als spec'ialen onuderling voor de jeu'gld. Daar meen ik, dat geen verdeeling van arbeid in dezen zin moet plaatevinden, maar dat geheel de Eerkeraad geroepen is het jeugdwerk te beh.art, iSigen en met jname aan d©n pr©dikant ter plaatse d© belangen der rijpene jeugd' kunnen toebetrouwd worden. En .als hij' liefde voor zijm arbeid heeft, zal hij! dat vanzelf ook' doen mei, toegenegenheid des harben. Daarbij' is hij de man, die de noodige kennis bezit voor dit niet gemakkelijk werk. In zulke gemeenten kent men de jeugd •wel. Bov©nidien kaïn het kerkelijk toezicht .aldaar door regeling van het bezoek aan de Vèreenigingen uitgeoefend worden. Ejn daarom, acht ik ©ene uitspraak als die van Ds H. ; S. iBouma van Leeuwarden! te sterk, als hij' schrijft in het „Friesc'h Kerkblad": „niet te siterk is het, wanneer wordt beweerd, dat het instituut van jeugdoiude-rling is 'de vervulhng van teiene leemte in ons kerkelij'k leven, waaromaan stl 1 e kerken kan aangeraden op dezelfde wij'ze dit gedeelte van haar taak t© .regelen en aldus d© belangstelling. voor fi< e jeugd om-te zetten ih practisch© daden".

In grootere kerken zal echter zulk een functionaris wel op zfij'n plaats zijn. Daar heeft hij! leen belangrijken werkkring, maar niet tegelijk de gemakkelijfesite taak. Denkt niet, dajt hij alleen maar de Catechisaties zoo nu feh da.n beeft te bezoeken. Evenmin, dat hij' alleen maar zijn aangezicht op ge-regelde tijden beeft te doen zien op de vergaderingen der. Jongelingsver-©eniging. Laat ons dat allereerst even recht zetten. De jeugd onderling moet ook contact honden met alle andere organisaties van onze jong© mienschen, - wier arbeid gesteld is onder toezicht van den Berkeraad. Dat houdt niet op met die vèreenigingen van olnz© jongelingen, maar omvat ook de organisatie van onze meisj'es en knapen. Wat zijin weric dan is? De beer O. L. Veerman, de baaïibrefcer in dit opzicht, verdeelde de insitruclie vaji den jeugdouiderling in leene rede, gehouden op ©ene' • vergadering van het Afdeelingsbestuur van Fries'land - met de jeugldoulderlingen in dit gewest, in vier takken van werkzaamheid.

1e. de jeu'gdorganisaties zoo getrouw mogelijk bezoeken;

2e. aldwaliend© jongelingen en slor'dige leiden opzoeken len trachten te - wi'nnen;

3e. Kiennis nemen van de lectuur, - welke handelt over ide rijipere jeugd.

4e. van het werk en zijin bevindingen rapport uitbrengen laan den IKericeraad. Daarmede komt de instructie overeen, welke aldus luidt: De t'aak van den jeugdouiderling is:

1e. zoo geregeld mogelijk de vergaderingen der Jongelings-, meisjes-, en Iknapenvereenigingen bezoeken en deze vereenigingeq met raad en Haad bij.staa.n;

2e. afdwalende gongelieidien be^oieBen en verma, nen; Oiok de ontrouw© leden der Vèreenigingen; deze laatsten zooveel mogelijk in sam'enwerkinjgmet 'de propiaganda^commisisies der Vèreenigingen;

3e. zooveel mogelijk kennis nemien van wat voor de rijpere jeugd wordt Ig'eschreven !en gedaan;

4e-. eens in de dri'© maanden en verder zoo vaak slechts noodig zal blijlfcen, rapport van den arbeid' en de bevindingen uitbrengen in de vergaderiing van den Kerkeraad.

De taak' van den jeugdouderliingi valt dus in vier punten isaam te vatten. Allereerst is het to^ezicht op het vereenigingsleve'n der rij'pere jeug'd dezen ambtsdrager opgedragen. D'at brengt vanl zelf mede het bezoek van de vergaderingen d©K organisaties. Van zelf niet elke week allen. Men zou van liet goede ook wel eens ••te veel kUnU'en krijigen en onze jeugd wil ook iwel eens alleen, zoo geheel onder elkandeir wezen. Zooveel mogelijk 'zal het echter geregeld moeten gebracht worden. Anders 'zal de jeugdouderling niet achter denl gang van het vferk komen en een vreemdeling blij'ven in het organisatie-leven. Maa, r hoewel geregeld bezoekeni naar een vastge^ stelden rooster wenschelijk is, 'zullen er ook wel eens uitzonderingen moeten voorkomen. Er kimnen toch onderwerpen op een vergadering voorkomen, waarbij' de jeugdouderling moet tegenwoordig zijn krachtens den aard en bet doel dezer inleidingen ^en de hem opgedragen taak. Vanzelf is hij oto 'zijiï bezoeken te kun'nen regelen daartoe

in liet bezit vaa öan tooister van wtetk/zaamheden gedurende minstens dne maanden tevoren. Op de vergaderingen zal hij' de Vereeniging hebben bij te staan melt raad en daadl. Eien moeilijit werk, waarop wij bij de behandeling vaU 'de vereisdhten van den fuincltionaris terug zulleai komen.

Voor , al deze zaken izal hij!, lein wij springen nu over op het derde (deel van zijln werkzaamhedemj hebben kennis te nemen: van wat op het gebied van de rij'pere jeugd'-^ontwikkleling wordt verhandeld' eH. g'esOhïevejn. Vanzelf zoipgein alle orgiainisaties dat hij' een vrij abonnem'eint heeft oip de respectievelijke Bondsr oirganen. Hij' zelf heeft Izdch, evenals alle leden der Vereeniginigen, dat hebben te doen, voor Ie bereiden voor de onderwerpen, die op, de agend-a der vergaderingen, weJike hijl tijwoiont, voorkomen. Verder zal hij in het bezit moeten zijn van de reeds verschenen bonidsliteratuur en de uitgaven, die geregeild het licht .aanschouwen. En ten slotte zal hij zich op de hoogte moeten stellen van alle brochures en stuidiën, die het jeugdieven bestrijken of over het Vereenigingsleven handelen. Dat moet de taan niet uit zijn eigen poa'temonnaie behoeven te bekostigen. Dalt heeft de Eerkeraad, die hem voor dit speciale werkj afzonderde, te bekostigen. En "wil het wer'kl igoed gedaan woriden, dan heeft dit pollege niet op elke uitgave te 'beknibbelen; , maar in deze ziaak royaal te zijki, zonder nog hetgield weg te gooien. Vanaelf izal het ook goed wezeb, dat de jengidoiuiderling ook' eens bij, te-oont, als hij daartoe in de gelegenheid is, de vergaderingen van den Ring, Afdeehng ^ Bond. ^

Toch zullen wij', om uitwissching der gi& üz: ea te voorkomen, ia het oog hebben te houden, dat de jeugdoniderling de vereeniging^en bezoekt en met raad en daad bijstaat, krachtens zijn ambt als ouderling. Het is en blijft ikerkelijk toezicht. Hij is geen igeestelijik adviseur, gelijk die .gesteld wordt krachtens hiëlt Roomsche beginsel bij' elke organisiatie. In de inwendige zaken van het Vereenigingsleven heeft hij' zich niet te mengen. Dat zon te mak omen de zelfstandigheid onzer organisaties, waarvoor wij' altijd krachitenis o^nze Bondsidee geijlverd hebben, waarvoor geijverd is mot kracht.Hij! kan ook niet verder, gaan dan raad te geven, vaa advies te dienen in die zaken, die tot het kerkelijk toezicht behoor en. Meer nietl En wij' achten, dat het Bonds.orgaan ook wel eens op dit pnnt den nadruk moeht leggen bij' alle ijveren voor het nieuwe instituut. De zelfstandigheid onzer Vereenigingeïi blijft gehandhaafd. En alle ingrijpen in die zelfstandigheid moet met beslistheid geweerd. En als er conflicten ointstaan krachtens die leer ing en, dié zouden verkondigd wonden, heeft de jeugdocuderling wel te .vermanden, maar de ver-'dere behandeling dezer zaak is een zaak van den 'Kerfceraad, die opzicht heeft over 'die leerl En .ten slotte gaat de tucht der Kerk niet over de Vereenigingen. Die kunnen door den Kierkeraad niet ontlDonden worden. Hij kan alleen d© tuchtoefening doen gaan over de leden der gemeente. En wait de organisaties betreft, zou hij; alleen kunnen ontzeggen het gebruik van de consistorie-kamer als vergaderlokaal. De grenzen tusschen de Kierk als instituut en de Vereeniging als vrij'e organisatie .rnoieten niet uitgewisoht worden. Anders komen wij' tot de pracltijfcen der Roomsche Eerk.

Een lander deel van het weA van dien jeugdouderling is het opzoeken en vermanen van afdwalende jongelieden, een taak, die vanzelf spreekt. Een moeilijk werk, zeer teeder te verrichten, waartoe vele gaven noodig' zijln, een taak, welke ook door de andere ouderlingen bij' het huisbezoek' niet verwaarloosd mag' en zal worden. Ook ontrouwe leden, , jongelieden, die dus gebrek aan belangstelling toonen, zullen door hem .bearbieid moeten worden. Dat zal vanzelf in samenwerking' met de propaganda-eommissie der Vereenigingen moeten geschieden. Die propagamda^commissie heeft dan de vereenigiagsmotieven naar voren te hrengen, de ouderling der jeugd heeft krachtens zijtn taak als O'Uiderling in het bij'zonder te letten op de geestelijke motieven, die achter het pntrouw bezoeken der Vergaderingen .schuüen. Een iedeU odk hierin weer een eigen terrein.

Dat van al den arbeid vain den jeugdouderling ten slotte gerOigeld r app art op de Eerk'eraads'.vergadering wordt uitgebracht, spreekt van zelf. De heela iKerkeraad moet .medeleven. De belangstelling , in het zaad der Eerk en in haar vereenigingsteven zal er door vergroot worden. Met de bevindingen zal winste 'kunnen gedaan worden voor het gewone huisbezoek. En ook is het voor 'den jeugdooderling goed, dat hij een geregelden prikkel heeft toit naarstigen iarbeid. Hij' is ook een niensch. En ook voor hem geldt het woord: „Die zich aangoirdt, beroeme zich niet als hij', die zich losmaakt." Vanzelf zullen dezei broeders van andere ambtelijke biezigheden als het gewone huisbezoek, het scribaat, de ladminisitratie, het zitting nemen in oommissiën .vrijlgesteld moeten worden.

In ide grootere steden zal vanzelf de arbeid op andere wij'ze moeten geregeld worden. Daar zal eane organisatie van den ar­ beid wijkisigewijze moeten plaats hebb'en, m'öt aainwijzing van een of meer ouderlingen voor dit werk, of één ouderling, die eUce Vereeniging bezoekt, terwijl dan het verdere werk van bezoekein en vermanen van oingeregelde led'en opgedragen wordt aan de speciale wijkoüderliagen. G-ewenscht zal het zijn, idat dan de •Conomissiën uit elke wijk op geregelde tijden eens tesam'enkomen, bijv. eens in de drie maanden, oM kennis te nemien van die zaken, die de algem'eene helangen van het: keiielijk leven en dat der rijpere jeugd aangaan. De Eerk van Den Haag heeft op dezie wijze den arbeid geregeld. En Amsterdam heeft in 'deze zaaik' het werk aangevat. Bij' deze organisatie van den arbeid komen wij' op het , terrein van de 'Centrale Jeugdverbanden, die in 'de grootere steden bestaan, waarover wij het later eens hopen /te hebben. Het deed ons eehter genoegen, dat in een onzer grootste steden eene regeling voor dit andere werk werd getroffen, waarbij de aard van^dezen arbeid' zeer goed in het oog is gehouden, blijkens deze uitspraak, dat „het opzicht en den steun, te oefenen en te bieden, naar den aard' van het kerkelijk toezicht, alleen raken de in lengeren zin geestelijke, met name de öoinfessioneele en zedelijke zijde van het leven der Vereeniging". Juiste afbakening der grenzen. De jeugdouderling en. d© Eerk heeft niet ajles te zeggen en alles uit te maiken in het Vereenigings? leven. We erkennen ook nog een Ouderlijk toezicht en weten oiok nog van een zelfstandige taak der 'Vereenigingen.

B. A. KNOPPERS.

Jongeren onder de Modernen.

In de week na Paschen werde'n van Hervormde zijde weer, als gewoonlijk, tal van vergaderii], gen gehouden.

Menig punt k'wani' daar ter sprake, dat ook onze belangstelling opwekt.

Wij hopen er nader op terug te kom'eln'. Voor het oogenblik willen wij de aandacht vragen voor de kwestie dier , , Jongeren", zoioals die thans onder de modernen giesteld wordt.

Hierover werd levendig gediscussieerd naar aanleiding van het referaat vaïn mej. Dr N. A. Bruining over: „De gevaren van de nieuwe piëtistische strooming onider de Modernen".

Mej. Bruining sitaat evelnals wijlen haar vader op het oude moderne standpunt.

Zij k'wam' met kracht op tegen den terugkeer tot orthodo'X-klinkende termen, welke bij' de „Jongeren" lonider de modem'eh openbaar wordt. Deze toch spreken weer van verlossing, genade, zonde, schuld, gerechtigheid, voorzienigheid. Altemaal termen, die dia modemie theologie reeds overboord had geworpen.

De referente btepleitte om, al zijia de gemoedservaringen dezelfde als bij' vorige geslachten, die toch te kleeden in andere beelden, welke passen in „onze" wereldbeschouwing.

Daartegen verhief meer dan eien debater de stem. Als jongeren in oude 'termen spreiden — aldus Ds Vorster van Olst, volgens het verslag van de „N. R. Qt."' — & an doen zij! dat, omldat zij miet de vrijheid gevoielien, willefourig te verandereöi, wat hun „gegeven" is. Dat 'ka]n niet zoo^maar veranderd wonden, omldat onze religieuze bewustzijiifiinhouden sajmenhangen, onlosmakelijk verbonden zijn met bepaalde geloofsvoorstellingen. En deze zijn geboren uit bepaalde religieuze gewaarwordingen, die een len dezelfde zijn van alle tijden en van alle geslachten.

De voorganger der Vrijie Gemietente te Amsteir'dam, Ds van Wijkigaaiiden, waarschuwde, dat mien van het gebruik van nieuwere woordeïi niet te veel moet verwachten. Het is niet waar — feoo zei hij' — dat zooveel mensdien wachten op nieuwe formuleeringen len inkleedingen. 'tWais hem gebleken, dat voiSitreklt niet zijl, die naar nieuwe inkleedingen zoeken, het grootst aantal mensohen bevredigen. Prof. van Bafcel wees er op', dat, Qok al blijVen de oude woorden behouden, zijl eein nieuwen inhoud verkrijgen in' mieuweren tijd.

Drieërlei opmierMng knoopeia we hieraan vast. De eerste is deze, da)t men uit de oudere terminologie bijl de „Jongeren" onder de modernen in gebruik niieit , aileade, dat deze daarmee reeds half voor de orthodoxie zijn gewonnen. Zij' verklaren zelf, dat .zij' met die woorden heel ieits anders uitdrukken dajn wij'.

Voorts blijkt hieruit^ dat men zich wel voor een tijd van de traditie ka|a losmaien, maar niet blijvend. Men is aan het verleden, al is het dan ook vormelijk en uiterlijk, gebonden.

Eindelijk is iet zeker curieus, dat de „Jongeiren" onder de modemien zich in geheel tegenovergestelde richting bewegen als sommige „Jongeren" — zooals men weet, dweep ik niet met dit woord — onder ons. Diaar een besef, dat de oude inkleeding groote waarde heeft, hier soms een gevoel, alsof men haar beter als versleten plunje van de hand kon doen. Dit heeft vanzelf met het ijveren tegen cliché-uitdrukkingen [niets te makrax. 'Ook wij zijn van geijkte termen en gemeenplaatsen zonder levenden inhoud niet gediend. Maar lafkeuren van het oude, enkel omdat het ouid is len jaclrt maken op het nieuwe, enkel opaidat het Wie-uw is, is niet reformaitorisch.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

„De Jeugdouderling”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's