GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kunst van het „lezen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kunst van het „lezen”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De lezer zal wel begrepen hebben, dat bij 'hot thans hier verschijnend artikelenreeks]e, een praktische bedoeling voorzit, en dat het hoofdzakelijk geschreven wordt voor degenen, die nog een beetje onrustig kijken naar het labyrint van de moderne letterkunde.

Kort saamgevat komt onze raad gende' neer.

Begin, om gewaarborgd te zijn tegen het gevaar. een groot deelvan de weinige levensuren, — waarover de mensch tot geestelijke ontspanning en zelfopvoeding de beschikking heeft, — te verliwlstcn aan onvoedzame (en misschien ook onvoegzame) prullaria, ; met niet al te haastig aan te stormen op het overvloedige ooft der enorme nieuwe kultuur.

Doe eerst wat anders.

Blijf trouw aan de oude literaire vrienden, die God op uw weg bracht.

Trouw blijven wil zeggen, niet met een g'evoel van vrome dankbaarheid aan de oude kameraden denken, en hun beeltenis een plaats geven iu de Siegesallée van uw amikale herinnerin.^en, — maar op tijden als uw Jiart het u inga> ft bezoek brengen aan die vrienden, omgang met hen hebben, van hun wijsheid en gezelligheidsgayen profiteeren, zoodat uw praat-en 1 ui ster u nrtjes niet verloren zijn.

Natuurlijk kunt ge zulk een conversatie-vriendschap niet tegenover al de jeugdamicj gaande houden.

Het grootste deel heeft afgedaan.

Ge begrijpt niet, hoe ge „De Pleegzoon" van Van Lennep hebt kunnen „genieten"j en hebt kunnen voortjakkeren in „De Schaiph'erder" van Oilman s.

„Het huis Eauernesse" van Bosboom-Toussaint vindt ge te taai en Wetherell te sentimenteel.

In het volle daglicht van uw voilwassen-menschbewustzijn, ziet ge blanketsel op 'de mooie, door u eertijds bewonderde, literaire aangezichten.

Wat vroeger een levende wereld was, maakt nu op u den indruk van een Panoptikum.

In zeker opzicht blijven deze boeken wél uw vrienden.

Ge vergeet nooit wat ze voor u geweest zijn, en ge kunt (al moet ge heimelijk de waarheid van het harde oordeel toestemmen), het niet goed „hebben", dat een profeet van '80 uw „Ferdinand Huyck", aan wien ge mee van uw mooiste uurtjes dankt, met een film van een kwartje-de-meter vergolijkt.

Ge denkt aan de Arabische spreuk: „Gooi nooit een steen in den put, waaruit ge gedronken hebt".

Praktisch is de grootste helft van deze vrienden dood. Met de warmste ademtochten van uw piëteit kunt ge ze niet levend maken.' Ec korat gesn aasje fut meer in de slappe I'eden. Feitelijk is, om met Thomas Hobbes te spreken, dat stralend, geheimzinnig jeugd-paradijs nu een groot kerkhof gaworden, en ge kunt niet veel meer dan nu en dan een bedevaart naar den mystieken tuin doen, door de paden dwalen, en, met weemoedige blikken vso verstandhouding én begrijpen naar de mooi gebeeldhouwde letters op de zerken turen.

Maar daar zijn ook vrienden, die nog springlevend rondwandelen, die voor u nog bestaan en die ge aan kunt klampen, als ge er lust in hebt. Nu moet, wat vroeger een ernstig spel (ja, toch een spel!) was, een vermakende ernst worden, en ge moet er met een soort „heilig egoïsrrie" naar streven, dat de schatten van hun ziel u rijk maken.

Zonder beeldspraak en omhaal gezegd: de groote kunst van het lezen is herlezen.

Wij nieuwerwetsche (en misschien ook ouwerwetsche) menschen verkeeren veel te veel in den waan, dat men, om van boeken te profiteeren, vooral véél, en telkens wat anders, lezen moet. De onrust van de moderne wereldziel fspeelt ook een rol-letje in ons ondergrondsche leven. Snel en veel, is het wachtwoord van onzen tijd.

Jagen, jachten, door de groot-gedrukte blad297 ^eid aan de vrouwen zijden, en éér uw heete oogen kóuS^^S^; .dat ook racen, ligt lal weer een andere dikkert op zijn j, )? ov ^? J te wachten.

Precies als hartstochtelijke roo'kers, die de versche sigaar aansteken aan het br.mdend re3l; je van de oude.

Maar wat wordt uw geest daar nu rijper en fijner van?

Wordt uw gezondheid misschien ook beter door zooveel en zoo snel mogelijk te schrokken?

Werden Farao's droomkoeien een vezeltje dikker, door de vette koeien te verslind3a?

Er staat: „Dewelke in haren buik inkWumec; maar men merkte niet, dat ze in haren buik inkwami.'n, want haar aanschijn was (= bleef) leeiijk, gehjlc als in het begin".

We kunnen, zonder kwakzalvers-pessimisrae, koastateeren, dat onze eeuw ziek is van het tevéél en het onoordeelkundig eten.

De arme moderne mensch eet zich voortdurend een indigestie aan den overvloed, of ook treft hem het tegenovergesteld dramö-tisch lot van den straatjongen, die in den boomgaard zich volstopt met groene en wormstekige vrucht.

Een autoriteit op letterkundig gebied als Prof. van Dijk, heeft daarover, in de inleiding van zijn beroemde Ibsen-lezingen in Amsterdam, een zear hartig en opvoedkundig-behartigingswaard^ woordje gezegd (zie deel IV van zijn „Verzamelde werken, bl. 251 e. V.):

„Menigmaal heb ik mijzelf afgevraagd, of wg menschen van den modernen tijd, niet te veel, veel te veel, lezen, lïen mijner vrienden schreef mijl eens: „Je ne lis plus, je relis" (ik lees niet, maar herlees), en Friedrich Hebbel zegt ergens in een van zijn dagboeken: „Herhaling van oude lectuur is de zekerste proefsteen van verworven innerhjke ontwikkeling".

En dan gaat hij verder:

„Er kan, vooral door jonge mJenschen, veel te veel gjelezen wiorden. De geest is op dien leeftijd nog niet rijp' en vast, er is nog geen kern van Weerstand in het oordeel, men weet niet dat lezen veel gemakkelijker is dan denken, en men Weet evenmin dat denken insluit een zich toeëigenen of afwijzen, een innerlijke overwinning van de dingen. Het gevolg van te veel lezen is, dat men zichzelf iwegileest, de geest wordt dan een transito-plaats, waar van alles doorheen gaat of liever doorheenspoelt, en waar niets hangen blijft dan de droesem' van een hopelooze verwarring." '

Ter toelichting van deze verwarring, ten bewijze, hoe onrijpe menschen ook de allerzwaarst.e lektuur (gelijk Ibsen's Brand) slikken, zonder eenig benul van den inhoud te hebben (op de mani? r dus van een medecinale teerpil-kapsuUes), geeft hij het volgend treffend staaltje:

„Ik ontmoette eens een jonge dame van 17 jaar, die mij vertelde, dat zijj 'p.rand gelezen had. Toen ik haar naar haar oordeel vroeg (wat ik 'misschien niet had moeten doen), antwoordde z§, nai'ef, onbevangen als een vlinder, die fladderend en dansend zich langs de dingen heenbeweegt: „Ik vindt Brand in één woord snoezig, Professor. Ik verrdoed, dat deze jonge dame er toe te krij, ^ gen zou zijn Göthe's .F au s t „geVoonweg mooi", '" Dantes' Commedia „heel interessant" en Shakespeare's Hamlet „beelderig" te vinden."

En dan eindigt Prof. van Dijk zijn opvoedkundig voorspel met een verwijzing naar de reeds door ons bovengenoemde Faraonische veelvraten.

In de gewone werkelijkheid is natuurlijk de ziekelijke geeuwhonger op héél andere kost gericht.

b.v, aan de bervorn tegen elk sen^^'^ifverslinder laat Shaw en Ib'sen gaan d---" vliegt op Runa, Zahn, Barclay en, wie iiTcet, op Marie Corelli en Sienkj.wicz, si (de buitenlandsdhe munt heeft in Hollanr/ sera o iets hooger koers).

En zóó ontstaat allicht de wanverhouding tea opzichte van de literatuur, waarbij de geest on­ mondig blijft, een zwakke, die eeuwig moeskruid eet.

Daarom: kijk eerst nog eens uw oude vrienden aan!

Daar zijn er waarlijk bij, die op uw terugkeer wachten.

Gaat er heen als menschen, dien liet niet alleen om een „aangename tijdpasseering" of een „literair snoepreisje" te doen is, maar die zichzelven innerlijk door literaire schoonheid vormen en door levenswijsheid bouwen willen.

Het laatste is zeker uw eerste vriend.schapstaak. Waarachtige woordkunst vindt ge bü de ouden, zelfs in de „Camera", zeer sporadisch.

Om woordkunst hoeft ge zeker niet Bosboom's „Delftsche Wonderdokter" of „de Graaf van De­ vonshire", opnieuw ter hand te nemen.

Een buitengewone streeling van literaii-ea smaak behoeft ge niet van Hasebroek's „Waarheid en Droomen", van Koetsveld's „De rjastorie van Mastland", nauwelijks ook van Ulffer's „Oostloorn", en zeker niet van de verzen van de Géaestet, te verwachten.

En toch, wat is het, dat deze boekprodukten v; aardig maakt ze öij u te houden?

Wat is het geheim van hun populariteit, heusch niet alleen bij letterkundig-onnoozele zielen? —

Hoe komt het, dat de kunst-arme liedjes van de Génestet in de Nederlandsche volksziel ruimer plaats hebben gekregen, dan velen van de ragfijne, prachtig geborduurde, sonnetten der „jongeren"?

Is dat alléén toe te schrijven aan de botte ongevoeligheid van ons Nederlandsche volk voor edele literaire kunst?

Tendeele wel, maar niet geheel.

Het geheim van de onsterfelijkheid van eeni' literair werk schuilt niet allereerst in den kunstvorm, maar in de geestelijke substantie van den inhoud.

Een boek, — zal het blij ven in de voJk'sziel, — moei zijn een natuurprodakt van een rijke, geestelijk bewogen, ziel.

Geen cerebraal werk, maar wélwater jit diepe harte-bron. de

Geen marmeren, gracieus-lijnig, monum'ent, maareen zóó maar ergens in het wild opgegroeide eikenboom, van wie niemand weet hoe-hij-daar-komt.

In mijn vorig artikel stelde ik de Camera als voorbeeld van zoo'n elementair geboren kunstwerk, dat „onsterfelijk" is, omdat een mooie, levende; ziel het argeloos ter wereld bracht.

Zulke boeken moet men lééren lezen met oogsn als Carel Scharten, die, als mo'iern kunstenaar, wezenlijk het oude niet noodig heeft om literatuur te genieten.

Het zou niet moeilijk vaUen uit de Camera h^ele stukken aan te halen, die doen denken aan de beruchte kansel-taal der vorige eeuw, of ook krioelen van leelijke woord-herhalinkjes, — maar als geheel is dit boek een immer gevende bron van het zuiverste literaire water, waarmee ook de ziel van het dorstig kind dezer eeuw zich laven en verkwikken kan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De kunst van het „lezen”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's