GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Om de Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om de Vrije Universiteit.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog altijd ben ik den lezers der Reform-itie het vervolg versohuldigd v; aji mijn artikelen civer de V. U.

Dar ik dit niet eerder gaf, was alleen omdat ik niet vlak vöór den Universiteitsdag, wilde gaan Iiaiidelen over zaken, die zeer wa^arsohijnlijk daar aan de orde zouden komen.

En nu achteraf ben ifc zeer blij, dat ik de vergadering te Leeuwarden heb afgewacht, want ik fcari nu niet slechts iets zeggen over de samenwei'king met de Hervormiden, doich' ook over den algemeenen toestand, de stemming, gelijk die te Leeuwarden aan den dag trad en ook' over het plan-Colijn."

Vooraf echter deze opmerking:

Ik schrijf deze artikelen in de vacantie, zonder eenig overleg met mijn collega's. Va.n een enkelen collega weet ifc zelfs, dat hij anders oordeelt, dan ifc h.ier gia schrijven.

Men gelieve dus deze stufcfcen niet te beschouwen^ a.ls het oordeel van de V. U. Men zie er niet meer in dan mijn persoonlijke nieening.

De vergadering te Leeuwarden is een prachtige vergaderin, g geweest. Nu weten we wel, dat het nief alleen om de V. iU. was, dO'Ch dat velen kw.amen om den heer Colijn te hooren.

Diat neemt niet weg, dat dan toch in de harten van die velen zooveel belangstelling, voor de V. U. leeft, dat men den heer Coiijn oofc daarover zijn meeuing wel eens wil hooren zeggen.

Er zijn oo!k' goede woorden gesproken in verband met de vergadering. De stemïning was goed.

Mij troif yoorial wat iemand, ik! mieen, dat het aan. den gemeensohap.pelijfc'en m|a, altijd w.as, zeide over de liefde van ons volfc' tot de .Vi. U. We moeten daar nu niet langer over praten, sprak hij.

Inderdaad, zooi is het!

Waar oprechte liefde is, daar uit ze zich vanzelf.

Al dat praten over liefde, wefct geen liefde en maafct ons bij de overzijde bespottelijk om niemendal.

Veel is in verband met de laatste jaarvergadering der Vereen, voor H. O, op Geref. G-rondslag in de bladen geschreven. We komen daar nog op terug. We nemen voor heden ons uitglangspunt in een uitlating van de Leeuwarder iKierfcb'ode vau 23 Juli 19? 2. Daar lazen we:

„Het volk gevoelt, het moet vooruit. Ook met zijla Vrije Universiteit. Al dat gejam'mer over malaise is het reeds meer dan zat. En die mooie, nuchter verstandige redeneeringen, dat het toch eigenlijk niet anders kan of het moet z, ijh zooals het tegienwoordig is, geeft het ook gaarne toe op den koop."

Ik schreef reeds, dat ik' het met het eerste deol van deze uitspraals: voffiomen eens ben. Ook wel met het laatste. Bij niemand is de volmiaaktheid, oofc niet bij de V. ü. Ze zal zich steeds hebben te herzien, te zoeken naar fouten om die tp, .ver­ beteren.

Maar er is oofc iets in de .aajihalingi, waar ik gaarne eens over zou praten.

De oprichting van de V. U. is een gelooifsscak geweest, dat is ook haax instandhouding. Hierover is onder ons geen verschil. En we hopen, dat 'God de Ileere in Zijn g, unst nog! vele wegen openen zal, waarvan we nu het begin nog nief zien.

Maai het zou verfceerd zijn, daarop te rekenen, of daarnp lijdelijk te wachten.

We moeten doodkalm en nuchter den toestand bezien, n.ag, aan, wat moet en wat kan en dan, onder inroepinjg v, aji des Heeren zeg'en en voortdurend gebed om wijsheid, handelen. .

De Jaürvergaderingen zijn een kostelijk dingi, ook om de geestdrift .aan te wakkeren en te vernieuwen, om banden te leggen en te versterken. .Maar we inoefen oppa.ssen. dat die vergaderingen ons niet in een soort toaststemming brengen, dat er groote woorden .gesproken worden en 'dingen in uitzicht gesteld, die' niet te verwezenlijken zijn.

Uit dit oogpunt reeds was de rede van Coiijn van belang.

We moeten ook oppa.ssen, dat er niet allerlei holle woorden gesproken worden over den band tusschen ons volk en zijn Universiteit, want dan kan teleurstelling niet uitblijven. Ik vrees, dat dit wel eens is vergeten.

We moeten de zaken kalm • en nuchter onder de oogeu zien. Ons Gereformeerde volk kan zeer goed een besclieiden ingerichte Universiteit onderhouden. En liet 'vvil dat ook wel, mits, en daar koaiit het op aan, hel waar voor zijn geld krijgt.

Dat wil zeggen, mits het er volkomen van overtuigd is en blijft, dat de Hoiogesohool onwankelbaar vasthoudt aan de Gereformeerde belijdenis en mits het verstaat, dat zulk een Ilooigescihool nondig is.

Vooral wat het laatste betreft, moet ons volk voortdurend kalm en nuchter worden onderricht. Een Universileit werkt heel vaak achter de schermoa.

Veel vaal hetgeen er geschiedt, komt niet voor het publiek en valt niet onder de beoordeeling van het publiek. Dat moet ons volk weten en leeren zien.

En wanneer het dan .de mannen vertrouwl; , w.a: t hun beginsel betreft, moet het hen ook vertrouwen bij hun arbeid naar dat bp? insel. Wil men dat niet, dan is daarmee gezegd, dat een Universiteit door ons volk onderhouden, onmogelijk is. Wanneer alle huisgenooten den lieelen da, g in de keuken willen loopen, kan de maaltijd niet naar eisöh worden bereid.

Het komt me voor, dat deze dingen telkens-weer, breeder dan ik het hier nu doen kan, aan onze menscheri moeten wo-rden gjezegd. Opdat ze weten zouden, wat een Universiteit heeft te doen en op welke wijze er profijt van wordt gjetrokken.

Nuchter en kalm.

Datzelfde geldt de behandeling van de klachten, die tegen de Universiteit worden ingebracht.

Er moet gevraagd werden, zijn ze juist, of scheelt er eigienlijk iets aan.

Eaat ik maar eens een paar klachten bespreken. Of dat nu de gewichtigste zijn, doet er niet toe.

Er is geklaagd, dat men niets aan de jaarvergaderingen £ad. Er moesten eenvoudiger onderwerpen worden behandeld. Het' was beter ze in te richten als de Theologische Sdnooldagen.

Voor die klacht was reden.

Er is dan ook ffetraciht verbetering te brengen.

De onderwerpen werden eenvoudiger en om toch oiok den gestudeerden iets "te geven, kwamen de wetenschappelijke saanenkomsten.

Maar nu gaan de klacliten anders luiden.

En is het, ' waarom .m'ogen we die Wetenschlappelijke samenkomsten niet bijwonen? Diat .mlag men, is geantwoord, mits men lid of begunstiger der vereeniging is. In de Plers is gevraagd, waarom' mag men niet aan het debat deelnemten? M, a..w. men wil weer terug wat men vroeger had en waarover men toen Maasde.

Maar toen nam er eigenlijk nooit iemand aan bet debat deel. Meestal waren het enkele hoogleeraxen of gestudeerden, althans, die iets zeiden, vaak daario-e uitgenoodigd en verder niet. En dat kan ook niet anders. Zal over een wetenschappelijk onderwerp opi peil woi'den gedebatteerd, dan kimnen slechts enkelen eraan deelnemen.

Ja, maar Dr Kuyper deed het toch' maar anders. Die kon civer de diepste onderwerpen spreken, zoodat ieder het verstond en dat men gevoelde, dat is Gereformeerd.

Dat is slechts ten deele waar.

In de eerste plaats begreep' men het volstrekt niet altijd. Daar zouden merkwaardige staaltjes van misverstand zijn bij . te brengen. In de tweede plaats raakte men onder de bekoring van Dr Euypers machtig redenaaistalent, liet zich-door hem tneevoeren en kwam zoo onder een zekeren indruk, hoewel men het gehoorde volstrekt niet verteerde. In de derde plaats, DT K, uyper moest in de eerste periode van de V. U. vooral handelen over de groote principieele vragen, de beginselen, waardoor hij vanzelf dicht kwam bij onze ianigste geloofsovertuiging. Maar het tweede geslacht kan niet, wat Dr Kuyper gaf, gaan napraten, moet verder bouweu' op den door hem .gel^gden grondslag. Daardoor komt men vanzelf mieer in de onderdeden. Als Dr Kiuyper daartoe kwam, zooials b.v. in zijn Encyclopaedic, ging het meeste ook boven de bevatting der menschen.

Nu eens een paar andere kla chten:

Daar wordt gezegd, 'dat in den tcgenwoordigen tijd de hoogleeraren zooi heel anders doen dan voorheen. Vroeger kwamen principieele publicaties, nu niet. Vroeger gingen de hoogleeraren om met ons volk, kwamen ze met het yolk in aanraking, nu sluiten ze zich op als, Chineesche mandarijnen.

Laat ons eens nuchter nagaan, of het waar is.

We gaan daartoe veriP'elijken. Levenden laten we buiten bespreking van de oudere hoosleeraren. We spreken ook niet van Prof. Bayinciki, omdat hij eerst in 1902 aan de V. - U. is gekomen en men toch denkt aan de andere periode.

We spreken dus van de hoiOg, leeraren l^yper, Rutgers, Woitjer.

Verval principieele publicaties.

Laat ons eens zien. Pxoi. Woitjer was sen m-an, aa; n wiens liefde voor en trouw aan onze beginselen nooit iemand heeft petwijfeld.

Hij schreef zijn reetorale redevoeringen, als ieder ander. En wat was verder zijn hoofdarbeid? Een Latijnsche Grammatica. Een Grieksehe GramMatica. Latijnsche Themaboeken. De Sesta Rom'ane.

Kleinere geschriften op ': et gebied van de Grieksehe en Latijnsche Taal.

Principieele boeken ?

Liggend onder het bereik van ons volk?

Och kom, we weten Avel beter! Het meerendeel van o^ns volk had er nooit van gehoord. Wanneer ging Prof. Woitjer spreken? Wanneer kwam hij bij de inenschen?

Niet dan bij uitzonderin!

Wanneer trad Prof. Rutgers op ? Wanneer preekte hij ? Wanneer schreef hij in de bladen ?

Ja, maar hij gaf zijn zeer talrijke en zoo-zeer gewaardeerde adviezen!

Zeer zeker, als ze hem werden gevraagd. Kïijgt men tegenwoordig geen advies, als men het vraagt?

En hoe staat het thans - met het komen tot ons volk? Daar zijn theolo; "'ische hoogleeraren, die vrij geregeld preeken. Er is zelfs een tijd geweest, dat 'ze allen, met uitzondeiinp van Prof. Rutgers, druk preekten. Maar toen was het ook niet goed, er is al eens een parodie op verschenen. Onder de juridische , , hoogleeraren zijn er, die telkens voor de politiek, enz. optreden. Verschillende hoogleeraren caan lezingen houden. Ze zitten allen in tal van besturen, vertegenwoordigende lichamen, enz. Er is eerder te klagen, dat ze op praktisch gebied 'te veel doen, da.a te weinig.

En nu Prof. Kuyper! Ja, dat was een gansch bij-2; onder man. Maar als we nu eens nagaan, waardoo^r hij overal invloed heeft geoefend, dan was het niet als hoogleeraar aan de V. U., maar door de Pers, door zijn schrijven.

Het schrijven in de bladen, heeft niets niet het hoiogleeraarschap aan de V. U. te maken, staat ev geheel iiaast. Evenals het schrijven van vele boeken in den trant, waarjn Dr. Kuyper schreef.

Heeft dat alles in den tegenwoordigen tijd opgeho^uden ? Men weet wel beter. Prof. .'Vaem'i en Diepenhorst zijn redacteuren van .„De Rotterdammer", Prof. Kuyper en Grosheide van „De Heraut", waaiin ook Prof. Geesink veel schreef. Prof .Buitendijk en Dr Hepp zijn redacteuren van „De P> eformatie". Dan zijn er tal van kleinere bladen. Provinciale Kerkboden, Maandblad, Knapenblad, Ouderiingenblad, enz. enz., waaraan pLrofessoxen geregeld medewerekn, of waarvan ze redacteur zijn.

Wie dan ook zegt, dat de Professoren zich thans van het werk terug treldvcn, zal dit moeten bewijzen.

Dat een enkele wel eens niet O'p de jaarvergadering was, is waar, maar men dient oofc te weten, wat daarvan de reden is, om er dan pas over te oordeelen. P'rof. Dr J. Woitjer kon er wel eens niet zijn, omdat de eind-examens der gymnasia hem in beslag namen. En om dezelfde reden is zijn zoon Prof. R. H. Woitjer er soms niet. En zoo zijn er zeer zeker geldige redenen.

Dat is nu alles heel nuchter geredeneerd.

Ik meen niet, dat , men nu tevreden zal zijn. ïk verwacht, dat men zeggen zal, en toch was liet vroeger zoo heel anders!

Dat beaam ik ten volle. Alleen m'aar, rflèn moet het niet zoeken in dinghen, waarin biet niet zit.; men moet geen klachten uiten, die ongegrond zijn. De tegenwoordige hoogleeraxen zijn bijna allen uit het Gereformeerde volk voortgekomen, velen hebbn aan de V. U. gestudeerd. Er zijn er, die tot de jongere leerlingen der V. U. behooren. Diat geeft een heel anderen toestand. Het spreekt wel vanzelf, dat hun vroegere mede-studenten niet tegen hen opzien, gelijk men vroeger tegen K, uyper en. Rutgers opzag.

De eerste hoogleeraxen kwamen grootendeels van buiten tot het Geref. volk, ontdekten dat volk aan zichzelf, vormden liet, wezen het den weg. Ze waren als vaders vaxi dat volk. Ze hadden geen ouderen achter zich. Ze hadden zich hun. positie verworven in feilen strijd. Ze hadden voor en met het Geref. volk g; eleden, smaadheid doorstaan. Daarbij waren het mannen van gansch buitengewone gaven.

Zoo is de oude toestand geheel verscheiden van den tcgenwoordigen. Maar wie dien ouden toestand terug verlangt, begeert het onmogelijke. Wil men alleen een Universiteit, als men zoo tegen de hoogleei-aren op kan zien, als vroeger werd gedaan, da.n is ook daardoor gebleken, dat men geen Universiteit hebbeu kan.

Laten we deze dingen toch kalm en nuchter overwegen, o-pdat we het ideaal niet te hoog stellen, niet het o-nmogelijke begeeren. De V. U. ka.n haar werk niet doen, als ze voortdurend moet hooren, dat ze het niet goed doet, zonder dat de weg fot verbetering wordt gewezen. Voor klaahten kan de V. U. slechts dankbaar zijn. Als slechts die klachten worden ingebracht ter plaatse, waar ze hooren en' als slechts iets gevraagd wordt, waaraan kan woerden vo]da.an. Met het steeds verder brengen, \'ah dingen, die ten deele onjuist zijn, ten deele niet te bereiken, is noch ons volk, noch de V. U. gebaat.

F. W. G.

Ds. B. van Schelven.

Toen Beets zijn oratie hield over karakter en fcaraktersclhiaarscihte was de psycbolpgie nog weinig ontwikkeld.

Hij vermoedde. het niet — en het is hem te vergeven — dat Ihij 'karakter en persoonlijkheid niet •recht onderscheidde.

In zijn oog zou Ds van Schelven, die dezer 349 dagen zijn 50-jarig ambtsjubileum vierde, een karakter zijn geweest.

En dat is hij ook. In hooge, edele mate zelfs.

Voor ons echter is hij nog meer. Hij is een persoonlijkheid.

En nu vervlakke men dit woord niet, door bet toe te passen op ieder, die eenigszins aandacht trok, die eenigen invloed uitoefende, die in bree-, deren kriuig sympathie won.

Men behoude het voor de zeldzamen van ons geslacht, die niet doox een daad, welke zij eens verrichtten, door 'een meesterwerk, dat zij eens schreven, door een nieuwe wending, welke zij 'gaven aan eenige geestesrichting, maar enkel door hun daar-zijn een voortdurende kracht .ontwikkelen.

Dat 'Ds van Schelven tot die categorie der zeldzamen behoort, niemand onder ons zal het betwisten.

Buitenstaanders zullen hem misschien een geborneerde persoonlijkheid noemen.

Maar is niet iedere persoonlijkheid geborneerd (beigrensd) ?

De een is verticaial geborneerd en beweegt zich daarom in de breedte. Onder hen vindt men de universeele geesten.

De ander is horizontaal geborneerd en dringen • door in de diepte.

Wie in groote lijnen werkt, verwaarloost de finesses en wie in finesses afdaalt, trekt de lijnen niet tot in wijde verte doox.

En nu komt de persoonlijldieid van Ds van Schelven zoo ten volle uit in zijn ambt van pre­

dikant. !Iv|an men bemi zich denken als minister, als 'Kamerlid, als sociaal vooxvechtei?

Immers neen.

Krachtens den aanleg, doox God hem geschonken, zou hij achter de groene tafel in het parlement geen kwaad figuur miaken. In zijn oogen leest gij bet overleg, de levenswijsheid. Hij behoeft maar enkele woorden te spreken, of gij hebt kennis 'gemaakt met een taktikus.

Maar toch kunt gij aan zijn portret met den ministerrok niet wennen.

Het ambt van predikant voerde hem in ware element. zijn

Daar kon hij aarden.

Daartoe was Ihij niet geborneerd maar borneerde hij zich.

Op dat terrein zag hij groote lijnen en — geluklcige combinatie — hadden finesses zijn hart.

Wat het laatste betreft, daarvan fcunnen de velen gewagen, die tot hem om advies gingen. Geen vraag was hem te onnoozel. De welwillendheid, w.aarmee toen ontvangen werd, noopte haast o-ni bij andere gelegenheden zich opnieuw tot hem te wenden. Daaruit kwam de adel van zijn hart te voorschijn. Maar ook zijn belangstelling in schijnbaar weinig beteekenende moeilijkh'eden.

Op den kansel bond hij de zielen, zoover het aan hem stond, - aan het Woord, dat getuigt van den grooten Christus. De iheest uiteenloopende verschijnselen in onzen tijd herleidde Mj steeds tot beginselen en toetste die dan aan de Gereformeerde belijdenis. Niemand kwam daarin Kuypex m-aax nabij dan hij.

Zijn gemeente — en dit is het merkwaardige — verkeerde vrijwel in de gedachte, dat hij geheel voor haar leefde. En toch bewogen weinigen zich zoozeer buiten de gemeente als juist hij. To-oh bleef hij daarbij hoofdzakelijk op kerkelijk gebied. Sterk doordrongen van het kerkrechterlijk beginsel yan de autonomie der plaatselijke kerk, zag hij evenzeex de noodzakelij'kheid van het kerkverband in.

Dat kerkverband diende hij levenslang. Hij scheen op de meerdere vergaderingen geabonneerd. Telkens werd hij daarheen aijgevaardigd. Het voorzitterschap werd hem taeer dan iemiand anders toevertrouwd. Men bad hem noodig. Hij verloste uit menige im!passe. 'Keer op keer redde hij een zaak, die door verwarring verloren scheen.

Als kerkelijk taktikus vond hij onder de predikanten zijn wedei^gade niet; Naast hem was oolc wijlen Ds Hoekstra van Arnhem een geziene figuiir.

Toch toonde de jribilaris zich nog meer beheerscht.

Heeft 'men hem' ooit driftig gezien? Heeft hij ooit een boos wooxd midden in de vergadering geworpen? Zijn zelfbedwang scheen geen grenzen te kennen. Stond er een ernstige kwestie op het agendum, hij liet in 'den regel anderen in het spreken voorgaan. Geen spier op zijn gelaat vertrok. Hoogstens veroorloofde hij zich zoo nu en dan een schouderophalen of hoo'fdknik; Hij wachtte zijn tijd - ai. En dan kwam' 'bij: lo> gisch, suggestief, handig.

Hij eindigde dan toet een voorstel, dat een uitweg wees. En de vexgadexing oordeelde meestal, dat 'dit d e uitweg was.

Gedurende eenigen tijd heeft hij, als ik mij nieti Vergis, iaan de .Vrije Universiteit college gegeven. •Aan de Theologische School werd hij tot hoog-leeraar benoemd, 'doöh bedankte. Beide dient hij nqg als curator. Ook in deze functies openbaart hij zich als een persoonlijkheid. Men moet met hem rekenen.

Deze opsomming ware uit te breiden.

Voor ons doel is het echter genoeg.

De levensavond is thans voor hem' gekomen.

Maar het vuur voor liet heilig heginsel, dat altoos in hem brandde, verzwakte niet het minst.

In den strijd der geesten leeft hij nog geheel in.

Hij werkt nog.

Hij bidt nog.

Wij danken er Gode voor.

Moge zijn oog nog veel goeds van het Gereformeerde leven in zijn tegenwoordige ontwikkeling aanschouwen.

Moge het het Gereformeerde volk steeds duidelijker worden, welk een voorname persoonlijkheid het in den jubilaris bezeten heeft en nog bezit.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Om de Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1922

De Reformatie | 8 Pagina's