GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Da Costa's Meesterwerken".

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Da Costa's Meesterwerken".

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(„Bloemlezing, voorzien van inleiding en toelicihting".)

Wie eenigszins meeleeft in het gebeuren op het terrein der literatuur heeft onder de verschijnselen van den laatsten tijd ook bemerkt een zekere opleving van de belangstelling voor de oudere productie der letterkunde, voor wat aan het jaar 1880 voorafging.

Het in schier ieder opzicht geheel nieuwe van 't tachtigers-werk trok begrijpelijkerwi|s de volle aandacht, toen zich met al de luidruchtigheid van jong enthousiasme de nieuwe beweging verhief en het oudere raiakte op den achtergrond, te meer wijl het met felle cxitiek door de tachtigers werd veroordeeld. Gaandeweg echter kwam meer bezonkenheid, groeide de erkenning, dat in de vroegere kunst-productie toch ook artisticiteit was en mannen van '80 zelf begonnen met waardeering te spreken over het werk der vorige periode. Waar in de eerste tachtiger jaren alles zonder ondersdheid werd tegen den grond gezwiept wajt de 19e eeuw had voortgebracht, kwam allengs milder stemming op, meer rustige overweging, meer objectieve beschouwing.

Bilderdijk was een der eersten, die in z'n eere werd hersteld, door Kloos, maar vooral door Carel Schaxten in z'n buitengewoon mooie studie „Bilderdijk's miskenning"; de „Camera , Obscura" van Hildebrand werd — alweer door Soharten — als een „classiek", echt-nederlandsch werk geprezen, zekere waardeering vond het humoristisch-realisme der veertiger jaren, de bijtende spot voor het werk der predikant-dichters werd zelfs afgekeurd — in één woord de belangstelling in den arbeid van een vorig geslacht werd levendiger.

En die belangstelling groeide, naarmate de jaren voortgingen. In onze dagen leest en geniet men de boeken van Mevr. Bosboom weer, krijgt Ten Kate weer de plaats, die hem toekomt, worden de romans van Schimmel, Lodewijk Mulder, Oltmans herdrukt.

Met name is in dit jaar weer aandacht , voor het werk van den voortreffelijkbn dichter \en prozaïst Da Costa.

Reeds verschenen twee bewerkingen van z'n bekend vlugschrift „Bezwaren tegen den geest der eeuw" (van Ds Vonkenberg en Ds RuUmann), kwiam een volk'suitgave van z'n complete gedicliten uit, werd door Byvianok, Poelhekke, Koopmans, Rullmann, mannen van verschillende richting, over hem en zijn werk geschreven, en door gesdhxiften als Gewin's „In den Réveilkxing" of Rullmann's herdruk van „Oudere Tijdgenooten" de tijd van Da, Costa belicht en zoo de waarde van z'n werk geaccentueerd. We juichen dit alles van harte

toe want niet slechts verdient Da Costa's werk uit artistiek oogpunt waardeering, vooral ook om z'n beginselkleur is het belangrijte ia dezen kleurloozen tijd.

Thans weer verscheen de tweede druk van een uitgave van 1908, „Da Costa's Meesterwerken" van B. Schelts van Kloosterhuis. En het is deze keurig uitgegeven i) en zeer goedikioope (f 1.25) put)lica.tie, die we thans te behandelen hebben.

De Iheer Schelts van Kloosterhuis was - hij is, meen ik, overleden - een van de leiders van een schriftelij ken cursus voor onderwijzers, die het hoofd-acte-examen wenschen af te leggen. En de lessen van dezen oursus over Da Costa heeft hij, toegelicht met aanteekeningen en uitgebreid met een inleiding, in 1908 gebundeld. Dit boek dan verschijnt thans, „herzien", in tweeden druk.

Een „voorrede" van den Sohrijver zet de bedoeling van de uitgave uiteen: Da Costa's werk is mooi, maar moeilijk; om hem te begrijpen moet men z'n persoon kennen en z'n tijd, terwijl allerlei toespelingen in z'n gedichten verklaring behoeven; voor het eerste is de „Inleiding" dienstig, liet laatste beoogen de aanteekeningen. De gedichten zelf, die opgenomen zijn, zijn Da Costa's grootere werken: „Vijf en twintig jaren, een 'lied in 1840", „Aan Nederland in de lente van 1844", „Hagar", „Wachter, wat is er van den nacht", „1648 en 1848", „De Chaos en (het Licht", „De Slag bij Nieuwpoort".

De zeer uitvoerige aanteekeningen zijn in een afzonderlijk deel aan den tek'st'toegevoegd (in één band echter), en voor de aanteekeningen plaatst de Schrijver gewoonlijk enkele nadere mededeelingen van Da Costa zelf over het gediciht, dat wordt geannoteerd, en een uitstekende, heldere paraphrase van den inhoud.

Het geheel is een alleszins verdienstelijk werk, dat we in z'n tweeden druk met ingenomenheid begroeten.

Enkele opmerkingen mogen ons echter geoor­ loofd zijn.

In z'n voorrede meent de. Scthrijver, daf nietbegrijpen van Da Costa's werk voornamelijk de reden is, dat hij „nog niet meer gelezen wordt dan reeds het geval is". Eensdeels is dit waar, maar aan den anderen kant zal toch een belangrijkle factor zijn, dat Da Costa's wijze van zeggen en de vorm van z'n poëzie beide behooren tot , een anderen tijd. De lange gedichten, in ouderwetsche alexandrijnen en beeldsprakige taal geschreven, zijn zoo iets geheel anders dan de moderne sonnetten, rijmloos veelal en gedrongen in hun zeggen, dat het stempel „ouderwetsch" voor lederen jongere er op staat gedrukt. En dan komt daarbij de moeilijkheid om Dia Costa te begrijpen, die de — zeker onrechtmatige — afkeerigheid nog vergroot. Wat dus de Schrijver de eerste oorzaak acht, is m.i. de tweede: de meesten weten van de moeilijkheden niet, omdat ze die nog nimmer hebben gezien.

Vele jongere menschen leven in den waan, dat bij Da Costa, „ouderwetsch" als hij is, letterhjk niets te vinden is van dat, wat hen in de poëzie aantrekt en de kunst van 1880 hun geeft, emotie, bekoring door klank en kleur van woorden, artisticiteit. Tracht men door samen-lezen dit vermeende bezwaar weg te nemen, en wijst men op de massieve schoonheid van Da Costa's gedachten en woorden, dan — zoo is ten minste mijn ervaring — verandert de stemming dikwijls en komt er ook belangstelling voor den inhoud van zijn gedichten, ondanks de moeilijkheden. Daarom —

Ik herhaal het — moet m.i. in onzen tijd vooral ook gewezen gorden op de hooge dicihterlijk'e visie van dezen bij uitstek emotioneelen diöhter.

De Schrijver van dit boek spreekt over deze dingen niet, maar legt het aöcent o^p het begrijpen.

In die richting leiden ook z'n aanteekeningen — en ze doen het voortreffelijk! — , maa, r nóg meer voor onzen tijd was het geweest, zoo [hij de gedachten, den rijkdom, de wijde vluciht der fantasie naast 't scherpe inzicht in de realiteit van Da Costa's gedichten had aangetoond. Want de finesses van wat we lezen — hoe belangrijk op zichzelf ook — verliezen we weer, maar niet den indruk, dien het geheel op ons heeft gemaakt. Juist omdat dit boek een studieboek wil zijn voor jongere menschen, zou m.i. de beteekenis daardoor verhoogd zijn.

In de Inleiding tracht de Schrijver een beeld te geven van Da Costa door korte scihetsen over „Zijn levensgeschiedenis", „Zijn doop", „Als leerling van Bilderdijk", „Zijn werk'en", „Als mensch". Hij doet dit vooral aan de hand van citaten van Koenen, Busken Huet, Pierson, Dr Byvandk enz., goed gekozen citaten inderdaad, die spreken van. wat de Schrijver wil doen zien. Toclh — 'tis weer hetzelfde verschil van zooeven — m.i. zou zijn doel nog beter bereikt zijn, als htijl zelf dat materiaal had verwerkt en samengevoegd. [Nu brengt hij veel bouwstof bij, waai"mede de studeer ende z'n voordeel ongetwijfeld kan doen, maar het totaal-beeld moet deze zelf zich vormen. Zulks kan uitstekend met het materiaal, dat .hij hier krijgt, doch het is de vraag weer of hij - het doet en hoe hij het doet.

En dan, de bewerker van dezen tweeden druk had van nieuwere gegevens gebruik kunnen maken, dan die den Söhrijver ten dienste stonden. Sinds 1908 is nog al wat geschreven over het iRéveil, te belangrijker in dit verband, wijl Da Costa hoe langer hoe meer als Réveilist wordt gezien, ook in z'n poëzie. De gedichten, die hier worden verzameld en verklaard, zijn juist van nieuwer beschouwing uitgangspunt. Het zijn immers (behalve Hagar) Da Costa's z.g. „Tijdzangen", zangen over den tijd, geïnspireerd door de gebeiurtenissen van den tijd, en ze dafeeren alle uit de laatste periode van z'n leven als hij de ziel is geworden van de Réveil-beweging hier te lande, 't Is dan ook overal de Réveilist, die spreekt in z'n chiliastische gevoelens, z'n wederkomst-verwachting enz., die eenerzijds ziet den afval van 'God, aan den anderen kant de vervulling van het profetisch woord in dien afval. Als men dit eenmaal gezien heeft, heeft men geheel de sfeer van. deze tijdzangen begrepen, ziet men deze poëzie tegen haa, r achtergrond en is haar mentaliteit veel beter te verstaan. Dian komt ook de verstandelijke interpretatie veel beter tot haar recht. En nu worden deze dingen alle wel gezegd, doch verspreid in de aanteekeningen, waardoor ze niet als eenheid worden verstaan.

Wat ik zeggen wil is dus dit:

We hebben in dteze uitgave een voortreffelijk boek, dat studeerenden uitnemende diensten be-' wijzen kan en dengenen, die Da, Costa's gedichten willen lezen geheel om de lectuur zelf, een goede gids wezen kan. Het is door z'n lagen prijs binnen ieders bereik en verdient bij z'n tweede reis onder de menschen onze hartelijke aanbeveling.

Maar' het had, bij eenigszins andere structuur, meer beteekenis gehad. Nu is hét een bloemlezing met inleiding en verklaring, dan was het geweest een levensbeeld van den dichter. In z'n eersten druk beantwoordde het meer aan de toenmalige eischen, dan in z'n tweeden aan wat onze tijd vraagt. Want, zooals ik dat trachtte aan te toonen, minder dan de verklaring van Da Costa hebben we thans noodig het leeren waardeeren van z'n werk als kunst, kunst óók volgens nieuwer begrip, en 'dan als in innerlijke kradht ver uitgaand boven wat de moderne tijd geeft, omdat er een basis is en een bindend beginsel. Minder dus in z'n historische dan in z'n ethischj-aesthetiscWe en vooral religieuse beteekenis moet onze tijd Dia Costa zien. En dat element had in dezen tweeden druk op den voorgrond gebracht kunnen worden, juist omdat hier de gedichten behandeld worden, die bij uitstek daartoe geschikt zijn. De samensteller heeft zelf, het blijkt uit z'n keuze, de juiste beteekenis van Da Costa gezien, hij had die meer kunnen laten zien.

Intusschen, dankbaar zijn we voor dezen bundel ongetwijfeld.

We vestigen de aandacht vian onze lezere op de jaarlijksche boekbeoordeeling van de Zondaigsschoolvereeniginig „Jachin", die deze weels verscheen, als afzonderlijk ntimmer van liaar orgaan. In haar gedocumenteerde critiek, korte inhoudsaanwijzing en positieve oordeelvelling is zijl een betrouwbare gids bij het zoeken naar geschikte kinderlectuur. Deze arbeid verdient in ruimen luing belangstelling, omdat hij behalve inzicht in wat op het gebied der kinderleotuur verscheen ook een witstefcende waardemeter geeft voor het gehalte der boeken. Elke beoordeeling is het werk van drie commissieleden, wat objectiviteit waarborgt en de positiviteit van beginsel is norm van alle critiek.

Men verzTiime niet bij J a c h i n's bureau v o o-r Uitgaven, Schot erbos chstraat 4, Schoten b ij Haarlem een exemplaar te bestehen.


1) Uitgeef ster is A. W.. Sijthoö's Uitg. Mij, Leiden. -

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

„Da Costa's Meesterwerken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's