GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de scbool der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De stad met honderd poorten.

Eerst even een oriënteerende herinnering. Wonderlijk — in den zin van onnaspeurlijk —• zijn de wegen Gods, niet alleen in de schepping én leiding van zijn kerk, maar ook in de bestiering van de gangen der „wereld".

Gods voorzienigheid regeert niet alleen de stad Davids, het toonbeeld van zijn bijzondere genade, maar ook de stad van Kaïn, waar zijn gemeene gratie den mensch bekwaamt tot „cultuur".

De wijsbegeerte en hare ontwikkeling is niet buiten het raadsplan Gods, maar heeft haar eigen plaats en doel in het geheel der ééne wereldgeschiedenis.

De geest uit de diepité, de „god der eeuw", werkt in de wijsbegeerte', voorzoover zij! zich kant tegen de waarheid, maar de Geest uit de hoogte, de Heilige Geest, weiik't er ook in, voorzoover zij lichtschijinselen der wijsheid ontdekt en uitstraalt.

De oude filosofie van de Indiërs en van da Grieken, ook de nieuwe filosofie, het rationalisme en het empirisme, Ihet idealisme en het materialisme, het optimisme en het pessimisme, al de bedenkselen en strevingen van den mensch omi te komen in het pjaxadijs der wijsheid, zijn als zoovele fasen en momenten in de wereldhistorie, die zich ontwikkelt naar den eeuwigen raad Gods.

Het voluntaxisme van Schopenhauer heeft oo5c| zijn eigen plaats in het ontzaglijk' drama; , 'dat zich afspieelt in den geest der zoekende menschheid.

En het is geen toevlaj, dat juist Schopenhauer de vinder en verspreider was van dit eigensoortig gewrocht van de speurende ziel.

Schopenhauer was de aangewezen man voor de verkondiging van het pessimistisch voluntarisme.

Het feit, dat hij zijn eigen, uit de ziel geboren, leer niet iDelééfd heeft, strijdt niet tegen deze bewering, maar illustreert haar.

Wanneer een profeet, ond'ankfs zichzelf, een leer veAondigt (gelij'k Bileam), toont hij daardoor temeer het instrument te zijn van andere madhten.

En we hebben ook gezien, dat Schopenhauer, hoewel zijn vleesch te zwak was om de gevonden , , wijsheid" te beleven, in zijn geest de zeer bijzondere, eigenschapp'on bezat om dit bijzondere stelsel te pioduceeren.

Wij staan nu voor de vraag: w.at was dat bijzondere ?

In het algemeen kunnen we Schopenhauer's wijsbegeerte het best typeeren door de tegenstelling met Hegel.

Hegel ziet, als grond van al het bestaa'Ude, de rede.

Schopenhauer den (onredelijk'en) wil. ,

Hegel neemt aan, dat de wereldgeschiedenis is het ontwikkelingsproces Van de rede tot den hoogsten graad van zelfbewustheid.

Schopenhauer ontdeJct in al het gebeuren niet anders dan een doelloos spel van den blinden wil, zonder eenig uitzicht opi een beter leven.

Om het aannemen van den wil als wereldgrond is Schopenhauer voluntarist (voluntas : = wil).

Om 'de ontkenning van 'de idee in de geschiedenis is hij pessimist. Op zichzelf zijn deze twee wijsgeerige kenmerken niet nieuw.

De 'Schrift leert ons, dat alle dingen wortelen in den wil (n.l. van God), en Augustinus heeft zijn wijsbegeerte voor een niet gering ged'eelte op deze waarheid gebaseerd.

Ook het pessimisme is opi zichzelf niet nieuw. De Dionysische wijsbegeerte der Grieken, en vooral het oude, Oostersche, Boeddhisme, heeft een duidelij'k pessimistische ader.

Maar de oorspronkelijkheid en kajakteristiciteit van een wijsbegeerte wordt niet bepaald door de materie, waaruit het stelsel is opgebouwd, maiajp door het gebruik, dat van deze denkstof gemaaJkt wordt.

Scihopenhauer erkent heel openhartig, dat hij, wat deze materie betreft, geen schepper is van nieuwe dingen.

Hij vergeleek zijn stelsel (om de eenheid der heerschende gedachte en de veelheid der bouwstof) gaarne met d'e stad Thebe, die honderd poorten had.

De voornaamste poorten, waardoor men tot de stad van Schopenhauer toegang krijgt, dragen de namen: Kant, Plato, Boeddha. , ,

Om met Kant te beginnen.

Wij 'herinneren ons, dat Kant leerde: Wiat wij van de wereld kennen, zijn slechts de indruMcen, die wij ontvangen in onze zintuigen, de wereld op zichzelf is voor ons verstand' onkenbaar; Toen Schopenhauer Kant's „Kritiek op' de pure rede" las, had hij (naar zijn eigen woorden) het gevoel als een blinde, wien de staar gelicht wordt. Hij zag onmiddellijk het verschil tusschen fantasie en werkelijldieid. De wereld was hem niets meer dan „voorstelling", en 'de voorwerpelijke grond, ac'hter deze voorstelling, niets minder dan geheim. Wij weten, dat Kant langs een anderen weg (van de praktische rede) naar den wereldgrond heeft gevorscht en een houvast heeft gevonden.

Maar bij de eerste „ontdekking" (? ), dat de wereld slechts voorstelling is, ' heeft een pessimistisch aangelegde natuur een „prachtig" argument om te zeggen: Kijk, daar heb je 't nu; ik dacW het wel, 'dat deze wereld niet deugde. "Wij worden bedrogen door een schijn. De werkelijkiheid verbergt zich achter een sluier. „Wij zijn schaduwen, die van schaduwen droomen".

In tegenstelling met Kant, die een optimistisch type was, zocht Schopenhkuer 'de oplossing van het , , raadsel van foet zijn" in den weg van een geniale intuïtie, waarbij zijn zW'aarmoedige ziel

86 vrij spel 'had, óm tot geest-en gelu'k'dooden, 'di0 resultaten te komen.

Teneinde het gehieim der wereld te ontdebken ging de filosoof graven in den mysterieusen grond van zijn eigen wezen.

Hij stelde 'zichzelf de vraag: Wat is de wezenlijke kern van mijn ziel, de diepe drijfveer ivan mijn bestaan en doen? Het verstand? Neen, dit is slechts een apparaat, waarvan de grondkracht mijner ziel zich bedient, en deze oer-kracht is niets anders als w i 1.

Hier nadert Schopenhauer heel dicht de Schriftuurlijke waarheid, dat uit het hart de uitgangen des levens zijn.

Op dichterlijke en geestige wijze zocht de filosoof de ontdekte levenswet: het primaat (het nummer-één-zijn!) van den wil, aannemelijk te maken. Het hart is het éérst wat bij den mensch begint te leven en !het laatst wat bij hem sterft. JDe aandoeningen van het hart deelen zich mee a; ain het geheele lichaam en weerspiegelen zich in het gelaat, doen het verbleekten of blozen. Dat de wil ook het verstand beheerscht, blijkt hieruit, dat wij' de dingen, die ons ter harte gaa, n, onthoudenj en die ons onverschillig zijn vergeten. Ook blijkt het primaat van den wil uit het feit, vdat de menschen over de eenvoudigste dingen zoo verschillend oordeelen. Bit verschil in oordeel is niet toe te schrijven aan verschil in verstand (wanj het zijn soms menschen van gelijke scherpizinnigheid, die in hun opinie vierkant tegenoverelkander staan), maar aan verschil in wilsneiging. In een debat beshst daarom ook' nooit het meerdere verstand, maar de sterkere wil, gelijk do Latijnsche spreuk zegt: Stat pro ratione volunta, s (in plaats van de rede staiat de wil).

Nu is — alzoo redeneert de profeet van het voluntarisme verder — de gevolgtrekking gewettigd, dat de oerkraclht van de wereld overeenstem^ met de oerkracht in ons binnenste, aangezien wijzelf een deel en product van die wereld zijn.

De wil is dus de ware werkelijkheid, die schuilt achter alle verschijnselen. Alles wat wij waarnemen is zichtbaar geworden wil. Deze wil begint te werken als onbewuste d'rift (Trieb) en klimt van trap tot trap, zich objectiveerend (in voorwerpen belichamend) in steen, plant, dier, menscih. De wil bouwt de wereld, ma; aik't en ordent de stof. Ook het lichaam, tot in zijn minste onderdeelen toe, is objectiveering van den Trieb. De wil in de plant maak't de vezels, takken, vruchten. In den vogel maakt de wil de vleugels: de .vogel vliegt niet omdat hij vleugels beeft, maar hij heeft vleugels, omdat hij vliegen wil. En evenzoo heeft • de koe horens, omdat zij stooten wil. Men ziet de kalveren somtijds een stootbeweging maken, nog vóór er horens uit den kop gegroeid zijn.

Op grond van deze natuurwet (of hoe men het noemen wil) moeten wij aannemen, dat de mensch-Trieb al de organen van het lichaam formeert; de tanden, de maag en de darmen, zijn product van de voedingsdrift; de geslachtsdeel en het gevolg van de geslacJitsdrift; en de hersenen zijn ontstaan uit de „zucht" tot kennis.

Onbewust heeft de menschheid vanouds gevoeld, dat de wil de gansohe natuur beheerscht. Waaj-om zegt anders de keukenmeid: het vuur wil niet branden; en de schipper: 'het wil nog niet vriezen?

Op zichzelf, zoo merkten wij reeds op', is de gedachte, dat de wil als oerkracht 'alchter hiet leven schuilt, niet nieuw. Wanneer Kant de praktische rede verheft • boven de theoretische rede, kroont hij feitelijk den (zedelijken) wil. Bij Schelling en Fichte vindt men ook' duidelijke voluntaristische bedoelingen. Maar hierin is Schopenhauer oorspronkelijk, dat hij den vollen nadruld legt op het onredelijk karakter van den oerwil. Het is, volgens hem, een wil zonder aannemelijk doel, ja volstrekt zonder e e ni g doel; een wil, die niets doet als wille n, zonder ooit verzadigd te zijn.

Uit deze opvatting ontspringt het absolute pessimisme.

De hoofdpoort van de stad van Schopenhauer draagt tot opschrift: „Wie hier binnentreedt, late alle hoop varen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de scbool der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's