GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van Afrikaanschen bodem.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Afrikaanschen bodem.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Enkele lezers verzoeken mij aan het artikel over den bundel Afrikaansche gedichten van Jan Celliers (in het nummer van 18 Jan. j.l.) bij wijze van vervolg een paar proeven van deze poëzie toe te voegen.

Gaarne voldoe ik aan dat verzoek, 't Was, naai ik in het bewuste artikel schreef, toch m'n bedoeling, te gelegener tijd nog eens opi dezen bundel terug te komen, en dan is er veel voor, zulks nu te doen, nu mogelijk onze lezers zich' nog een en ander herinneren van de bespreking van Colliers' opvattingen en zijn werk. Men beschouwe dit artikel dus als een vervolg op dat van vooi veertien dagen.

Direct echter doet zich nu de moeilijkheid gelden, die ik reeds aanwees, de moeilijkheid van do taal. Het echte Afrikaansch is in vele opzichten voor ons onverstaanbaar, althans in zooverre, d'ai we de gedachten niet altijd zuiver begrijpen en dus het fijne daarvan dikwijls verloren gaat.. En in 't bijzonder is een kunsttaal als die van Celliérs moeilijk, omdat hij immers vooral naar eoht-Afrikaa.nsche woord-en stijlformatie streeft. Uitvoei-ig handelde ik daarover in het vorige artikel, en ik herhaal het thans, om te doen verstaan, da( niet ieder gedicht uit dezen hundel zich leeni voor ons doel. Zelfs kan het wenschelijk blijken, bij sommige van de gedichten, die we wel overnemen kunnen, een enkele woordverklaring to geven. Maar overigens, ik mag ook dat misschien even herhalen, over 't algemeen brengt hard-op lezen u een heel eind over de bezwaren van do taal heen.

Zooals ik zeide bevat „Die Lewestuin en andere gedigte" poëzie van verschillenden aard. Het duidelijkst zal alzoo het beeld zijn, dat ik trachten moet van den bundel te geven, als we van elk der genres een proeve nemen.

Van de natuur-poëzie, die 't sterkst vertegenwoordigd is en meestentijds fijn is van visie, lijkt mij „See-anemone" een van de beste.

See se kiad, tussen water en wind word jij groot, ongedeer waar die rotse buk om die branders se ruk van jou af te weer. se = zijn; ook meerv.; hun. Dag en nag in die golwe slag — hoe skoon moet dit wees [ om dio wilde koor die = het. van nabij te hoor sonder poos of vrees, om af en op ' i in die fris see-sop - . jou haar te laat swier, van die sieding oorglip door' de brantussen klip en klip ding over-]0U lus te vifer. stroomd. Kind van die see ek voel met jou mee as ek meng met jou nat — vér-voor op die rots gohve-smijtsel omklots en met zee-geur bespat.

Uit dit gedicht spreekt een kenmerkende eigenschap van al Colliers' wer'k: de zucht tot volkomen vrijheid, naar het kunnen-leven in z'n element, naar het, zonder vrees, kunnen staan in het klotsen der golven. Iets symbolisch ligt in dit laatste, dat men, lettende op de historie van Colliers' volk en van z'n eigen leven, maHcelijk verstaat.

Uit het oogpunt van rhytme-'kracht is merkwaardig het vlugge gedichtje over de zwaluwen.

Die Swael. Swiep verbij, swael, stijg en dael weg in die wije.... af en aan waar ek staan, al om mij, — ek is blij in jul verblije. Fladder maar hier of daar onder die dak in; rig jul tuis aan mij huis na jul gemak in. Kom jij nie aangevlie oor wije sëe? Waar was jou tuis gebou in verre stee? oor = over Swael, hê j'iüe, moe gevlie, dalkies gaan rus op sfinks se ou klip kop? ' Sonnedag, sterre-nag het jou sien vleuël slaan, ver van die winter-buië kom jij in sonnig suië veilig bij mij aan, • '

In den versbouw, kort en snel in betoning, is getypeerd het rappe van de vogelvlucht. En wat is de gedachte aardig, dat die kleine zwaluw, moe-gevlogen, zich te rusten gezet heeft op' de groote, verweerde sfinxenkop-, ginds in het verre noorden, of dat zijn vleugelslag alleen h'em gebracht heeft over zoo geweldigen afstand. 'Voor ons moge zoo'n idee niet meer nieuw zijn, frisch is het Ixier in ieder geval.

Van de veelvuldige Afrikaansche portretten is dat van den blinden, ouden voortrekker h!et bezien waard. Die voortrekker is een historische figuur in het Afrikaansche volksleven, type van kracht, van moed, van. wil, .van geloof en vertrouwen ook, in z'n telkens weer moeten prijsgeven wat met moeite verkregen werd en toch altijd opnieuw beginnen in een verder gelegen, gansch onbekende streek. De „trek", het noodgedwongen „trekken"naar een ander oord, is in de Afrikaansche historie de samenvatting van lijden, ontberen, strijden, maar ook van volharden, durven, willen, geheiligd door het geloof, gelouterd door beproeving — 't is de geschiedenis van het Afrikaansche volk zelf.

Zulk een voortrekker nu, blind thans en oud, teeken t CeUiers in

Die blinde, o u voortrekker.

O, nader met eerbied die stoel waar hij rus met hande gevouwe, met oe geblus oë = oogen. vergeet van die wereld, alleen met sij God, vir één trek nog wagtend sij Heer se gebod. *

sneldurwend die kragdaad, en gloed fier omhoog, sneldur werd die kragdaad, en gloed in die oog, Sprong en spoed in die bloed wat nou kruip en verdroog.

Die gees is verdof, en herinnering flou aan gruwel en skrik deur, die oë aanskou — vervaag in die verte die helde se daad, vergeet, met die vreugde, die rou en die smaad.

Maak die Heer dan maar net vir die dag en die baat die kind tot 'n man, om hom weer te verlaat? Want hier vind ons die kind weer terug nü die 3aad. . . I

Die kind, ja dis waar, dog die Here se merlc verlaat hom nie meer na die Here se werk. Hij glimlag omhoog, en sij sienlose oog sè „k'sien nog net Een, • en in Een blij Wij = blijf. ek sterk".

Opvalleud is 't, hoe de versvorm van Colliers telkens in overeenstemming is met den inhoud. Het langzame van den krachteloozen oude spreekt uit het rhytme, evenzeer als het vlugge van de zwaluw in 't zoo juist geciteerde gedicht.

Typisch is in dit opzicht ook', het vers over Kruger. Diens beeld', dat van de kracht-figuur, is niet een portret, maax een uit marmer gehouwen buste.

Hoor maar: Soos 'n berg, ongebuk breed en bonkig van stuk, dis hij! soos = zoo als. Die gelaat, hap vir hap uit die "kranse gekap, elke kerf, elke knou harde noodlot se hou: se hou = z'n elke moet, elke merk , houw. vrijheidsvijand se werk dis hij! Simsonskragtig gepees soos die korpus, die gees wie die weg ons berei wat tot vrijheid sal lei dis hij! soos = zoo is. wie = die.

Zoo, met korte bijtelstooten gehouwen, is ook het borstbeeld Van de Wet, zooals hij' was in den tijd van z'n kracht, terwijl de teekening van den staatsman Steyn weer in de zaöhtere lijnen van een schilderstuk staat. Zulk een meesterschap over den vorm maakt Celliers' werk frisch en pittig. '

Pittig is inderdaad de qualificatie voor een "gedichtje als „Oranje Nassau", waarin van onze vrijheidshelidèn dit karakteristiek'-Afrikaansclre miniatuur gegeven wordt:

Ons dink aan knuisfce en koppe van klip wat al te hard was vir Spaanse Flip, te ongenadig , vir Franse Louis, Willem die Stille en Willem Drie, was hulle nie vrijheid se leiers nie? = LodewijkXIV = de Zwijger.

't Meest nationaal gekleurd is de poëzie, die over de volksellende spreekt, over het diepe leed der oorlogsjaren. Dan trilt de Verontwaardiging door de versregels heen, laait soms de emotie plotseling op in een uitschietende vlam.

Van deze, meer dramatische soort, noemde ik „'n Kinderskoentjie" en „Twee moëdertjies" de beste. Vian 't laatste hier 't belangrijkst fragment:

In een der „fconsentrasiefcampe", die de diepste diepten van het volkslijden zijn geweest, ligt een klein meisje te sterven:

Haar hongerklaggies is verstom. Haar oë gly af van al rondom; maar, kijk, daar word hul vas getrek en twee maer * armpies uitgestrek. * mager.

My poppie, moeder, gee vir my. Sy neem, en druk dit teen haar sy as-of dit lewe is — bloed en vlees — en zy, besfcermend, daarvoor vrees:

'n Moeder ween. Dog daar 's voorwaar twee moedertjies hier bymekaar, ' twee moedertjies — die een in knop oeknak: 'n lykie mof haar pop.

Kanondreun kom oor bult en dal, waar moedersorg se lewens val.

Die laatste regels, met flat: waar de levens vallen, die van zooveel moederzorg getuigen, vlijmen zoo in tegen dit simpele (Mstorisöhe) tooneel-Ije van moed'erliefd'e.

Tenslotte nog een van de sticli'telij'ke dichten; een bewerking wel naar ander (Duitsch) origineel, maar duidelijk beeld van den dichter zelf in z'n beste eigensclxa.ppen: z'n geloof, en z'n liefde tot liet vaderland, beide samengevat in het gebed:

O vader) ons nader U troon in gebede, Tcrtrouend en bouend op reg en op eer. O, U in verlede ons hulp, hoe sou bede voor U oog dan die bose oor ons trimfeer.

Ka lye en strye het steeds ü genade ons haxte se smarte verligting geskenk. Na storme se woede het altijd die = iieL goede soos daag'raad na donker verskyn op ü wenk.

Kom, sweer voor die Here nou trou aan mekander, in lewe en strewe, want eendrag maak mag, — Vol moed, tot die lewe ons een dag begewe i) vil' ons dierbaar Suid^Afrika trou op die wag.

Beskermer, ontfermer, bestuurder van volke, vcrhg ons, en rig ons, en staan ons weer bij. En nooit sal ons buig nie, geen vyand ooit juig nie; en U naam sal ons lowe. O, Heer, maak ons vrij!


¹) tot het leven ons eans verlaten zal, dus: tot we sterven.

Naschrift. Weer lOintving ik onder vriendelijken dank uit den krin^g onzer lezers voor Alice Nahon f15.—.

Den heer G. 'tH. te M. hoop iK nui spoedig te antwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Van Afrikaanschen bodem.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's