GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Amerikaansche Boeken.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Wie weleens in de straten onzer groote steden voor de etalages der boek'winkels blij'ft kijkc'U, wordt er door getroffen, dat hij daar zooveel Engelsche lectuur vindt.

Stapiels of rijen van Engelsche romans in schreeuwende omslagen, geïllustreerde Magazines in bontkleurige toiletten zijn er op. berekend, het oog tot zich te trekken.

Maar niet alleen in drükdoenerij, ook in'aiantal overtreffen zij zeer ver de Fransche en Duitsche boeken.

Wel zijn de Fransche werken door de valuta wat sterker vertegenwoordigd dan een poos geleden, maar de Engelsche winnen het toch.

Bij ons vreemde-talen-lezend-pnbliek is Engelsch op het oogenblifc troef.

op het oogenblifc troef. Vooral bij jonge meisjes schijnen zij' zeer in den smaak te vallen.

Toch mag dit verschijnsel tot haar niet worden beperkt.

Het zou stellig interessant zijn eens eenige gegevens daaromtrent van boekhandelaren, houders van leesbibliotheken, directeuren van leeszalen te ontvangen.

Maar ik geloof in mijn schatting niet mis te zijn, wanneer ik beweer, dat er meer' Engelsch gelezen wordt, dan Fransch en Duitsch te zamen.

De oorlog heeft daartoe ongetwijfeld het zijne toe bijgedragen.

Werden Engelsche officieren door vele dames uit het Haagje niet als een soort halfgoden vereerd?

De gedragingen dezer schoonen of zich schoonwanenden grensden inderdaad aan het belachelijke.

Evenwel kon ook daarvoor eenige voorliefde voor het Engelsch en zijn literatuur worden waargenomen.

Of dit op zichzelf moet worden afgekeurd?

Och neen.

Waarom ?

Over het geheel worden hier veel Engelsche boeken gelezen Van tamelijk geringe innerlijke waarde.

Laten wij ze gerust prullaria noemen.

Doch ons lijkt het avontuurlijke, romantische, dat men in den regel in die Engelsche boek'en vindt, minder gevaarlijk dan het geraffineerd mondaine, het zondig amoureuse der Fransche en het niet zelden zwoel perverse, ^: der, , hedendaagsche

Duitsche literatuur. Ook kan het geen kwaad, dat men, waar men zich zoolang naar het Oosten en Zuiden oriënteerde, zich nu ook eens van het geestesbeweeg in bet Westen op de hoogte stelt.

Dat keert zekere eenzijdigheid.

Maar uitdrukkelijk moet daarbij gewaarschuwd tegen twee dingen.

Allereerst, dat men zicli niet van eigen bodem vervreemde.

Er zijn er, die. zoo belust zijn op vreemde literatuur, dat zij de Hollandsche er om verwa, arloozen.

Dat berokkent niet alleen schade aan onze uitgevers. W, ant om hun belang te dienen schrijVen we dit artikel niet.

Maar men doet er bovenal zichzelf scliade mee.

Men stompt liet gevoel voor eigen taal af.

Men stelt zich meer en meer buiten het volksleven.

Men wordt een bedelaar in de achterbuurten van Londen — want zooi vrij zich bewegen als in zijn moedertaal kan men zicli toch niet — terwijl men zich in zijn schoone Hollandscli rijkl kon yoeien.

Doch er is nog' een tweede.

Waar vindt men liet degelijke geestelijke voedsel — en : (Jat heeft men voor een deel toch in zijn boeken te zoeken — dat de Holla.ndsche taal biedt?

Waar vindt men in het Engelsch — om nu eens van godsdienstige literatuur te spreken — auteurs als Kuyper en Bavinck?

Wat krijgt men aan de overzijde anders dan een aansporing tot praktisch christendom, waaraan do christelij'ke en bovenal de Gereformeerde grondslag ontbreekt ?

In dit opzicht is ons land hijzonder gezegend. En mag men dien zegen miskennen?

Mag men grijpen naar lektuur van minder geestelijk gelialte, omdat zij in vreemde aarde , is ^ gegroeid ?

Moet alzoO' ons dringend advies zijn onze eigen literatuur bovenaan op de lijst te plaatsen, dit beteekent niet, dat de drang o^m in een buitennationale gedaohtenwereld van tijd tot tijd te vermeien, behoort te worden gefnuikt.

Wordt ons advies gevolgd, dan mag men gerust voor dien expansie-drang bevrediging zoeken.

Dat kan verruimend werken.

Maar dan neem ik ook de vrijheid om de aandacht van Engeland eens op Amerika; te vestigen.

Daar is in den laatsten tijd een reek's boeken verschenen, welke ons als Gereformeerden belangstelling moeten inboezemen.

Men kan zich bij het lezen er Van naa'r hartelust in het Engelsch oefenen..

Men wordt als vanzelf in een andere omgeving overgeplaatst.

En toch behoeft men eigen geestessfeer daarvoor niet te verlaten.

Integendeel, het kontakt met de geesteskinderen van Calvijn aan den anderen kant van den Aflantischen Oceaan, daf nu nog veel te wenscheu overlaat, zal er door worden gesterk't.

Mag ik er eens een paar noemen?

-s Antinomiaansch. v^^sfe

Reeds vajker schreven"we'oV'èr de Gereformeerdo Gemeenten.

Als een der karakteristieke trekken noemden we het antinomianisme, dat in die kringen heersohl.

Men \Toeg mij dit te willen aantoonen.

Op velerlei zou ik de aandacht kunnen vestigen.

Op de schrijvers, die er worden gelezen.

Stukken uit preeken zoiu ik kunnen voorleggen.

J'k zou ook kunnen wijzen opi de verontwaardiging van d. H. te L. in de „Saambinder"' tegen hen, die het eenzijdige in Kohlbrugge in het licht stelden. Deze redacteur ontstaki zelfs in toorn en dreigend klonk het: „Tast mijn Gezalfden niet aan.'' Nu was Kohlbrugge voorze'ker geen antinomiaan, maar hij liepi er wel gevaar voor en meer dan een van zijn volgelingen is er niet vsai vrij' te pleiten.

Maar Iaat ik mij liever beperken tot de samenspraken tusschen Bart en Kees in genoemd blad, die toch meer het „leven" geven, zooals men dat weleens noemt.

In de laatste nummers gaat het over het stei-veii van Mozes.

Eigenaardig is het, hoe gretig daarin een Rabbijnsche verldaring, naar het heet, wordt overgenomen, als het maaj> de godsdienstige voorstel-

lingen van de Gereformeerde-gemeenten-menschen in het gevlei komt. •

Of wat zegt ge hiervan:

Dan sterft 'Mozes „naar d& n mond des Heeren". De rabbijnen vertalen bet woordje „naar" door het woordje „aan", dus alzoo stierf Mozes aan den mond des Heeren. Men zegt, dat Aiozes gestorven is in de liefdesomhelzing Ta, n Zijn .Heiland, die hem kuste, onder welke zalige kus Mozes is gestorven.

Kees. Dus, door den Heere dood gekust?

Bart. Ja, zoo zegt men bet. Men denkt, dat Mozes onder de zoetste 'uitingen van 's Heeren teederste liefdeharte den hemel is binnengegaan.

Kee.s. Zalige Mozes!

Bart. Ja! En de dood van al Gods lievelingen zal wel iets dergelijks zijn, Kees.

En iets verder-volgt dan, dat de Heere Jezus zich „opi" het hout des ktuises voor de Zijnen heeft „doodgeliefd".

Zoo stierf de zinnebeeldige Mozes en ligt hij (zooals - men dat wel eens zegt) begiraven op Golgotha.

Kees. Nu zouden we hem zien sterven als den tuchtmeester tot Christus.

Bart. Juist. Dat is.juist de heerlijke beieekenis van het sterven van Mozes aan deze zijde van den Jordaan. Mozes kon het volk niet inbrengen, dat zal Jozua doen, maar dan moet eerst Moizes sterven.

Zoo kan de wet ook ons niet inbrengen in de verzoende gemeenschap met den Heere. En toch, zoo gauw als de Heere ons aan onze schuld en zonden zahganakend komt te ontdekken, dan is dat ons streven, om door het doen der wet met God in vrede te., komen.

Kees. Ja, dat vindt men nu toch bij al Gods bekonnnerde volk. Hoe zon dat. nu toch komen, dat dit zoo algemeen is?

Bart. Dat is omdat wij staan in een ver-. broken werkverbond. Wij allen worden in het werkhnis van Mozes geboren, Kees. En daarom Avillen wij, al moeten we dan ook vijf schaft per dag werken, lan, gs den weg van het werkverbond met God in vrede zien te komen. Beter maken, wat wij bedorven hebben en betalen, wat wij • scliuldig zijn, dat is ons streven.

Men Iroeft nog geen kenner te zijn om hierin het antinomianisme te ontdekken.

De stem is Jaltob's stem, maar de handen zijn de Ezau's handen van deze dwaling.-

Mozes' dood zou o.m. ook' beteekenen het sterven van de wet als tuchtmeester tot Christus.

Maar dei*? ffi©te blijft tuchtmeester ftotg^Qhrislu christus. Ook nu.

Daar hebt ge al iets van de vijandige houding dezer richting tegenover de wet.

Ook valt het hier op, dat "hét „doen dor wet" wordt aigekeurd bij hen, wie de Heere aan hun schuld en zonden zaligmakend „komt" (men lette op het gebruik ontdeto.

Indien Bart zijn vriend onderrichtte, dat zijn heil te verbinden aan goede werken ook na de bekeering nog voorkomt, dat de bekeering er ons niet geheel vair afbrengt, dat we in de jjrak'tijk der genade nog zooveel' tekort schieten, ware dit wat anders.

Maar om het zóó te bekijken, dat „zoo gauw de Heere ons aan onze schuld en zonden zaligmakend komt te ontdekken", het dan ons streven is om door het doen der wet met God in vrede te komen, is geheel scheef.

Dat was veel vroeger ons streven.

Dat raken we ook nooit heelemaal k-wijt. Maar het dwaze daarvan zien we nooit beter in, dan juist wanneer God Zijn licht in onze ziel doet nederdalen.

Zooals het hier wordt beschreveai, leidt men do Aelën op een dwaalspoor.

Tot welk een lijdelijkheid, ' aan lief '.antinomianisme ona.fscheidelijk verbonden, dit leidt, toont het volgende :

Bart. Zoo, zoo, is dat je toe'StlM"? Ja, jongen, .daar is maar één raad op, en dat is, dat je der wet sterft en voor Christus neervalt als een gansch verlorene.

Kees. Hoe moet je dat dan doen. Ik heb dat al zoo dikwijls gehoord, dat ik aan de wet moet sterven en ik heh het al zoo dikwijls beproefd, maar ik leef nog. Hoe gaat dat dan?

Bart. Wel, Kees! sterven aan de wet is een .Godsdaad, jongen. Je kan en je mag jezelve niet dood maken, - dan zijt ge een geestelijke zelfmoordenaar. Ach, jongen, ik weet daar ook wat van. Als ik Gods volk hoorde zeggen, dat men sterven moest en dat achter den dood het leven [ ligt, dan heb ik dat ook wel beproefd. Ik heb üne wel dood gehmiden en die zijn er wel meer, die zich dood houden" en nu zeggen, dat ze gestoi-ven zijn. Maar er is een groot verschil. Kees, tusschen, een die. zich dood. houdt en een die dood is.

Kees. Wat is; daar dan voor verschd in?

Bart. Dat zon je eens zien, als je die twee in .het open veld neerlegde, een werkelijk doode, en een die zich dood houdt, en als er dan eens een flinke hagelbui komt, dan moet je eens zien. Dan krabbelt die levende weer ganw overeind. Zoo is het ook geestelijk; die niet waarlijk gestorven is, begint, als het er spant, altijd weer zichzelve te helpen. Die dooden worden door den Heere Jezus, hier afgebeeld door Jozua, geholpen. Die zoete Jezus zegt: „Ik zal u.niet verklagen bij den Vader, inai^f'ip ir verklaagt is Mozes, op welken gij gehoopt' hé.bt." Straks gaat hij als den doorbreker voor uw aangezicht. Dat zien we bij de - volgende legering.

Bart zegt: Je kan en, je mag jezelve niet doodmaken, dan zijt ge een geestelijke zelfmoordenaar.

De Heere zegt: Indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zoo zult gij leven" (Rom. 8:13). En: Doodt dair uw leden, die op de aarde zijn" (Kol. 3:5).

Bart is lang zoo diep niet ingeleid in de waarheid, als hij van zichzelf wel denkt. Zijn grootvaderlijk' „jongen" fcan dit niet verhelpen.

Zijn heele advies komt hierop; neer: niks doen, wachten.

Maar wij stellen daartegenover, d, at uit de vruchten de boom zal worden gekiend.

Wanneer iemand uit zijn doodstaat ontwaakt, dan mag hij niet bhjv.en liggen uit overweging, dat hij anders iemand is, die zich dood heeft gehouden, maar, dan sta, a: t hij op en wandelt voor Gods aangezicht.

Juist uit dat opstaan en dat w.andelen blijkt, dat God hem, levend gemaak'^t, heeft.

Bart bezondigt zich door zoo te schrijven tegen de schroomvallige zielen van Gods kinderen en mitsdien tegen Godzelf.

Hij wil binden, waar de Heere heeft vrijgemaakt.

Hij houdt in onrust, waar de Heere Jeizus lokt: Ik zal u rust geven.

Hij gebiedt: niks doen, , waar de Heere noodt: neemt mijn juk op rr en leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart.

Als de Heere ons aair onze schuld ontdekt, dan heeft Hij ons ook levendgemaaikt, dan naoet ook het leven zich, .ui ten, , 4a(n„ moeten wij j, do en", uit • dankhaarheid.

Dan zal zich *t-h^^||(^jnvon.ge; _dade; n: jaren. Helaas!

Het antinomianisme'Verstaat dit niet.

Thans Rotterdam.

In het kerkeraadsverslag van Rotterdam lazen wij:

„Br H... brengt ter sprakte of 't mogelijk zou-Z-ijn, dat door de Kerk van, Rotterdam ook een Hongaarsch student in de theologie, wat de kosten* van zijn studie betreft, voor haar, , rekening, , zou, kunnen • worden genomen." i^8^^^^?

Dank aan dien broeder voor zijn iniWaHeï.' : Wat de berkeraad dienaangaande besloot, staat er niet bij.

Maar mij dunktjs^l'Ü'fvraag zal: We hebben gevonden.

Misschien wordt ze nog nader besproken.

En als Rotterdam er ^zich voor, spa, nt, ka-iijfj-jnen, op gunstig'en uitslag rekenen.

De Rotterdammers kwamen nog nooit achteraan.

Bond van MannenvereenlBinflen.

Een inzender vroeg ons oordeel over dënS^Sfe van Manneirvereenigingen.

Hij is niet tegen een Mannenvereeniging

Maar hij wil die een uitsluitend plaatselijk karalfcter laten dragen.

Dat de Mannenvereenigingert-'^ME^& s vaderland . zich in een Bond vereenigen, daa.rvoor voelt hij niets.

Toch zijn wij een tegenovergestelde meening toegedaan.

Een Bond achten wij in alle opzichten aa, velenswaardig.

Vooreerst zal hiéi^iSia^er algemeene klarakter, dat daardoor elke Manhên-verèeniging krijgt, de plaatselijk-kerkelijke, toestanden ten goede komen. Vroeger zag m_enige k'erkeraad dikwijls met leede oogen zulk een Vereeniging verrijzen. Het is wel voorgekomen, dat predikanten en andere kerkeraadsleden er zich min of meer vijandig tegenover stelden. En.... hoewel wij zulk' een houding niet in bescherming nemen, toch heeft meer dan één Mannenvereeniging het er een weinig naar gemaakt. Juist doordat men zich in den engen kring van het plaatselijk'-kerkelijke bewoog, werd zij een vrije tribune om zijn grieven over plaatselijke toestanden te luchten. Op zoo'n vereeniging werd soms een min of meer georganiseerde oppositie tegen den 'kerkeraad uitgebroed. Dat nu wordt door een Bond, gelijk die thans bestaat, voorkomen. De onderwerpen betreffen meer de roeping der geloovigen in .onzen tijd en de debatten staa, n daarmee opeens op hooger peil. De geestelijke kennis wordt meer verdiept en het geestelijke leven meer verwakkerd. De kerkeraad ondervindt geen tegenwerking, maar steun. Hoe meer men plaiatselij'ke gevoeligheden ontziet, des te verstandiger handelt men.

Vervolgens brengt zulk een breedere organisatie tal van voordeelen met zich. De vereenigingen kunnen van elkanders inzichten profiteeren. Zoo komen ze veel eenzijdigheden te boven. Samen kunnen zij een orgaan onderhouden, dat leiding geeft. Bleven zij op zichzelf staan, dan zou in menige plaats de weg, door Eénoogen gewezen, worden gevolgd. Maar nu ontvaiigen zij deSkundig advies.

En om het hierbij te laten — concentratie van krachten wordt hierdoor bevorderd. Wat bij isolement elke vereeniging op zichzelf zou moeten, verrichten, kan nu vaak door een kundig bestuur, " 215 gekozen door alle vereenigingen, worden verwerkt. Veel ai'beidskracht wordt hierdoor uitgespaard. En die arbeidskracht kan weer tot een ander doel worden aangewend. In onzen tijd moet vooral worden gewaakt tegen kra.chtsverspilling.

Als de Mannenvereenigingen in het rechte spoor worden gehouden, kunnen zij uitnemend werken. En het tegenwoordige bestuur lijkt mij samengesteld uit voortreffelijke machinisten, wisselwachters en ingenieurs.

Het traktementsDrolileem opgelost.

Een 'korrespondent verwijst voor de oplossing van het traktementsprobleem naar Paulus, dien hij den apostel van den „Dorschenden Os" noemt.

Deze, schrijft hij, „maakte tevens tenten, opda.t het evangelie een ongehinderden loopi zou hebben. Niemand zou zeggen: hij wordt er ook' voor betaald. Iets hierva, n de lezers va.n „De Refonnatie" op de levensreis mee te geven en voor oogen te stellen, zou opvoedend werken en de ontzaglijke taak van de politieke bladen helpen verlichten."

Ondersteld mag worden, dat onze broeder. de principiëele argumenten tegen zulk een beroep op den apostel Paulus, als b.v. dat hijzelf er op' wijst in deze een uitzonderingspositie in te nemen, reeds vroeger heeft gelezen.

Doch tot ons leedwezen schijnen die hem niet te hebben overtuigd.

Laten wij het, dan eens over eeu anderen boeg wenden en, erg praktisch worden.

De predikant zal dan naast zijn roeping ook een beroepi, een wereldlijk beroep, hebben.

M.aar welk' beroept?

Tentenmaken als de apostel zal niet gaan. Daar is in onze omgeving geen droog brood mee te verdienen. Als alle tenten voor jongens-en meisjeskampen eens over de predikanten werden verdeeld, zouden ze ieder misschien een baan mogen leveren. Maar daarwan kan de schoorsteen niet 'rooken. En voor circustenten te werken...., onze broeder zou als goed Gereformeerd menscli, de eerste, zijn, om zich daartegen te verzetten.

Dus dat is van de lijst geschrapt.

Wat nu?

Onze predikanten moeten zich nog al veel bemoeien met financiën. Wat wordt er op de kerkelijke vergaderingen niet veel tijd besteed aan geldelijke belangen! Hulpbehoevende Kerken, Pensioenen, Zending, Provinciale fondsen, Classislrósten. , Er •wordt met nullen gesmeten of het maar niets is. Met een weinig verbeelding zou men kunnen vi'-anen op de beurs te zijn. Wat-denlst onze broeder van hoekinan op de beurs?

Wollicht oppert hij het bezwa.ar: neen, dat gegok' niet. Dan naar wat anders gezocht. Onze predikanten zijn in 't gemeen nog al van de tongriem gesneden. Ik heb gehoord van een predikant buiten funktie en wiens werk als agent van levensverzekeringen zeer gewaardeerd werd. Hij diende zich aan als Ds Die, en niemand wierï zooveel klanten als hij. Nu is men niet aa, n levensverzekeringen gehónden. Men kan hem b.v. ook aanbevelen als reiziger in wijnen, of zoo gij principieel geheelonthouder zijt, dan reiziger in avondmaalswijn. 01 reiziger 'in alle branches. .En als hij in den trein zit, k'an hij traktaaljes, die hij natuurlijk: altijd' bij zich heeft, uitdeelen en er .over spreken met zijn medereizigers in dubbele beteekenis. Is dat geen idee.

Gij kunt hem vanzelf ook vennoot maken in uw zaak, als gij tenminste zakenman zijt. Of indien gij winkeliert, adviseer hem uw concurrent te worden. Of indien gij renteniert, geef hem de helft van uw rente.

IJ ziet, er zijn vele mogelijkheden.

Ik laat aian u de keuze.

Want het zou niet geoorloofd zijn om den predikanten toe te voegen: gaat heen en ma.akt tenten als u van te voren weet, dat zij' niet gelijk' zullen worden aan den dorschenden os, maar aan den os, wiens eigenaar is gevlucht, toen hij zag, dat de schuur in brand stond.

U moet meer positief zijn en hun een behoorlijke positie aan de hand doen.

Dan zal ib dit door „De Reformatie" bekendmaken.

Mits gij dan ook op gezegeld papier belooft:

lo. dat gij nooit kritiek zult oefenen op hun preeken, omdat ze weinig bestudeerd zijn. De „zaak" zal vjaak hun heelen persoon eischen. Preeken doen ze „en passant".

2o. dat gij u niet beklagen zult, als hij de groote helft van het jaar geen catechisatie houdt en de lieve jeugd verwildert;

3o. dat gij, als gij in het ambt staat, jeugdouderling zult worden;

4o. dat gij niet zult mopperen, wanneer gij doodziek zijt, omdat de dominee u niet heeft bezocht; 5o. dat gij uw dominee geen verwijt zult maken, wanneer hij 's Vrijdagsavonds zijti reisvalies neerzet en gij hem komt berichten, dat er een gemeentelid begraven is, van wiens ziekte hij niets af .wist en dat de steiwende tot het laatst toe om don predikant had geroepen;

6o. dat gij zult zorgen, dat uw dominee binnen korten tijd weer eeh andere standplaats krijgt. Immers had Paulus niet alleen veel meer gaven dan uw dominee, maa, r hij bleef overal maar kort.

Soms slechts een paar dagen. Dat hij bepaald huisbezoek 'of ziekenbezoek heeft gedaan, leest gij niet. Van oatechiseeren nog minder. Als gij uw predikant naar Paulus wilt modelleeren, gelieve ook konsekwent te doen.

Als gij dat alles zwart op wit mij toegezonden hebl. dan is het traktementsprobleem zijn oplossing nabij.

Want dan zult gij in gelijken geest do onderwijzers aanplakken. Misschien houdt gij hun daai nog wel het rekensommetje van minister-De Visser voor — was het ook niet, dat de onderwijzers gemiddeld slechts 21/2 uur per dag werkten? Voor hun vrijen tijd zult gij dan ook wel een loonenden uitweg weten.

Ook tot de ambtenaren zult gij dan kunnen spreken: wat jammert gij over loonsverlaging! Gaat 's avonds boekhouden.

Alleen zal het leger der werkeloozen aangroeien tot driekwart van ons volk.

tot driekwart van ons volk. Maar wat nood!

Uw belasting is er goed voor. Ze zal stijgen tot 99 percent van uw inkomen.

Zie, nu ben ik' eens niet principieel geweest. ^, . Nu heb ik de „zaak" eens zuiver praktisch 0ibekekcn.

Tooneel-rumoer.

Het is weer rumor in casa.

En dat over het tooneel.

Voor een piaar ja, ar beleefden wij iets dergelijks, wat de studenten te Amsterdam betreft.

kort daarna ging het den studenten te Kam­ Kort daarna pen aan.

En nu geldt het weer de studenten aan de Vrije. Tenminste zoo wordt het van onderscheiden kanten voorgesteld.

Ook naar waiarheid?

Reeds schreef zeer ad rem Prof. Grosheide in „De Heraut":

„Van verschillende zijden, ook in den vorm van ingezonden stuklcen bestemd voor ons blad, worden inlichtingen gevraagd oi: afkeuring uitgesproken over oen tooneeluitvocrin, g, die in de week van 13—19 April door een gezelschap van Christen-studenten in den Stadsscliouwbiirg t© Amsterdam zal worden gohoudcn.

Wij achten het niet overbodig' mee te deelen, dat deze uitvoering niet uitgaat vaa het Studentencorps aan de Vrije Universiteit en 'dat dit Corps de uitvoering in dezen vorm afkeurt.

Waar is, dat er een heel enkele student aan do Vrije Universiteit bijl de zaak betrokken is.

In olk geval mag dus noch do Vrije Universiteit, noch het Studentencorps voor deze zaak aansprakelijk worden gesteld.

Wat sommige ouders hun kinderen veroorloven te doen buiten eenig verband met onze Hoogeschool, rekene men de Vrije Universiteit niet too."

Moest zulk een verklaring eigenlijk wel noodig zijn?

Wie rustig iradenkt, kan uit zichzelf tot gelijke konklusie komen.

Immers, die tooneeluitvoering wordt gegeven midden in de vakantie.

In de week vóór Paschen.

Als alles aan de Vrije Universiteit stil ligt.

Als de studenten in de ouderlijke woning vertoeven, over heel het land verspreid.

Zou men nu heusch zoO' naïef zijn te meenen, dat de studenten uit alle oorden des lands daar k'omen spelen of die uitvoering bijwonen?

Men moest toch wat kalmer oordeelen.

En er vooral zoo dadelijk', niet inloopen.

Want wie die christen-studenten ook mogen zijn, de studenten aan de Vrije zijn het niet.

Er loopt er, gelijk Prof. 'Grosheide reeds opmerlcte, een enkele onder door.

Maar ze treden er niet op als studenten.

En nog minder vertegenwoordigen zij de studenten aan onze Universiteit.

Inmiddels is deze zaak a, a, n het rollen.

Het heftigst uitte zich Dr Geelkerken in de , , Overtoomsche Kerkbode".

Hij plaatst boven zijn artikel: „Betreurenswaardig".

Het opmerkelijke is echter, dat hij deze tooneeluitvoering in bescherming zou nemen, wanneer zij maar viel op een anderen datum.

Door een Chr. Studenten-tooneelgezelschap zal cp Dinsdag 15 April a.s., des avonds te 8 uur precies, in den Stadsschouwburg alhier, een besloten voorstelling gegeven worden van „Saul en David", treurspel ia vier bedrijven. Aldus deelt een circulaire mede, die dezer dagen in vrij' broeden kring rondgezonden werd, in nog heel wat breeder kring bespreking en beoordeeling vond, vindt en vermoedelijk nog zal vinden, en waarover 'wij' ons derhalve, al geldt het hier een gebeuren, dat zich zal afspelen in „besloten" kring, veroorlooven ook op deze plaats iets te zeggen.

Niet, om onzo afkeuring uit te spreken over deze tooneel-voorstelling als zoodanig, of over het feit, dat oen .Bijbelsch stuk zal worden opgevoerd. Immers, hoe men overigens onder ons ook moge oordeelen over het hedendaagsche tooneel on over de houding en gedragslijn, welke den Christen ten opzichte daarvan betamen, wie zich lierinnert, dat niemand minder dan Calvijn de dramatische kunst' geenszins verwierp en slechts tegen misbruik zich verklaarde, en er dan ook in zija tijd te Geneve door liefhebberij-acteurs bij'belsche stuk-\ ken, zelfs p'ubliekelijfc, ten tooneele zijn gebracht, zal moeten erkennen, dat bovenbedoerd^SMfisIèV; lijk Studenten-tooneelgezelschap zich althans beweegt in de historische, Calvinistische' lijn.

Ik ben zoo vrij, hoewel Ca.lvijn's standpunt deelend, staande te houden, dat deze tooneeluitvoering beslist afwijkt van de historische; Calvinistische lijn.

Tusschen-wat Calvijn in Geneve toestond en wat hier staat te worden vertoond, is een breed verschil.

De meening van Calvijn is door Dr G. dan ook niet precies weergegeven.

En dat behoort men toch te doen.

Doch dit in het voorbijgaan.

Maar, zooals we zeiden, 't betreurenswaardige zit 'm voor Dr G. in den datum.

Neen, maar wat wij, voor ons, betreurenswaardig achten, is dat deze opvoering zal plaats viaden op Dinsdag 15 April a.s., dat is dus in do , , Stille Week". Wij weten wel, dat hèt Calvinisme, althans aanvankelijk, met de opzettelijke herdenking der groote hoilsfeiten in den loop van het kerkelijke jaar brak, maar wij'. Gereformeerden van dezen tijd, houden toch onze lijdens-overdenking, doorleven den Goeden Vrijdag, vieren ons Paaschfeest. Sn nu van tweeën één: öf men moet dit in het geheel niet doen, öf men moet het met hart en .^iel doen En in het laatste geval valt een avond van kunstgenot in den Schouwburg in de week, waarin wij onze aandacht concentroeren op het lijden en sterven van onzen Heer en Heiland jammerlijk uit den toon. Het bijwonen eener uitvoering bijv. van de Mattheüs-passion behoeft dit niet te doen; kan integendeel onze lijdens-meditatie steujien on verdiepen. Maar van d"© „besloten voorstelling", waarvan de bewnste circulaire spreekt, is dit moeilijk te verwachten.

Het is o.a. zeer te betreuren, dat in de week, waarin men zich, ook buiten onzen kring, nog •\Tij algemeen van schouwburgbezoek onthoudt, christelijke studenten juist daartoe uitnoodigen.

Deze beschouwing van de „Stille Week" is m.i. niet vrij van overdrijving.

Voor Paulus waren alle dagen gelijk.

Daaruit volgt toch zeker, dat ook alle weken gelijk zijn.

De een is niet heiliger dan de ander.

Ik weet wel, dat de „Stille Week" ook onder orikerksche menschen zekeren eerbied inboezemt.

Maar ik kan daarin niet anders zien dan een nawerking van den Roomschen zuurdeesem, die later ook sommige kringen in de Hervormde Kerk doorzuurde.

Ook al leeft men met hart en ziel in deze dagen in, rouwdagen mogen ze voor ons nooit zijn.

Bij den alleen-lijdenden Christus kunnen we ook in die week' niet blijven staan.

Wij, kinderen van den nieuwen dag, bezien ook het lijden bij het licht der opstanding.

Dit geloof moet ons steeds bijblijven: Jezus leeft!

Daarom is in de Stille Week' niets verboden, wat anders geoorloofd is.

Waar men Jezus bij kan nooden, mag gedaan.

Voor ons heeft dan ook het argument van de „Stille Week" niet de minste waarde.

En nu sleept Dr G. er nog de-hoogleeraren en inzonderheid de fheologïsche professoren bij.

Hij stelt een vraag, die ilc' niet anders dan als min korrekt kan opnemen.

Hij toch besluit zijn artikel hiermee:

Naar ons ter oore kwam, gevoelt men onder hen ons bezwaar, en deed men pogingen, om alsnog den datum te verzetten; wat echter niet niet meer mogelijk schijnt te wezen. Dioch met groote bevreemding vragen wij ons toch af: hebben deze jongelui hun plannen zoo algeheel voor zich gehouden, dat geen onzer hoogleeraren daarvan iets wist, en is er onder deze laatsten, zelfs onder de theologische professoren, geen enkele geweest, die hun deze tooneelvoorstelling in de Stille week ernstig ontraden heeft?

Wat zou men er van denken, als iemand die vraag eens aldus omzette: „Doch met groote bevreemding vragen wij ons toch af: hebben deze jongelui hun plannen zoo algeheel voor zich gehouden, dat geen der k e r 'k e r a a d s 1 e d e n van Amsterdafn-Zuid daarvan iets wist, en is er onder deze laatsten, zelfs onder de predikanten, geen enkele geweest, die hun deze tooneelvoorstelling in de Stille Week' ernstig ontraden heeft? "

Het kan Dr G. niet onbekend zijn, dat er ©en zeker verband kan gelegd tusschen deze tooneelvoorstelling en de roeping van den k'erkeraad va; n Amsterdam-Zuid. Liefst gaan we hierop' niet nader in.

Maar als zulk een vraag in de pers werd gesteld, zou dan Dr G. niet de eerste zijn om te antwoorden — en zeer terecht —: ik ontzeg de pers het recht om van een kerkeraad rekenschap al te eischen?

Doch waaraan ontleent Dr G. het recht om door een rhetorische vraag in de pers de hoogleeraren ter verantwoording te roepen?

Wij respecteeren de pers.

Doch ook voor haar zijn er grenzen.

En of 'dit een-plaatselijke Kerkbode betreft of een onzer grootste bladen, dat blijft gelijk'.

„Overtoomsche Kerkbode", „Hilversumsche Kterkbode", „Ulrechtsche Kerkbode", „Heraut", „Bazuin" staan daarbij op één lijn.

Als ik "dan aan het eind in het kort rekenschap van gevoelens afleg, dan doe ik' dat niet op sommalle van fook geheel persoonlijk'.

Ik voor mij mag niet anders dan deze tooneeluitvoering, om ingrijpender motieven dan Dr G. bijbracht, ten eenenmale afkeuren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Van Amerikaansche Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's