GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Ethische Dogmatlek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Ethische Dogmatlek.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Dr Riemens geeft zijn dogmatiek zelf niet den titel van ethisch.

Hij noemt haar: C h r i s t e 1 ij k e Dogmatiek.

Maar daar heeft men weer het verwarrende, dat we onlangs in een recensie van Dr A. Troelstra's werkje over dogmatiek aanwezen.

Dr Troelstra dient zijn Gereformeerde dogmatiek als de christelijke aian en Dr Riemens zijn Ethische.

Zulk een titel karakteriseert alzoo' een boek niet. Daarom dient hier meer gespecialiseerd.

Wel doet Dr Riemens dit in 'zijn „Woord Vooraf".

Daar leest men: De schrijver van deze dogmatiek zou zijn beginsel het liefst willen no'emen het dynamische. Het Christelijk geloof draagt met zich het bewijs des Geestes en der kraciht .('dynamis), eene kracht Gods tot heil (Rom. 1:16)".

Evenwel diensde Dr R. blijkbaar voor een titel als „Dynamische D'ogmatiek" terug. Gelukkig ook.

Want zijn argumenta.tie, waa.rmee hij zijn beginsel wil rechtvaardigen, lijkt ons niet bijster sterk.

Hij beroept zich op Rom. 1:16. Het geloof draagt met zicli het bewijs des Geestes en der kracht (dynamis), zegt hij.

Maar waarom laat hij zijn beginsel door den laatsten term: kna.cht (dynamis) bepalen en niet door den eersten: Geest .(pneuma) ?

Waarom dus niet: pneuma, tische dogmatiek?

Als het karakter en het effect yan het geloof den doorslag moeten geven, bieden zich nog talrijke andere benamingen aan.

Volgens Hebr. 11:1 is het geloof een bewijs vaii het onzienlijke. Zoo zou men dus kunnen samenstellen : onzienlijkheidsdogmatiek.

Die in dm Zoo'n gelooft, heeft het eeuwige leven. (.Joh. 3: .36). Daaruit laat zich afleiden: , eeuwigelevens-dogmatiek.

Men ziet, hoe willekeurig het is het principe

der dogmatiek op zulk ëëri gróM''dynarni'sch" te noemen. t

En wanneer Dr R. dan ook niet wat erfelijke belasting van Schleiermacher bij' zich omdroeg, zou hij tot zulk een idee stellig niet gekomen zijn.

Dr R-verzoekt „in dit werk de ko'rte samenvatting van langdurige studie" te zien.

Nu, wie zijn dogmatiek heeft doorgelezen, zal trrif toestemmen, dat hier achter heel wat onderzoek en bezimiing moeten liggen.

De belangrijkste problemen op dogmatisch gebied worden hier alle aangeroerd.

Daarom beschouwen we het metterdaad als een verrijking van de theologische litteratuur.

Wanneer we de gevoelens van een gezaghebbeiid Ethisch theoloog, die de lijn der oudere Ethischen doortrekt, willen leerein kennen, kunnen wij bij niemand beter terecht dan bij hem.

Ook hebben we nu eens een bo'ek, waarop we ons in gedachtewisseling en po'lemiek met de Ethischen beroepen kunnen.

Maar het jammere verschijnsel deed zich ook hier gelden, dat zuiver wetenschappelijke werken weinig debiet hebben.

Daarop zinspeelt D'r R. o-ngetwijfeld, wanneer hij schrijft: „De noodzakelijke beknoptheid gebood, vele nam'.en en uiteenzettingen weg te laten, 'die anders op hun plaats zo'uden zijn geweest. Het geschrift is zooveel mogelijk in populair-wetenschap'pelijken vorm gesteld, om het ook voor ontwikkelde niet-theologen toegankelijk te maken". Is het niet spijtig?

Moest, een ma, n als Dr Riemens zich niet eens wetenschappelijk geheel kunnen geven?

Daarnaast had hij dan toch nog een uitgave in populairen vorm kunnen bewerken.

Dan — dat hij do'kumenta.tie, ja bijna a, lle wetenschappelijk apparaat weglaat mag heni bij onze bespreking van zijn werk niet wO'rden toegerekend.

Integendeel willen we O'ns beijveren, om ook achter zijn meest eenvoudige verklaringen de ernstigste studie te O'uderstellen.

Het doet reeds .goed, dat' Dr R.'"Véofihet goed recht van het denken in het geloo'fsleve'n opkomt.

Hij wijkt daarin aif van de meeste latere Ethischen.

Er ligt polemiek tegen eigen geestverwanten in zijn verklaring: „Aangezien ware religie het geheele leveir van den rhensch voo^r zich opeisoht, is iiiet alleeir orize wil of ons gevoel, maar ook ons denken daarbij betrokken Omdait de openbaring Gods. in Jezus Christus een levensmacht is, is zij. ook een denk-macht..-Het Christendom in de • 'diepere beteékenis van dat woord beslaat niet in impressies O'f nevelige gevoelsindrukken alleen; het bekeert niet slechts deii wil, maar het biedt ook een geheel vair levens-en wereldbeschouwing". Juist zoo.

Dat hebben de Gereformeerden tege'U de latere Elhischerr ook altijd beweerd.

Wij spatiëerden enkele .uitdrukkingen, die feitelijk kritiek op deze Ethischen inho'uden.

Hoe trokken deze, als men met hen over de eeuwige waarheden sprak, zich altijd in een of andere „sfeer" terug, hoe scholen ze weg in iiovelige woorden, hoe lieten ze zich drijven op sentimenten !

Hoe kreeg men vaak van hen den indruk, da, t ze geestelijke asthmalijders waien, die het .altijd „rnirn" moesten hebben en wier kleeren men moest losmaken om hun adem te geven.

Er werden door hen vaak werken gegeven, waarin het stichtelijke, het piëtistische element aantrok.

Maar er viel met hen O'Ver de waarheid dikwijls niet te praten.

Zij kwamen niet verder dan de eerste paragraaf van de prolegomena op de dogrna-tiek.

Men had het wel over wedergeboorte, maa, r 'die wedergeboorte werd zeer beperkt opgevat. Zij scheen zich riiet uit te breiden to't het.denken. Zoo werd aan het werk des Geestes te kort gedaan.

Daarom is de taal van D'r Riemeias ons opzichzélf aangenaam.

In hem ontmoeten wij, dunkt ons, nu eens iemand, met wien we praten kunnen.

Wel blijkt uit zijn dogmatiek slag o-p slag, hoe ontzaglijk zwaar het hem soms valt door den drom der Ethische irevelen heen te breken en hoe moieilijk hij zich in zijn wijze van voO'rstelling van zijn omgeving kan losmaken.

Doch het pogen is er.

En dat verdient waaxdeering.

Kerstvrede.

Het naderend Kerstfeest wordt vooral in' de groote steden aangekondigd door buitengewone drukte.

Te Amsterdam, is een stuk gracht voor het rijverkeer gesloten, om den verkoop van "kerstboomen "iet te belemmeren.

De etalages stallen een groote verscheidenheid yan kerstgeschenken uit.

Boekwinkels bieden kerstnummers van binnenef buitenlandsche tijdschriften te koop aan.

In lunchrooms staat een mastboom met lichtjes 611 lokkende cadeautjes.

Muzikanten duiken bij menigte op', om kerst­ liederen te spelen 'en de. eene gro'ep-heeft 'de straat niet verlaten of een ari'dere zet de blaasinstrume'nten weer aan den mond.

Bioskopen beloven een onovertroffen kerstprogramma.

Duizende dingen wo'i'den bedacht, om het Kerstfeest te veruitwendigen.

Zeker, wij kminen hier en daar nog wel iets goeds ook in dat drukke ge-doe opmerken.

Wij zien daarin het bewijs, dait het Kerstfeit ook in de wereld nog eenige nawerking heeft. ,

Aan de geboorte van Julius Ga, esax, ^Constantijn den Groote, Karel 'V, • Napoleon en andere ^roo'thede'ii uit de geschiedenis, laat men zich jaarlijks niets gelegen liggen.

Oo'k dat ieder jaar terugkeerende geroezemoes getuigt er va, n, - dat het gebeurde te Bethlehem een geheel eenige beteékenis heeft.

En als de straaitmuzie'k het eene kerstlied na het andere speelt, ontmoet gij neuriënde voorbijgangers, die blijk geven de oude zangen, in betere dagen geleerd, nog niet te hebben vergeten.

Het kan u zelfs goed doen, als gij opi straat een clubje jongelui eerbiedig het „Eere zij God", het „Daar ruischt langs de wo'lken" en het „Stille nacht, heiige nacht" hoort zingen.

Maar overigens zoudt gij' gaa.rne heel dat beweeg willen missen.

Want indien één feest, zoo behoort Kerstmis in lieflijke rust, slechts onderbroken door lofzangen, te worden gevierd.

W^at uw stemming moet bepaleii is de innerlijke vrede, waarvan het engelenlied reeds gewaagde. Ach, de mensch van vandaag wil ook dezen vrede veruitwendigen.

Omdat er geen vrede tussöhen de volkeren, tussclien partijen, tusschen personen heerscht, heet liij het engelenlied een sirenelied en de Kerstwaarheid, een leugen. ' '

Maar wie den dieperen zin van het Kerstfeit heeft leeren verstaan, wie vol aanbidding knielt voor het zalige mysterie: „Go'd geopenbaard in het vleesch" komt in een andere stemming.

Hij heeft daarbimien een wonder vredegevo-el.

Het is of hij het tasten kan: God wa, s in Bethlehem de wereld met zichzelf ve-rzoenende.

En als anderen dan vragen: waar is de vrede, in Efrata's velden gepToklameerd, .dan wijst hij naar binnen en zegt: hier. •"'

Neen, het „vrede op aarde" is geen bedrog. Die vrede Jiestaat.

Hij bestaat in de menscheriv.yiaft .het Go'ddelijk welbehagen. so.

Moge die vrede op de komenide Kerstdagen door de kinderen Gods geno'ten .woïden.

Want aan het genot van^dien vrede mangelt het hun menigmaal.

Zalve de 'Geest des Heeren de predikers O'p dien vierdag. Wat de gemeente behoeft, is niet zoozeer exegetische uitlegging van het Kerstverhaal.-Die heeft zij reeds zoo dikwijls gehoord. Ook niet een dogmatische uiteenzetting van de vleeschwording des WO'Ords. Die mag wel als bekend worden ondersteld. Maar wat ze nO'O'dig heeft is: vrede. Vooral op den Kerstdag mag de prediking niet O'pgaan in het docere, het leeren, maar moét zij tot uitdrukking brengen: het mo'vere, het bewegen. Het bewegen om de ziel stil te zetten en over zich te laten komen de verkwikkende vrede, die van Bethlehem uitgaat.

Vrede met God.

Vrede in een strijdende wereld.

Jesaja juichte: Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij is op

Zijn schouders.

Het heilig Kind Jezus heeft de heerschappij.

Wie door die gedachte wordt aangegrepen, voelt zich veilig. • ' •

Die verliest bij de kribbe van Bethlehera al zijri angst.

Die blijft onder al wat neerdrukt optimist; ' ' *' ; Die .kan zoo hartelijk meejubelen het , , gloria, in excelsis"', ; , het.., , Eere zij God in de hoogste hemeleh"2s'ijii*i: : f: ï@ij; -.

Lichte verbetering ?

Bij het inzien van .verschillende Kerkbodes, welke opgaven verstrekten aangaande de feestdagen, meenden wij een lichte verbetering inzake den „tiendaagschen veldto-cht" te bespeuren.

Op enkele plaatsen liet men den dienst O'p den Tweeden Kerstdag vervallen.

' Er wordt, als ik mij niet bedrieg, sterker geruild dan ooit te voren.

Wil de gemeente, dat de predikanten met frissche preeken komen, dan moet zij' ook zorgen, dat de Dienaren des Woords frisch blijven.

Wil zij, dat de prediking bezieling wekt, idan' mag de prediker zich geen spreekmacihine voelen.

Daarom pleitten wij en pleiten we nog voor verlichting voor onze predikanten in die dagen.

Alleen weiden we er thans niet O'ver uit.

Allicht zou dit gaan vervelen.

En dan heeft een woord geen kra, cht.

Classissplitsing.

Ons kerkelijk leven telt enkele classes, die veel te groot zijn.

En door te-groote classes wordt het kerkelijk welzijn niet bevorderd.

99 De zaken worden niet afgehandeld, gelijk het behoort.

Dat leidt tot allerlei verwikkelingen.

Ook zijn de kerken van elkander niet te best opde hoogte.

Het kerkverband lijdt er onder.

In den regel wordt ook aan de kerkvisitatie niet goed genoeg de hand gehou-dm.

Er is soms geen tijd om degelijke rap-porten, nit te brengen.

In het kort, zulke classes werken een kwijnend kerkelijk saamleven in de h-and.

Daarom verheugt het ons, dat in de classis 's-Gravenha.ge de zaa-k der splitsing ter sprake kwam. Wij ho-pen, dat zij da-ar gelukken zal.

Over het algemeen wil men van zulk een splitsing niet liooren, al is zij nog zoo noodzakelijk.

Vooral de hulpbehoevende kerken verzetten er zich tegen.

Zij zijn beangst, dat zij doo-r de splitsing schalde zullen lijden. , '

En al praat men nu als Brugman, al to-o-nt men aan, dat dit niet behoeft, zij gaan gewoonlijk hiervan uit: wij weten, wat we hebben, maar niet wat we krijgen.

Het zo-u een weldaad zijn, als de ma, cht vsm dit konservatisme gebro-ken werd.

Op grond van kerkelijke ervaring geloof ik, dat een cla, ssis van 10 kerken ideaial is.

Dit houdt niet in, dat we reeds bij' een classis van 11 kerken op splitsing aandringen.

Maar zo-odra het getal 16 is bereikt, moet men, naar ik meen, ernstig over splitsing gaan denken.

Splitsing heeft ongetwij'feld ook een onaangenaime zijde.

Men moet soms scheiden van iiersonen, die men gaarne om de drie maa, nden terugziet.

Doch al zulke overwegingen behooren te wijken voor het profijt der kerken, voor het profijt ook van. het kerkverband.

Zandvoorts klacht.

De kerkeraad van Zandvoort Ijeklaagt zich in een stuk, - dat tot de Generale byno-de te Assen in 1926 is gericht, maar w-aiarvan aan de pers een afdruk is gezonden, dat hem o-p! de Utr'echts'Cihe byno-de geen recht is gedaan.

De inhoud van zijn bezwaarschriften zou door het rapport, op-de Utrechtsche byiiode uitgebracht, „noch volledig noch juist" zijn weergegeven.

Als wij deze klacht bespreken, wac.hteri wij daiarmee liever tot het Ra.pipoxt over het Vrouwenkies.-., recht den kerken is toegezonden.

Als wij deze klacht bespreken, schrijven we.'Vn^i^^f .opzet,

Want zelfs onder de vO'Orwaarde van Jakobus' kunnen we dit niet zeker belo-ven.

Het is met Zandvo> ort soms 'kwaad kersen eten.-Toen o-ns blad indertij-d een ingezonden stuk van Zandvo-ort's predikant opnam, duidde deze het ons ten kwade, dat wij bovendien nog niet ©e-ii lang stuk van zijn hand uit „D-e B.a, zuin" hadden overgenomen.

En nu duidt Zandvo'ort het de Utrechtsche ; bynode of althans de Deputaiten, daarmee belast, ten kwade, da, t zij in de Bijlagen der Acta ., , Zandvoort's Jiezwaarschrift met „De vro-uwelijke voorkeurstem bij kerkelijke verkiezingen", of, zo-o bezuiniging daartoe noopte zonder deze brochure" niet hebben afgedrukt.

Nu is „De vrouwelijke voorkeurstem enz, ." nota bene een brochure, welke in den ha, ndel is gebracht.

Zandvoort zou wenschen, dat ook die, behoudens redenen' van bezuiniging, in de Ha.n-delingen der bynode een plaats had bekomen.

Is dat alleen niet reeds een o-nredelijke eisch. Ieder kan zich to-ch dat boekje a-a, nsc, ha, ffen!

Op soortgelijken grond zou ook de broeder uit bcheveningen, die tal van gra, v.a, mina. tegen de belijdenis inbracht, kunnen eischen, dat zijn vijf brochures in de Acta herdrukt werden.

Wa, ar zou dat heen moeten? Het eind ware niet te zien.

Af gedacht nog ^yan - de .kpsten, zou het aanbeveling verdienen, - dat de Acta zóó overlaidten werden ?

Het effect zou stellig zijn, dat de meesten ler niet meer toe kwamen de Bijlagen door te ploeteren.

Het is in het belang van het kerkelijk leven, da, t ook in de Bijlage-n naar kortheid wordt gestreefd.

Maar daarom juist moeten we er eerst nog eens anderhalven winter o-ver slapen o-f het wel raadzaam is aa, !! het nieuwe bezwaarschrift va, n Zandvoort j, n onze kolommen aandacht te wijden.

Immers, Zandvoort zou dan konsekwent ons de zedelijke verplichting moeten opleggen, om zijn geheele klaagschrift, groo-t elf bladzijden druks, aan onze lezers voor te leggen.

En - daarvoor, we wille-n openhartig zijn, zijn we niet te vinden.

Zulk een p-ersbelasting kunnen we niet betalen.

Vermelden we nu nog alleen, dat Za-ndvoort heeft besloten „niet te kunnen noch te mogen overgaan tot het intrekken va.n haar besluit, o-m het „vrouwen-stemrecht" in te voeren".

Het conformeert zich dus niet aan het besluit der bynode. "

Maar dat zich niet-co-nfo-rmeeren is in lioofdzaa, k fo-rmeel.

Want het besloot wel ^, in afwa, chting va, n de

beslissing der Generale Synode betreffende deze Z3, ak de bestaande regeling voor de verkiezing vaai ambtsdragers op te schoTten".

Materieel komt dat dus hier o> p neer, dat tot dien termijn het vrouwenkiesrecht niet wordt uitgeoefend.

In dit stadium zou het geen zin hebben over de houding, welke Zandvoort hiermee aanneemt, te gaan twisten.

Praktisch bestaa, t er tusschen wat de Synode en wat Zandvoort's kerfceralad besloot, geen verschil.

Bovendien toont Zandvoort hiermee reeds wat meer respekt voor het kerkverband.

En dat verblijdt ons.

Het Haagsche Getuigenis..

Het Getuigenis van den Raad der Geref. Kerk van 's-Gravenhage, dat reeds in de bladen werd aangekondigd, is dan nu verschenen.

Het Is gesteld in warmen, hartelijken toon.

Het sluit zich nauw aan bij, zoo het niet geïnspireerd is door, de gedachtenispreek van Ds Van der Linden bij zijn gouden ambtsjubileum.

Ernstig is de waarschuwing, dringend de vermaning.

Het groote gevaar ziet de kerkeraad in „verwereldlijking en veruitwendiging, waardoor de kerk van Christus in het algemeen, en ook onze gemeente bedreigd wordt".

Wij willen uit dit „Getuigenis" de middelmoot hier opdienen.

Tegen die verwereldlijking moet de kerkeraad 'waarschuwen. i

Enkele gevaren wil hij hier noemen.

Hij wil wijzen pp den steeds losser wordandeii, levenstoon, die de strenge gereformeerde zede op den achtergrond dringt. Hij waarschuwt voorts met lioogen ernst tegen het verderfelijk spel met kuischlieid en zedelijkheid, waardoor de heiligheid van het huwelijk en de eer van man en vrouw wordt te grabbel gegooid. Hij mag ook niet verzwijgen de sociale ongerechtigheid, die ook in den kring der belijders niet vreemd is, en zich openbaart in geldjacht en mammondienst, in woeker en verkort loon, in arbeidsontrouw en ontevredenheid. Hij heeft niet minder het oog op de „cultuurvereering" van onze dagen, waarvan onze emeritus-dienaar Ds v. d. Linden in zijn gedachtenis-predicatie bij, zijn vijftigjarig ambtsjubileum terecht heeft gezegd: „De wereld breekt zich baan in veler gezindheid en neiging. Wat reeds meermalen kon plaats hebben, dat jonge - mannen van christelijken huize, om de kunst als kunst te eeren, zich gaven voor de uitvoering van een dramatisch stuk op het tooneol, wat de wereld gaarne toejuicht, terwijl er meerdere zijn, die het schouwburgbezoek, ook van belijders van Christus, verdedigen, en die — 't gaat hand aan hand — Gods huis al minder binnentreden, dat zegt ons, hoe zwak vele belijden, hoe wankelmoedig veler leven voor God, hoe eigenwillig veler wandel wordt". En ten slotte moet vooral gewezen worden op het droeve feit, dat tengevolge van al deze dingen, en mede door den invloed van den geest des tijds, veler geestelijk leven veruitwendigt, menigeen zich tevreden stelt met den uitwendi_gen vorm, en de zekerheid en blijmoedigheid des gelools hoe langer hoe dieper schuil gaan.

Er zijn echter nog andere gevaren.

Niet alleen de reinlieid van wandel, maar ook de zuiverheid van belijdenis wordt bedreigd, en tal van dwalingen pogen de harten vooral van de kinderen der gemeente te verleiden. Allerlei secteuy als b.v. die der Apostolischen en Mormonen^ trachten in den kring der gemeente overwinningen te behalen. Stelsels als het spiritisme en de theosofie^ waarin de oude heidensche dwaasheid herleeft, bekoren velen. Ook gaat er van het socialisme en communisme geweldige invloed uit. Zelts schijnt het religieuse modernisme sommigen aanlokkelijk, en vooral leenen velen en met naam meerdere jongeren het oor aan die ethische richting, die de autoriteit van het Woord Gods aantast, het zwaartepunt en de vastigheid van ons geloofsleven verlegt van het objectieve werk van Christus in de wisselende ervaring des menschen, en van de pcincipieele waarheden der gereformeerde belijdenis als de leer der uitverkiezing en van de verzoening door het bloed van Christus wars is. Door al die dwalingen loopen wij gevaar, dat de beginselen verflauwen, de scherpe onderscheidingslijnen worden weggedoezeld, de belijndheid te loor gaat, waars'an niet anders dan verslapping van het geloof en verwarring van den geest het gevolg kunnen zijn. In nauw verband hiermede moet de kerkeraad ook ernstig waarschuwen tegen de verzwakking van het kerkeMjk besef en van de liefde voor de zuivere openbaring van het lichaam van Christus. De strijd, die onze vaderen in de Afscheiding en de Doleantie hebben gevoerd, wordt door menigeen niet meer verstaan, en, (de vele gemengde huwelijken bewijzen dit) men ziet voorbij wat ons scheidt van andere kerkformaties. Diat dit euvel tot verslapping van ons eigen kerkelijk leven moet leiden, behoeft zeker niet in den breede te worden uiteengezet.

Om al deze redenen mag de kerkeraad niet zwijgen.

Hij vermaant de gemeente met allen ernst op haar hoede te zijn.

Van den zin „om al deze redenen mag de kerkeraad niet zwijgen" is het natuurlijk niet de bedoeling, dat in de kerk van Den Haag tof heden toe daarover gezwegen is.

Wie de predikanten alda, ar kent, weet beter.

"Van den kansel is rusteloos tegen de genoemde gevaren gewaarschuwd.

Ook ligt er vanzelf niet in opgesloten, dat kerkeraden, die geen dergelijk getuigenis doen uitgaan, zich aan nalatigheid schuldig maken.

Over de waarde vian deze getuigenissen — het is bij het Getuigenis van de Synode van 1920 gebleken — wordt in onze kerken verschillend geoordeeld.

Meent een kerkeraad, dat het getuigenis in de getrouwe prediking meer indruk maakt dan zulkeen schriftelijk stuk en dit laatste derhalve overbodig is, men respekteere dit oordeel.

Men wachte zich van beide zijden voor kritiek.

Slechts veroorloven we ons een opmerking.

In dit stuk worden tal van gevaren met name genoemd.

Doch de dans niet.

Het kan den kerkeraad van Den Haag niet onbekend zijn, dat over heel de wereld de danswoede nog steeds aanhoudt, dait deze ook de residentie aangestoken heeft 'eh da; t ook Gereformeerden er reeds door besmet zijn.

In den tegenwoordigen dans schuilt zeker geen minder groot gevaar dan in de andere gevallen, hier genoemd. Als men toch aan het opsommen gaat, ware het wenschelijk ook hiertegen den vinger op te heffen.

Maar dit in het voorbijgaan.

Wij uiten den wensch, dat dit „Getuigenis" de gehoopte en gebeden uitwerking hebbe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Een Ethische Dogmatlek.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 december 1924

De Reformatie | 8 Pagina's