GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de Donaulanden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de Donaulanden.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVII.

Hoe te oordeelen over het Calvinisme in Hongarije? III.

De vergelijking tusschen Calvinisme in het hedendaagsche Hongarije en het Calvinisme hier te lande bij het begin van Kuypers optreden gaat m.i. niet geheel op, zoo schreef ik.

Ik geloof, dat in deze het Hongaarsche Calvinisme er wel wat minder gunstig voorstaat.

. "W'elke oorzaken hebben hiertoe medegewerkt?

En dan meen ik dit te moeten vooropstellen, dat het Calvinisme daar een geheel andere historie heeft gehad dan bij ons. Hoewel in ons land het Calvinisme nooit in dien zin nationaal is geweest, dat het-kwantitatief de meerderheid van de bevolking uitmaakte, zoo heeft het toch zulk een kracht ontwikkeld, dat het ongeveer een eeuw lang de leiding heeft gehad en op onze natie haar stempel drukte. Historisch gesproken is Nederland een Calvinistische natie geweest, waarvan ook nu nog de sporen niet geheel zijn uitgewischt. Toen het Calvinisme hier kwam, v/erd de Luthersche reformatie op zij gedrongen, van eenigen invloed der Lutherschen op de CaJvinisten was'geen sprake, het Calvinisme heeft zich hier zuiver kunnen ontwikkelen.

Maar in Hongarije ging het anders. Een deel van het land bleef aan de Luthersche reformatie getrouw e.n het Calvinisme werd onwillekeurig daarvan tot op zekere' hoogte de dupe. In de kerkinrichting van de Hongaarsche Gereformeerde Kerk komen Luthersche Tendenzen aan het licht. Die is nooit konsekwent Calvinistisch, geweest. In de leer daarentegen was het Calvinisme zichzelf. Anders had het ook niet zoolang kunnen standhouden. En het kan niet ontkend, dat in een zekere periode van de Hongaarsche geschiedenis het Calvinisme het overwicht bezat. Doch dat-heeft slechts kort geduurd. De contrareformatie, een beweging, welke van de Roomsche kerk uitging om de reformatie te onderdrukken en - zoo mogelijk ongedaan te maken, maakte hieraan een einde. Het Calvinisme had het zwaar te verantwoorden. En hoewel het hulp van God verkregen hebbende, staat tot op dezen dag, heeft het toch nooit werkelijk nationale grondslagen kunnen leggen. Het vond steeds Rome als een macht van beteekenis tegenover zich. Onder de regeering der Habsburgers was de Roomsche kerk in aanzien en werd de Gereformeerde Kerk bij haar ten achter gezet. Eerst in den allerlaatsten tijd b.v. werd het traktement van de Gereformeerde bisschoppen eenigszins in overeenstemming gebracht met dat van de Roomsche dignitarissen van dien naam. En nog altijd eischt de Hongaarsche grondwet, dat de Koning zal behooren tot de Roomsch Katholieke Kerk.

Heeft alzoo , het Calvinisme in , Hongarije nooit zulk een breede nationale wortelvertakking gehad als hier, daarbij komt nog iets. De Gereformeerde Kerk in Hongarije heeft altoos in haar antithetische liouding tegenover de Roomsche kerk volhard. Maar de leden van de Gereformeerde Kerk volgden dit voorbeeld niet. Zij hebben zich door huwelijk met de leden der Roomsche kerk vermengd. Het gemengde huwelijk (en dat bestaat dan hoofdzakelijk in een verbintenis van Roomschen met Gereformeerden) heeft zulk een uitbreiding verkregen, dat de voor eenige jaren vermoorde Calvinist graaf Tisza eens sprak: op het gemengde huwelijk is de Hongaarsche staat gebouwd.

De heillooze gevolgen der gemengde huwelijken zijn niet uitgebleven. Volgens betrouwbare inlichtingen is het lezen van de Schrift in Gereformeerde gezinnen geen gewoonte. Het publieke gebed van den huisvader evenmin. Het zijn weer uitzonderingen, waar men dit wel aantreft. Is het te gewaagd om dit 'zoo al niet uitsluitend dan toch in hoofdzaak aan het gemengde huwelijk toe te schrijven? Waar Rome de schriftlezing aan haar leeken verbiedt, moet om den vrede te bewaren den bijbel in de huizen wel een gesloten boek blijven en verkeert men persoonlijk alleen in de. kerk onder het bereik van Gods Woord. Wie kan de geestelijke schade berekenen, wellve hierdoor is veroorzaakt? Het mag wel een Avonder van Gods genade heeten, dat het Calvinisme er in Hongarije nog is en dat het zich hier en daar nog zoo heerlijk openbaart. Maar men zal wel gevoelen, dat het er in ons land vóór een zestig, zeventig jaren heel wat beter voorstond. Toen werd de Schrift in breede kringen dagelijks vaak driemaal onderzocht. In dit opzicht zijn we eer erop achteruit-, dan vooruitgegaan. Wat hadden we hier een "bijbelvaste vromen. En welke gaven des gebeds bleken vele eenvoudigen, wier kerkelijk besef allerminst in orde was, te bezitten! De Gereformeerde volkskracht was in sterke mate aanwezig. Zij wachtte alleen op leiding en organisatie. Maar in Hongarije is de Gereformeerde volkskracht veel zwakker. Dat kan ook niet anders. ."Vlleen dichter leven bij het Woord kan hierin verandering brengen. Er is al een zekere kentering. Men hoort van bijbelkringen, welke zich op verschillende plaatsen hebben gevormd, van bijbelbesprekingen, welke hetzij door predikanten of hulppredikanten, hetzij door gewone gemeenteleden worden gehouden. Maar hoezeer wij ons hierover ook verheugen, op die wijze kan de geregelde Schriftlezing in de gezinnen toch nooit worden vervangen. Daarenboven verraden die bijbelkringen soms piëtistische invloeden. De Eethanie-beweging b.v. wordt door zulk piëtisme gekenmerkt. En ofschoon we persoonlijk tegenover deze beweging het standpunt zouden willen innemen: „verderf ze niet, want er is een zegen in", kan het Calvinisme, wil het zijn karakter bewaren, er toch geen fusie mee aangaan.

Nog een andere - oorzaak meen ik te zien.

Daarover nader.

Ter voorkoming van misverstand wil ik waarschuwen, dat men uit mijn woorden niet mag afleiden, dat ik voor de toekomst van het Calvinisme in Hongarije weinig hoop heb.

Het tegendeel is waar.

Ik wil alleen de werkelijldieid nuchter oogen zien. onder de

Zoo alleen kan met eenige juistheid worden bepaald, wat er voor Hongarije te doen valt.

-^ Verkeerde wlsselstand. I.

In het „Geref. Theol. Tijdschrift" verdedigt Dr van der Vaart Smit thans zijn gevoelen, dat de Doop niet alleen aan het kind, maar tegelijk ook aan de ouders wordt bediend.

Indertijd beloofden wij onze lezers van deze verdediging op de hoogte te zullen stellen.

Ondanks de bejeigoning, welke wij van Dr v. d. V. S. ondervonden, zien wij hiervan niet af.

Wij zijn het aan onze lezers verplicht.

Bovenal dringt ons de waarheid tot spreken.

Nu kunnen wij wel vooruit voorspellen, dat hierop van het anonymo vulkaantje in de „N. R. Ct.", dat zich aandient als „van Gereformeerde zijde", „een Gereformeerd medewerker", „onze Gereformeerde medewerker" of iets dergelijks, een uitbarstinkje te wachten is, dat ons met steenen en modder zal trachten te bedekken. Wellicht opent het ook een 'kratertje in het „Alg. Handelsblad".

Want welke verschillende standen deze anonymus in den loop der jaren, gelijk onzen lezers bekend is, ook hebbe aangenomen, hierin is hij zichzelf gelijk gebleven, dat ieder, die maar naar Dr v. d. Vaart Smit wijst, door zijn steken, hetzij onder of boven water, getroffen - wordt.

Hoezeer hij ook poseert als vredestichter — hij nanr nog kortgeleden „Timotheüs" onderhainden, omdat dit blad uit de kwalifikatie „traditioneel geloovigen" zeer terecht vijandschap proefde — en als man van nobele manieren, wanneer Dr v. d. V. S. wordt aangevallen, zet hij het na maanden of jaren door allerlei geniepigheden betaald.

Dit valt zelfs zóó op, dat meer dan één, toen wij ons eerste artikel in de onderhavige kwestie geschreven hadden, ons profeteerde: daarop zal de anonymus in „N. R. Ct." en „Handelsblad" op de hem eigen wijze reageeren.

Ik heb "iemand geantwoord: ik weet dat ook wel, zwijg gij stil.

Dan — voor de rommelingen van dit Etnatje mogen wij niet uit den weg gaan.

Intusschen willen wij Dr v. d. pond objektiviteit geven. V. S. het volle

Ofsohoion wij in een ander geval misschien dadelijk met de ontledingen van zijn argumenten zouden be-

giiinen, willen Avij in dit geval den schrijver zelf geheel laten uitspreken, hoeveel plaatsniimte dit ook kost.

Wij wenschen onze lezers in de gelegenheid te stellen eerst zelf hun oordeel te vormen.

Hier volge dan de eerste en grootste helft zijn apologie. van

Een vierde hoofdpunt is de vraag, of het sacrament uitsluitend aan het kind bediend wordt, dan wel of de ouders inderdaad aan het sacrament deel hebben (door de herhaling hunner belijdenis n.l.).

De ouders deel of niet?

Op dit punt gewerd mij weinig steun en veel bestrijding.

Ds Hagen schreef: „dat het toch zoo duidelijk is, dat de ouders natuurlijk wel met den doop te maken hebben, trouwens ook heel de gemeente, maar dat het sacrament zelf toch alleen het kind geldt". Ds Post schrijft: , , De doop is alleen voor de persoon, die hem ontvangt, en, bij den kinderdoop, ook niet in 't allergeringste voor de ouders". Evenzoo laat zich rüt D , s K.. S. B o um a: „Een sacrament, dat voor een deel door den een en voor een ander deel door den ander wordt genoten, kent de Heilige Schrift niet". Idem Prof. Dr H. B o u m a n: „Nergens in Gods Woord of de belijdenis" is er eenige grond aan te voeren, dat de ouders mede het sacrament ontvangen".

Op dit punt is dus de taak voor mij niet gemakkelijk, des te minder nog, omdat mijn bestrijders wel verklaren, dat zü mijn idee niet juist achten, doch nalaten om de verbondsbeschouwing, die ik in dit verband trachtte te geven, grondig aan te tasten.

Laat ik trachten een korte toelichting ter adstructie van gevoelen te geven.

In de eerste plaats diene, dat uitspraken als van Prof. Bonman en als van Ds Post, als ware nergens in de Schrift, of de belijdenis of het doopsformulier of de Kerkenorde ook maar iets te vinden, dat steun biedt aan mijn gevoelen, toch wel ietwat gewaagd is. Wat de Schrift betreft, reeds in het eerste Bijbelboek valt er alle nadruk op, ook daar, waar hel niet over de besnijdenis van Abraham zelf gaat, dat God de besnijdenis aan Abraham gegeven heeft tot een verbondsteeken en zegel.

De besnijdenis geschiedt natuurlijk aan ieder individueel. Maar van den aanvang af, wordt deze verbondshandeling niet atomatisch gezien, doch organisch als een handeling die het geslacht aangaat.

Voorts hebben mijn bestrijders dan wel zeer sterk heengelezen over een uitdrukking als bijv. in het doopsformulier, dat de doop dient „om ons en onzen zade" Gods verbond te verzegelen. Vermoedelijk ziJn er van deze uitdrukking diverse exegesen te geven, — dat moet wel — maar nu te zeggen, dat er nergens iets te vinden is, dat steun zou bieden aan mijn gedachte, is toch wel wat sterk gesproken. In het doopsformulier biedt de uitdrukking „om ons en onzen zade zijn verbond te verzegelen" steun aan mijn meéning.

Maar laat ons, zonder langer hierbij stil te staan, deze •zeer belangrijke vraag direct dogmatisch trachten te benaderen. Ik begin dan met de nadere toelichting van de door mij gebruikte uitdrukking, dat de genade-weldaden historisch en psychologisch „vermittelt" worden en ontleen tot dit doel een voorbeeld aan bet artikel van Ds Post.

D s P o s t zegl: dat de doop van een volwassene den kinderdoop insluit, omdat tegelijk het zaad van zoo iemand geheiligd is, zoodat de kinderen; die hij voortbrengt recht hebben op den doop, hetwelk zich zel, fs uitstrekt tot de reeds geboren kinderen, wanneer die nog klein zijn" (spatiëering door mü, V. d. V. S.). Tracht men zich te realiseeren, wat dit laatste beduidt, zoo is duidelijk, dat de grond voor den doop van zulke kinderen niet uit de eigenlijke geboorte uit geloovige ouders ontleend is, immers by de geboorte waren de ouders nog „ongeloovig", doch veeleer steunt op de verbondsgedachte in breederen zin des woords, en deze verbondsrelatie tusschen ouders die geloovig worden en hun reeds eerder geboren kleine kinderen alleen dan als reëel gedacht kan worden, indieü men zich die verbondsrelatie, losgedacht van het feit der pliysische geboorte, historisch en psychologisch vermittelt denkt. Zeker, ik ontken niet, dat de Heere God de ziel en den arbeid der ouders niet noodig heeft, om het zieleleven van kinderen in bet rechte pad te leiden. Een enkel opponent, die hier misschien reeds bij voorbaat ketterij zou ruiken, ontvangt bij voorbaat de verzekering, dat ik de onmiddellijkheid der genadewerking Gods geenszins ontken en daar ook geen oogenblik over denk. Er is een „ordening van Melchizedek" en een „ordening van Abraham". En de eerste gaat naar de vrijmacht Gods altoos door. Maar ook de tweede gaat altoos door. En handelen we over den doop, dan belijden wij daarbij te weten van de ordening van Melchizedek, doch ons kerkelijk handelen en met name ons doopen geschiedt niet op grond der ordening van Melchizedek (de verborgen dingen zijn voor den Heere onzen God, Deut 29:29) niet „op grond van" de wedergeboorte, noch ook op grond van de onderstelling der wedergeboorte, maar op grond der geopenbaarde dingen naar de ordening van Abraham. En over de laatste uitsluitend, omdat zij tot de geopenbaarde dingen behoort en ter zak.^ den grond voor den doop biedt, hebben wij biJ het naspeuren der verbondsrelaties' gelijk God de Heere die, naar het verbond aan Abraham gezworen, tusschen „U en Uw zaad na U" leggen wil, hier te handelen Deze relatie is een organische relatie, een relatie van ziel 'tot ziel en van leven tot leven, psychologisch en historisch. En daarin ligt de begrijpelijke grond van een doop, als in het hier besproken voorbeeld bedoeld. Onze kinderen zijn niet „in Christus geheiligd" omdat God dat nu eenmaal zoo wil en zonder dat Hij daarbij de brug legt van de ouders naar het kind, doch de Heere w i 1 het en werkt het tegelykertijd en doet dit niet alleen in den omniddellijken maar ook in den middellijken weg. Natuurlijk is er verband tusschen het onmiddellijke en het middellijke. Een diepe en voorzichtige analyse zou dit in het licht hebben te stellen. Maar zonder in het subtiele dezer gedachtenrijen verder door te dringen, mag voor dit oogenblik wellicht geconstateerd, dat „naar de ordening van Abraham" deze historische en psychologische Vermittelung der genadewerking er (ook) ongetwijfeld is en in de leer van den doop aandacht verdient.

Vanzelf voert zoo de gedachtengang tot de toepassing van de verbondsbeschouwing, die in het bovenstaande opgesloten ligt, op de bediening van het sacrament.

In het sacrament is tusschen tweeërlei, n.l. het „teeken en zegel" en de „beteekende zaak", of eigenlek tusschen drieërlei, het „teeken en zegel", de „beteekende zaak" en de „conjunctie", de „verbinding" tusschen die beide te onderscheiden. En volgens de Geref. dogmatiek behoort dit tweeërlei of drieërlei tot het gezamenlijke wezen van het sacrament.

Kan ik dus aantoonen, dat wat door mij ter zake in „Vragen aangaande den H. Doop" betoogd werd onder dit tweeërlei of drieërlei thuis behoort, dan heb ik het vereischte bewijs geleverd en mijn opponenten weerlegd.

Nu zou het artikel — toch reeds rijkelijk groot — te uitvoerig worden, indien ik daartoe van veel dogmatici dogmengeschichtUch citaten samenbracht. Men veroorlove .mij. voorhands slechts C a I v iJ n uit den ouderen tijd en Dr H. B a v i n c k uit den eigen tijd te citeeren.

G a 1V ij n sluit zich in zijn sacramentsleer zeer sterk bij Augustinus aan en geeft bijv. in de 2de uitgave van de institutie (Instit. 1539/43, 16, 7) Augustinus' opvatting en eigen systeem in kern door midde! der volgende uitspraak weer: „Augustinus discit ver.bi efficaciam in sacramento proferri, non quia dicitur sed quia creditur". Non quia dicitur, sed quia creditur! Niet omdat' het gesproken, maar omdat het geloofd vrordt!

Laat ons deze klassieke uitspraak letterlijk en naar de volle beteekenis trachten te nemen. D w. z.: er is in het sacrament tweeërlei (Galviin en Augustinus beide; een signum visibile, een zichtbaar teeken, en een ros coelestis spiritualis, een geestelijke, hemelsche zaak. Bij den doop i§ het signum visibile het water. Dit wordt aan het kind bediend. Daarover is geen verschil. Het sacrament echter wordt pas sacrament, wanneer het zichtbare, teeken verbonden is met de geestelijke, hemelsche zaak (res coelestis spiritualis). En deze verbinding komt uitsluitend tot stand door het „quia creditur", d. i. indien en omdat en voorzoover het met een persoonlijk geloof wordt aanvaard. De beteekende zaak is in der waarheid hemelse h, het teeken is in der waarheid zichtbaar enaardsch (dit is de scheiding van het tweeërlei, door G a I v ij n zoo sterk mogelijk geadstrueerd), het sacrament als genademiddel is er echter pas, als deze beide onvermengbare' elementen door het geloof verbonden worden. Bij het avondmaal kan het „eten" slechts geestelijk door het (persoonlijk) geloof geschieden; een lichamelijk eten en een eten door de ongeloovigen (manducatio oralis et indignorum) is uitgesloten. Ontbreekt de aanvaarding door het persoonlijk geloof, dan was er geen sacrament. Tot het wezen van het sacrament behoort, behalve de hemelsche beteekende zaak en hot aardsche teeken en zegel, het (persoonlijk) geloof, dat beide verbindt. Aan de actio Gods (de actio a parte Dei, zie „Vragen aangaande den H. Doop") beantwoordt dt) geloofsbelijdenis van den mensch. En slechts zoo wordt de strenge scheiding van „figura" en „Veritas" (van teeken en beteekende zaak) tot „conjunctie", tot verbinding en is er een sacrament. God biedt door het instrument Zijn genade aan, doch dit „offerre" (aanbieden) wordt alleen tot „accipere" (aannemen) indien een persoonlijke geloofshandeling de aangeboden genade aanvaardt. Slechts dan is er een sacrament, als aan het persoonlijk aanbieden van Gods zijde (door het instrument) een persoonlijk geloofsaanvaarden beantwoordt. Elders drukt Galvijn het weer zoo uit' „Soli jam Deo illam (gratiam) nihilominus acceptam refero, uteumque mediis ab ipso ordinatis utar. G o n-j u n c t a m quidem Dei gratiam sacramentis esse fateor, non tempore, non loco, sed quatenus vas fidei quisque affert, ut quod illic figuratur obtineat".

Gewoonlijk wordt in de dogmatiek (ook door C a 1-V ij n) geleerd, dat het wezen van het sacrament uit tweeërlei bestaat, res en signum, beteekende zaak en teeken. Men vatte echter wel in het oog, dat dan onder „beteekende zaak" door G a 1 v ij n (èn de Geref. dog-

matiek) steeds zoowel het objectieve aanbod der genade als de subjectieve aanvaarding der genade door het geloof, zoowel de actio a parte Dei als de actio a parte hominis, worden samengevat. Men kan dus met evenveel recht zeggen, dat in het wezen van het sacrament een drieërlei is te onderscheiden: a. de handeling Gods, het daadwerkelijk aanbod der genade in het sacrament; b. de handeling des menschen, de bewuste, persoonlijke geloofsaanvaarding van de in het sacrament aangeboden genade, en c. het teeken en zegel. Dat beide eerste „handelingen" (herhaaldelijk wordt in dit verband met nadruk van handelingen, actiones, gesproken!) echter als één worden samengevat in de ééne „res", de beteekende zaak (het Verisum Dei), is een recht Augustinische—^Calvinistische gedachte. Het onderscheiden van slechts tweeërlei, res en signum, beteekende zaak en teeken, is, mits men nu ook de „beteekende zaak" in baar o b j e c t i e f-s u b j e c t i e v e n a a r d erkenne, zeker niet een minder gelukkige f ormuleering.

Ik geloof met de gegeven citaten en toelichting mijn theorie ter zake in „Vragen aangaande den H. Doop" als recht Calvinistisch en Gereformeerd te hebben gehandhaafd.

Een enkele schreef, dat hij zich „de oogen uitwreef" bij het lezen mijner theorie. Nu, dat blijkt dan ook wel zeer noodig geweest te zijn. Deze verbaasde lezer herkenne en erkenne thans zijn oude Institutie.

\ ooi' wij verder gaan één verzuchting.

Vau groot respekt voor zijn bestrijders en van betamelijke bescheidenheid getuigt deze laatste zinsnede helaas niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

In de Donaulanden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's