GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zes jaar Padvinden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zes jaar Padvinden.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de algemeene vergadering van het Nederlandsch Bijbelgenootschap, 21-Juni 1928 gelionden, refereerde flr H. Kraemor over zijn arbeid in Indië; deze rede is uitgegeven en is de kemiisneming overwaard.

Dr Itraemer is niet alleen in ons land een bekende. Op de Zendings-Conferentie te Jeruzalem nam hij een vooraanstaande plaats in. Immers, op die Conferentie was de kwestie van de prediking orrder de nietr.liristelijke volken de hoofdschotel. Eenige beroering had het verwekt, dat in de tevoren iirgediende adviezen en overzichten zoo sterk de nadruk gelegd was op „the religious values of the non-Christian religions". Het werd dan ook noodig geoordeeld, mede om misverstand in dezen weg te nemen, om in de uit te geven Handelingen der Conferentie een afzonderlijk hoofdstuk op te nemen onder den titel: „Wat is.de waarde van de religieuse waarden van de niet-Christelijke rehgies? "

En dit hoofdstuk zou door dr Kraemer worden bewerkt; inderdaad een vereerende opdracht. Door ongestel dlieid werd hij hierin verhinderd, en de bekende Amerikaan dr Speer nam zijn taak over. Maar dr Speer constateert, dat niemand beter tot dien arbeid geschikt geweest was dan dr ICraemer wegens zijn sympathiek verstaan van de niet-Christelijke religies on wegens zijn „clear apprehension of the unique and universal elements in Christianity".

Nu, dr Kraemer was zes jaren in opdracht van het Ned. Bijbel Gen. werkzaam in Indië, en met name op Jaiva. Het verslag, dat hij van zijn arbeid geeft, wenschen wij in vele handen; het boeit van het begin tot het einde, en geeft zeer veel licht over allerlei kwesties.

Eerst was liij bestemd voor Nieuw-Guinea, om daar te doen wat dr Adriani tijdens zijn leven op zoo voortreffelijke wijze in Posso had gedaan. Maar de weg leidde elders heen.

Door ernstige studie had hij zich toch met het Indische leven op de hoogte gebracht en was toen tot de gedachte gekomen, dat de zending op Java behoefte had aan een man, zooals het Bijbelgenootschap aan de zending pleegt ter beschikking te stellen. Hij had daarvoor drie redenen.

„Ten eerste om het gewichtige werk te doen van persoonlijk contact aan te knoopen met de kringen, die het Javaansche geestesleveir, zij het dan ook voornamelijk in conserveerenden zin, representeeren, en met de kringen, die op de een of andere wijze, politiek, cultureel of godsdienstig, reageeren op de geestelijke en stoffelijke penetratie van het zoogenaamde Westen. En dat met het doel de zending voor te "lichten en in een levende, intelligente aanraking er mede te brengen.

Ten tweede om het zendingswerk in zijn centralen arbeid der Evangelieverkondiging tot nieuwe en verdiepter probleemstelling te brengen, door een nauwkeuriger en liefdevoller aandacht van den geestelijken bodem, waarin het zaad gezaaid wordt.

Ten derde, en dit bekleedde oorspronkelijk de grootste plaats in mijn studentikoze gedachten tengevolge van veel lectuur over Britsch-Indië, om in de geestelijke verwarring, die de niet tot den Westerschon beschavingskring behoorende volken en rassen doorleven, christelijk medeleven en medestrijden ter verlossing te toonen."

Toen dr Kraemer deze gedachten uitsprak, werd hij de aangewezen persoon geacht. En zoo ging hij naar Indië.

Hij beschouwde zijn arbeid als padvinden, oi-n de Iwee gedachten, welke in dit woord inzitten; allereerst het onzekere zoeken van het begin, en daarna het zekere vertrouwen van het vinden.

Op zijl! reis in November 1921 naar zijn post op Java, toefde hij eerst eenigen tijd in Caïro. In een paar bladzijden vat hij de indrukken, daar opgedaan, samen, welke vol zijn van kostbare opmerkingen. Van hoeveel belang het kort verblijf aldaar voor liem zelf was, blijkt uit deze woorden: „Eerst in Caïro drong met voldoende duidclijklieid tot mij door, dat de zending in de groote Oostersche cultuurlanden de kampioen moet zijir voor een universeel Christendom, d.i. een Christendom, dat niet alleen eischen . stelt en balsem schenkt voor persoonlijk zieleleven, maar voor alle levensverhoudingen. Het was dan ook normaal, en historisch, moreel en religieus noodzakelijk, dat de Con-133 ferentie te Jeruzalem zoo ingespannen met dit aspect der zending is bezig geweest".

Hij koos op Java zijn woonplaats op Midden-Java, en wei te Djocja. Daardoor kwam hij in onmiddellijke aanraking met de zending der Gereformeerde Kerken.

Merkwaardig is zijn bekentenis over zijn verhouding tot onze zending. Hij deed daar niet aan wat men rechtsIreeksch zendingswerk zou kunnen noemen, omdat „mijn verhouding tot de op Midden-Java werkende zending der (rereformeerden toen nog zoo nevelig en onzeker was, dat gevaar van misvatting zeer nabij was. Een misvatting, die daarom te meer niet post mocht vatten, omdat de aard van mijn werk en het feit van mijn uitzending door het Bijbelgenootschap eischten, dat mijn positie er een moest worden in het geheel en niet in een deel der, zending. Aan dit inzicht heb ik steeds als een onwrikbaar beginsel van beleid vastgehouden, en het is mij een voldoening thans te mogen zeggen, dat de zooeven genoemde verhouding zeer veel van haar nevelachtigheid verloren heeft". Erg duidelijk zijn deze opmerkingen niet; misschien laat dr Kraemer ze wel opzettelijk zoo „nevelachtig". Ze geven den indruk, dat onze zending voor de algemeene positie van dr Kraemer geen oog had, en hem wilde annexeeren yoor zichzelf; wat toch niet is aan te nemen! Eerder zouden wij een principieel verschil van opvatting hebben verwacht. Doch dr Kraemer laat ons in de „nevelen" zitten.

Het overzicht, dat dr Kraemer van zijn arbeid geeft, laat ons 2; ien, hoe hij in zijn padvinden al spoedig het rechte spoor te pakken kreeg.

Kleine oorzaken hebben meermaleir groote gevolgen. Hij had niet gedacht, dat zijn aanbod, om in de „Opwekker" maandelijks een revue van de Inlandsche bladen te geven, tot zoo gewichtige gevolgen leiden zou. Deze overzichten trokken de aandacht zelfs van regeeringspersonen; maar hem zelf dwongen zij te meer tot nauwkeurig zich rekenschap geven van de Javaansche verhoudingen.

Merkwaardig zijn in dit verbaird deze woorderr: „Waarop voor mij in het huidig tijdperk van Westersch overwicht en Oostersche minderheid de nadruk ligt, is dat ieder universeel en moreel denkend mensch, voor wien de wereldgeschiedenis een hoogeren, goddelijken zin heeft, moet verlangen, dat de wereld een gemeenschap van vrije, krachtige volken wordt en dat hij daarom met droefheid, die tot activiteit ter verandering prikkelt, .moet waarnemen, dat het epitheton vrij en krachtig, om factoren in en buiten hen gelegen, voorloopig rrog ontoepasbaar is op vele volken".

Natuurlijlv heeft dr Kraemer zich vooral met de zending ingelaten.

Hij heeft het werk der zerrding ernstig bestudeerd, en onderzocht wat het is en hoe het zijn moet, en wat er te doen valt. Het meest interesseert ons zijn oordcel over onze zending op Midden-Java.

Hij merkt op, dat de arbeid op Midden-Java ten Zuiden geestelijk het gemakkelijkst is. Bovendien begon de arbeid daar in een tijd, toen Java reeds aan het ontwaken was, zoodat hier niet, zooals op andere terreinen, de zuiging der tiistorie belemmerend werkt. En dan prijst hij: „Het is een groote verdienste, dat men daar doelbewust, weloverlegd en met krachtige hand heeft aangegrepen".

De waarschuwing ontbreekt echter niet, als hij schrijft: „Eén groot gevaar echter, dat zich onvermijdelijk zal rnanifesteeren, bedreigt het werk op 'Midden-Java, en wel, dat het bij het leggen van zijn geestelijke fimd'amenten den aard en den inhoud van den Javaanschen geest, die zijn tenaciteit alle eeuwen door zoo klaar gedemonstreerd heefl, bijna geheel negeert".

Dit woord is meer dan een waarschuwing, het is tegelijk een ernstige beschuldiging, welke wij zonder bewijs niet wenschen te aanvaarden. Wij vreezen, dat hier de oorzaak ligt van de „nevelaohtigheid" van zijn houding tegenover onze zending. Wij verwachten,

dat onze zendelingen op hun tijd wel op deze besclmldiging zullen antwoorden.

Er ware nog zeer veel te" noemen uit deze rede, wat evenzeer belangwekkend is, b.v. de oprichting van een Javaanschen zendingsraad, welke moet dienen tot bereiken van het ideaal: alle Javaansche Christenen één samenhangende Javaansche Christengemeenschap! Doch wij meenen reeds genoeg te hebben genoemd, om de beleekenis van deze rede te doen uitkomen. Moge zij vele lezers vinden, en ook aan de kwesties, hier aangegeven, alle aandacht worden gewijd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Zes jaar Padvinden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's