GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Nieuwe Moraal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nieuwe Moraal.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dezer dagen verschenen een tweetal uitgaven, die, totop zekere hoogte althans, over dezelfde quaesties handelen, en daardoor bij elkaar behooren: een brochure van Mr A. de Graaf over „De Nieuwe Moraal"!) en de samenvoeging onder den titel „H e t Z e d e 1 ij k h e i d s V r a a g s t u k" 2) van de zes lezingen, die vanwege de Commissie uit de kerkeraden der Ned. Herv. Gemeenten van Groot-Rotterda.m den vorigen winter gehouden zijn ter voorlichting van ouderen en jongeren.

Wanneer we op deze beide geschriften onder „Literatuur en Kunst" de aandacht vestigen, lijkt dat een betreden van een terrein, dat niet door deze rubriek van ons blad wordt bestreken: boeken over moraal behooren niet tot de belletiie. Maar wanneer we ons er rekenschap van geven, dat belletrie, in 't algemeen literatuur, is: spiegel van den tijd, dan oordeelen we anders. Dan zien' we, dat do literatuur, en met name de moderne literatuur draagster is van de denkbeelden van den tijdl niet alleen, maar dat ze, als een der grootmachten van het moderne leven, ook een sterken invloed oefent op dat denken. Dan zien we óók, dat de tegenwoordige literatuur in 't bijzonder zich bezighoudt met de vraagstukken van moraal en sexualiteit, die de moderne problemen zijn^ en dat ze daarbij niet op een afstand blijft, doch welsprekend pleitbezorgster is van het moderne streven naar autonomie, ook en vooral op dit gebied. En dan verstaan we, dat er wel waarlijk verband is tusschen literatuurbeschouwing, die doel en inhoud is van deze rubriek, en geschriften, die de vraagstukken van dezen tijd bespreken, en we zien dat verband zelfs als direct, ten aanzien van boeken-als de genoemde, die handelen over de urgenties van moraal en moraliteit.

Immers, geschriften over de nieuwe moraal en

over het zedelijkheidsvraagstuk behooren tot het materiaal, dat men noodig heeft om over de openbaringea der moderne Hteratuur zich een oordeel te vormen. Men kan eerst goed begrijpen, wat de modemo literatuur en dan in 't bijzonder de moderne roman is en wil, als men op de hoogte is van wat deze en dergelijke vraagpunten inhouden. Niet ten halve verstaat men den tegenwoordigen roman, als men niet weet, wat de moderne problemen van sexualiteit en moraal zijn. En men kent stellig niet den vollen omvang van het gevaar, dat van de zijde der literatuur het moderne leven bedreigt, als men niet haar behandeling van deze problemen vergelijken kan met den inhoud der problemen zelve. Als achtergrond achter moderne-literatuur-beschouwtng behoort te staan kennis van de moderne levensvraagstukken.

't Is daarom dan, dat we in deze rubriek van ons blad op de bovengenoemde uitgaven wijzen. Juist in deze rubriek. Wiant voor wie zich interesseert voor moderne literatuur zijn deze geschriften van direct en uitnemend belang.

Mr do Graaf behandelt zijn onderwerp naar een zeer overzichtelijke indeeling. Hij spreekt eerst over de oude moraal. Kort en bondig toont hij aan, dat die rustte op het , , gij zult niet" van de wet Gods, en dat haar eigenlijke inhoud was het „wordt der wereld niet gelijkvormig". Het lichamelijke, vooral het sexueel-zinlijke, werd opgevat als vrijwel identiek met het zondige en alleen wat geestelijk was, werd .goed geacht. Uit deze opvatting vloeide voort een zekere mijding ten aanzien van de verschillende levensverhoudingen en de eisch tot geestelijke approbatie van wat met het lichamelijke in betrekking staat, in casu huwelijk en huwelijksliefde.

Van lieverlede begon echter zich te openbaren het doordringen van een nieuwe moraal. Mr de Graaf wijst daarop in de tweede plaats. Geen wereldverzaking meer, maar een veroveren van alle terreinen des levens, niet meer een antithese, maar een geleidelijk wordende synthese. En daarmee kwamen de concessies van het Christendom aan de wereld, „concessies in kleeding, in zeden, in vrijen omgang tusschen de sexen, door coëducatie, samen kampeeren, zwemmen, dansen, door fikns, door radio, door lectuur". Het oude standpunt werd zoo langzamerhand geheel verlaten. Maar, aldus vraagt Mr de Graaf, wat heeft daarin overwonnen? Het Christendom de wereld, of, omgekeerd, de wereld op elk levensgebied het christendom? Wie op deze, bijna rhetorische vraag, het antwoord niet weet te geven, onderzoeke inhoud en basis van de nieuwe moraal. Mr de Graaf helpt hen daarbij, door als derde onderdeel van zijn stofbehandeling die beide in hoofdlijnen aan te geven. De inhoud van de nie'.iwe moraal komt neer op het standpunt „dat alles geoorloofd is, wat een ander niet benadeelt". , , A priori is dus niets verkeerd. Een: „gij zult niet" bestaat niet. Men volgt de natuur, die zelve goed is; mocht men zich daarin vergissen. dan is de staat daar met zijn wetten, om onmaatschappelijke gevolgen te voorkomen of weg te nemen, en om in zooveel mogelijk gevallen een practische oj)lossing mogelijk te maken". En de basis van dit alles is , , dat goed is, wat men meent dat nuttig is voor den staat". Maar, aldus de Schrijver, het karakteristieke van deze opvatting is, dat zij niet nieuw is (zuiver heidensch) en dat zij geen moraal is, maar onbeperkt opportunisme. En daarin is dan ook het antwoord gegeven op de vraag van zooeven. W, ant opportunisme is altijd amoreel en het amoreele voert onvermijdelijk tot het immoreele.

Wat moeten we dan? Terug naar het oude? Neen, zegt Mr de Graaf, want, „zij, die het natuurlijke vlieden en in verzaking, wereldvlucht, ascese heil zoeken, hebben de groote levenswet, die de Bijbel ons leert, niet begrepen". Die levenswet is, dat niet het vleeschelijke, het natuurlijke zélf vijandschap tegen God is, maar het bedenken des vleesches, dat uitgaat van den geest, 't Is de geest, die moet worden veranderd, die aan God moet onderworpen en verlost van het vleeschelijke: en dat kan niet dan door de wedergeboorte. Een vlieden van het natuurlijke is dus een gaan uit den weg, die naar de eenig mogelijke oplossing voert.

Niet terug dus naar het oude. Het nieuwe aanvaarden dan? Neen, zegt weer Mr de Graaf, want „zij, die zich aan het natuurlijke onderwerpen, die gelooven, dat de natuurlijke evolutie heil zal brengen, zij, die de jongeren leeren hun natuurlijke wenschen te volgen, die hen daarin helpen en practische oplossingen zoeken, alleen om de maatschappelijke moeilijkheden, die het vervullen van die begeerten meebrengen uit den weg te ruimen, zij helpen de Jeugd niet uit hun wezenlijke nooden, maar zij verraden de jeugd".

De schrijver doelt hier bepaaldelijk op menschen als Ben Lindsey, den Amerikaanschen kinderrechter met zijn theorieën van Huwelijk en Kameraadschap. Maar volkomen passen deze woorden ook op de literatuur, op de romans, die metterdaad zijn een propaganda voor het volgen van de natuurlijke wenschen en met groote en meesleepende overtuiging bevechten de maatschappelijke moeilijkheden, die aan het vervullen van die begeerten in den weg staan. En alzoo raakt zijn diagnostiseerende critiek direct ook de moderne literatuur en is zijn behandeling van de nieuwe moraal van belang ook, en zeker niet in de minste plaats, voor moderne-literatuurbeschouwing.

Maar nog altijd is er de vraag: Wat dan? Mr de Graaf beantwoordt die in het laatste deel van zijn brochure, als hij spreekt over „de vernieuwde oude, d.i. de echt-Christelijke moraal": leven in de verwachting op de aanneming tot kinderen Gods, n.l. de verlossing van ons lichaam. Wie aldus het kindschap Gods zoekt „„legt af — niet het lichamelijke, niet het natuurlijke, zoekt niet zijn kracht in „Raak niet" en „Smaak niet" en „Roer niet aan", in al deze „eigenwillige" godsdienst, die van geen waarde is; maar: „afgelegd hebbende de last der zonde, die ons lichtelijk omringt, zoekt hij met lijd­ zaamheid te loepen de loopbaan, die ons voorgesteld is." "

Zulk een beginsel, doordringend in de nooden der moderne jeugd, „ „zoekt de jongeren te leiden niet door naar de jongeren te zien en hen te analyseeren, en. hen naar ons te doen zien, maar door zelf te zien (waardoor zij zullen zien) naar den „oversten Leidsman en Voleinder des geloofs Jezus, dewelke voor ds vreugde, die hem voorgesteld was het kruis heeft verdragen en de schande veracht en is gezeten aan de rechterhand des troons van God"; en 'door zelf te hooren, waardoor z ij met ons zullen hooren naar de woorden: , , gij hebt nog ten bloede niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde", waardoor 'de volle man door God zelf in ons wordt wakker geroepen"."

En dan is de conclusie deze: „Daarom inderdaad een nieuwe moraal, zooals er zijn zal een nieiuwe hemel, maar ook een nieuwe aarde, waar de wet der evolutie van den strijd om het bestaan verbroken zal zijn." ...

Wat in deze, door benijdenswaardige kortheid uitmuntende, behandeling van het moeilijke vraagstuk dor nieuwe moraal treft, is het hoog stellen van het ideaal, als de eenig mogelijke oplossing van hot probleem. Misschien zou iemand, die weet van de worsteling der jeugd om een bevi'edigende levenshoudmg, zooals die op drastische wijze geteekend wordt in de romans van Liebmann, Werf el, Renker, Sueskind, Marcel Prévost, Adams en andere buitenlandsche schrijvers of van Jo Manders, Piet van Veen, Maurits de Vries e.d. der eigen literatuur, bij eersten indruk een meer practisch gestelde oplossing gehoopt hebben. Maar, als hij werkelijk op de hoogte is van wat die boeken leeren omtrent de moderne jeugd en de nieuwe moraal, zal hij tot de erkentenis moeten komen, dat deze ideëele instelling inderdaad tegelijk de eenig practische is. Want terecht zegt Mr de Graaf, dat wat de jongeren zoeken en noodig hebben is een steun, „die zichzelf niet bewust is steun te zijn", dat wil dus zeggen, die zelf in afhankelijkheid 'kracht izoekt tegen de groote, vijandige, verraderlijke wereld. Hier helpt geen menschelijk beraad en wordt niet uit menschelijke maatregelen een betere toestand geboren, hier baat alleen de verlossing van het natuurlijke, door het geestelijke, dat zelf verlost moet zijn van zijn hoogmoed en zich eerst door wedergeboorte aan God moet hebben onderworpen.

De beschikbare ruimte, aan deze rubriek toegemeten, laat niet meer toe een bespreken van het tweede boek. Daarover dan in een volgend artikel'.


') Uitgegeven door de N.V. Algemeene Boekhandel voor Inwendige en Uitwendige Zending te 's-Gravenhage.

=) N.V. W. D. Meinema, Delft, 1930.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

De Nieuwe Moraal.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's