GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wilma’s nieuwste Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wilma’s nieuwste Boeken.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na de bespreking van den roman „Koningskinderen" van O. Rijnsdorp, waarmee ik in het vorige nummer een artikelenreeks over nieuwe christelijke boeken aanving, vragen thans onze aandacht twee sinds kort verschenen boeken van de bekende Schrijfster Wilma: „Vergezicht" i) en „Kerstkinderen". ^)

Het zijn beide schetsenbundels, die dus brengen een aantal op zichzelf staande stukken. In den laatstgenoemden zijn die sam.engebonden, doordat ze, op een enkele uitzondering na, zich groepeeren om het Kerstfeest. •-•••.. ^SM

Wanneer we eerst in 't algemeen dit nieuwe wèrF Sf van Wilma bezien, vinden we aanstonds de karakteristieken, die we kennen uit vorige geschriften. Wilma heeft zelf eens gezegd, dat ze voor alles ontleedde en beschreef het innerlijke leven van haar figuren. Wie de menschen uiterlijk zijn, welke de verhoudingen rondom hen en het gebeuren naast hen zijn, boezemt haar alleen belang in, voorzoover die van invloed zijn op de psychische gesteldheid, welke haar momenteel onderwerp is. Vandaar dat Wilma's constructielijnen altijd in 't vage blijven. Met: „de moeder", „het kind'"_, „de oude man" acht zij de persoon in quaestie voldoende aangeduid; de feitelijke dingen Iaat zij veelal aan het combinatievermogen van haar lezer over; de omgeving, waarin haar „verhaal" zich ontwikkelt is dikwijls zóó abstract, dat die eerder aan een fantasiewereld, dan aan localiseering der werkelijkheid doet denken. En toch is vrijwel ieder grooter of kleiner werk van Wilma op een zelf aanschouwde, dikwijls zelf mee-doorleefde, realiteit gegrond. Maar de menschen en dingen, zooals ze die heeft gezien, worden door haar geabstraheerd, dat is, ze worden van al wat uiterlijk is ontdaan, opdat des te dichter het innerlijke binnen haar bereik komt.

Deze hoofdtrek van Wilma's werk vinden we overal in de beide schetsenbundels terug. In dea eerstgenoemden b.v. in het verhaal van „Het sprookje van de. gesluierde vrouw", „Italië", „De Muziek van de Eeuwigheid", „Gods Meistreel", „D« oudste zoon"; in den tweeden in „Doodenzondag",

„De vreemde tocht", „Bedroefden", „Het glanzende .. . aangezicht".

Een tweede eigenschap is, dat het eigenlijke van Wilma's verhalen en schetsen neerkomt op een mediteeren over het leven, over een verstaan van de diepste levenswaarden, van essentieel levensgeluk. Voor de verschillende optredende figuren is kenmerkend een verlangend tasten naar het begrijpen van levensleed en levensvreugd, een zoeken naar innerlijke harmonie, naar vrede, in 't bijzonder naar vrede in den weg, dien God houdt. Ook hier treffen we telkens die eigenschap aan: in de schetsen, die ik boven noemde, maar ook in „Verrassing", „Irene" uit den eersten—, in „Het teeken", „De Kerstkinderen", „Gereede voeten" uit den tweeden bundel. Beide boeken zijn van deze eigenschap als doortrokken. En in ' vereeniging met de eerstgenoemde, geeft ze er onmiddellijk het Wilma-cachet aan.

In de derde plaats zien we bij Wilma altijd bepaaldelijk geaccentueerd de moederliefde. Over dezeii. groeten rijkdom van het vrouwenhart, die

warmte en koestering-brÉigt in het kiiiderleven, zoogoed als in het eigen leven der vrouw, raakt ze nooit uitgeschreven. Heel haar roman „Moeder Stienefce" was daarvan uitbeelding, maar ook tal van vroegere schetsen waren aan dat ideaal-menschenbezit gewijd. En hier is het niet anders. De moederliefde is in vrijwel elk van de hier geboden verhalen de fonkelende diadeem, die de Schrijfster in het verhaallicht glanzen doet-. „Voorbereiding" en „Rijkdom".uit „Vergezicht", „Annunciatie" uit „Kerstkinderen" hebben haar zelfs als eigenlijk onderwerp.

We komen dus, bij èen — uiteraard niet meer dan vluchtig — beschouwen van deze nieuwe uitgaven in het kader van Wihna's werk in 't algemeen, tot de conclusie, dat ze daarin precies passen, dat zes, zoowel in inhoud als in geest het stempel van de geheele Wilma-literatuur 'dragen. Breedere ontleding van ieder der schetsen zou dat aan de uitkomsten kunnen bewijzen, maar we mogen het in dit verband laten bij een aanwijzen, bij een opmerken ook als een literaire verdienste. De lezer kan, zoo hij wil, het nader uitwerken.

Nu over de beide büM'èls' 'op zichzölfj vooral in aansluiting bij het onderwerp van deze artikelenreeks. Over „Vergezicht" en Kerstkinderen" .dus als nieuwe christelijke boeken. Daarbij ga ik niet in op iedere schets afzonderlijk, maar neem de verhalen samen als de vormende bestanddeelen daarvan.

Het thema, waarop vrijwel al de hier verzamelde stukken zijn gecomponeerd is het — trouwens in de Wilma-literatuur welbekende — pleidooi voor een leven en levenshouding overeenkomstig de eischen der liefde, hetzij dat die is de liefde tot God, hetzij de liefde voor den naaste. Al aanstonds is het duidelijk, dat we daarmede staan voor een der grondgedachten van het Christendom — aan het God-liefhebben hovenal en den naaste als zichzelven hangt immers de gansche Wet en de profeten — en dus ook van de echte christelijke kunst.

Ten aginzien vjjn de eerstei, de liefde tot God, vinden we bij herhaling dezen inslag, dat er is een worstelen om uit de teleurstellingen en moeiten van het leven tot die hoogte op te klimmen. Ook dat is weer typeerend voor het Wilma-werk, dat doorgaans zwaar is van zielestrijd en donker van zorg. Maar uiteindelijk is er dan de triomf van den vrede in en met Gods weg en het komen tot een beschaamd liefdebelijden. In, „Vergezicht" komt dit gegeven 't sterkst naar voren in de schetsen „Gods Meistreel" en „De oudste Zoon", die bepaaldelijk daarover handelen. ' Gods Meistreel, de oude man die in het dusgenaamde verhaal met deze qualificatie wordt aangeduid, zegt in' een gesprek met de Schrijfster „We moeten toch eigenlijk altijd' blij zijn! Want God is liefde en '\ve moeten zoo Gods instrument zijnj dat Gods liefde door onze snaren heen zingt, zóó dat de menschen het kunnen hporen " En dan antwoordt de Schrijfster, „ Maar datzelfde was ik juist aan 't neerschrijven, maar ik sclireef in zoo groeten, twijfel; ik twijfelde aan. de mogelijkheid, dus aan de werkelijkheid van wat ik neerschreef en nu komt U mij zeggen, dat het wezenlijk waar is, en dat het werkelijk zóó moet! Als het zoo moet, dan kan het ook".

Men zou deze woorden kunnen noemen de Schrijfsters-belijdenis van Wilma, want zóó als ze het hier uitspreekt staat het er altijd weer bij haar voor. Eji dan komt daar immer bij de prediking, die teiL dezen uitgaat van de schoonheid der natuur, die ze bij voorkeur als het decoratief rondom haar figuren kleurt.

De tweede liofdesopenbaring, die voor den naaste, krijgt gestalte in de yerschillende vormen van moederliefde, mededoogen met het lijdende, zichzelf offeren met toewijding en het daarin vinden van levensgeluk, e. d. Men leze er de schetsen van deze bundels maar op na en zal haar overal en altijd weer vinden.

In „Kerstkinderen" worden deze beide gedachten gegroepeerd om hun grond-en 'hestaansmogelijkheid: Gods liefde voor een gevallen wereld en een in schuld verzonken menschheid. Het zich bezinnen op 'die liefde van God brengt in de respectievelijke verhalen steeds tot een erkennen en een in een of anderen vorm met de daad belijden, dat dan dankbaarheid tot wederliefde noopt. En die wederliefde heeft dan allerlei manifestaties. De dronkaard, die de vondeling tot zich neemt (in „Het Teeken") en de student, die daardoor van zijn egocentrisch denken afkomt (in „De Vreemde Tocht") zijn daarvan wel de verst-getrokken consequenties.

Wie dezen bundel') leest zal dit thema telkens ontmoeten en op verschillende wijzen uitgewerkt vinden.

Het behoeft nu wel geen afzonderlijke motiveering meer, dat we in de beide boeken, die deze ideeën dragen en in veelvormigheid van gedaante en kleur onder de menschen willen brengen, bijdragen bezitten tot de christelijke kunst, die we weer met dankbaarheid begroeten en in hun verdienste gaarne erkennen.

Maar dit erkennen sluit ook weer niet uit, dat we tegen een bepaald gevoelen van de Schrijfster bezwaar maken.

Ik laat nu daar de, voor mijn gevoel van de hoofdzaak afleidende, ingenomenheid met kerstlampen, kerstmannetjes, kerstboomen in de verhalen van den tweeden bundel. Tenslotte blijken die voor de Schrijfster óók bijkomstigheden, wanneer men den dieperen zin' van haar schetsen verstaat.

Wat ik op het oog h^b is het feit, dat de Schrijfster in verschillende plaatsen in deze bundels een zekere tegenstelling schept tusschen een leven uit 'de liefde en kerkelijke practijk. Soms krijgt men den indruk', alsof ze bedoelt te zeggen, dat de kerk aan de mogelijkheid van een leven in de gemeenscha.p met God zelfs in den weg staat. „Wat blijft er over" zegt ze ergens, „van zelfbezinning en concentratie, nadat het leven van alle kanten aan ons geplukt heeft, wat blijft er over van het hervinden van God en van onszelf, als we voortdurend genoodzaakt worden tot het bijwonen van godsdienstige bijeenkomsten of besprekingen." Nu moeten wel zulke woorden allereerst worden gezien in hrm verband: ze spreekt ter plaatse over de weldaad van een retraite en over de geestelijke winst die uit het stil-zijn ons geworden kan. .Maar intusschen ligt in zulk zeggen tóch iets va-n een charge tegen de kerk, die in liefdeloosheid verstard is en, zooals het elders te lézen staat „zich bezig houdt met het verketteren en veroordeelen van elkander, terwijl de wereld van honger omkomt".

Ik wil de eerste zijn om te erkennen, dat hier geen andere, dan een positieve bedoeling achter de woorden s'taat. De Schrijfster, zoekend naar waarachtig liefdebetoon onder de menschen, als vrucht van het beseffen van Gods oneindige liefde, pleitend dus voor een leven der dankbaarheid jegens God en den naaste, betreurt het, dat ze daarvan zoo weinig ziet, waar ze die 't eerst mocht verwachten: bij de belijders. Het „alléén liefhebben", dat ze als practijk van christelijk leven vooropstelt, ziet ze door velerlei onzuiverheid verdonkerd en tegen die verdönkering richt zich haar beklag. Maar niettemin wekken zulke, in 't algemeen en niet zonder een zweem van bitterheid gesproken woorden den schijn, van een aanval te zijn op de kerk. Lezers, die Wilma niet kennen, zouden gemakkelijk tot zulk een interpretatie kunnen komen, temeer, daar het manoeuvreeren tegen de kerk in de moderne literatuur (men denke maar aan A. M. de Jongs Merijntje Gijzen-cyclus, aan Van Lange's „De Goden beschikken", aan het slothoofdstuk van „Het Wiassecade.Wat^E'.', è.4'-) aan de orde van don-dag is\ 'ié''%^, J^^^'-!^^'^J$^''i; -

De christelijke literatuur heeft zeker ook tot 'taak den vinger te leggen op wondeplekken in het chrislijk leven, maar dan moet dat zoo geschieden, dat iedere mogelijkheid van misverstand is buitengesloten. , En deze noodzakelijke voorzichtigheid 'wordt, naar mijn inzien, hier te veel gemist.

Wilma's klacht over de liefdeloosheid onder de christenen is alszoodanig volkomen gerechtvaardigd, maar 'de schuld daarvan ligt niet bij de kerk, doch bij de belijders. En dat de wereld omkomt van honger, zooals de Schrijfster zegt, is eveneens helaas juist, maar alweer is daarvan niet de kerk de oorzaak, maar de belijders, die hun roeping niet getrouw zijn en niet leven uit de liefde. Het ten dezen niet juist onderscheiden is een bezwaar, dat niet onuitgesproken mag blijven, bij een overigens gaarne en nog eens herhaald erkennen van de beteekenis van deze bundels ook als nieuwe christelijke boeken.


') Uitg. D. A. Daamen's Uitg. Mij., Den Haag.

-) Uitg. Mij. „Holland", Amsterdam.

'') De bijzonder artistieke uitgave van dit boek, verlucht met stijlvolle houtsneden van Dirk Boode, verdient afzonderlijke vermelding.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Wilma’s nieuwste Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's