GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De weg der eenvoudigen, door P. Keuning.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg der eenvoudigen, door P. Keuning.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evenals in het vorige artikel (over „De Roep van het Rloed") moet ik thans behaiidelen een boek uit het christelijk kamp.

Maar dan is die taak gemakkelijker te volbrengen.

Want vooreerst is het boek van deze week niet een gecompliceerde roman, doch een schetsenbundel, die, naar de titel: „De Weg der eenvoudlgen"!) reeds uitwijst, niet voor ingewikkelde psychologische conflicten stelt.

En in de tweede plaats is de Auteur niet eenonbekende, gelijk de anonymus Hendeck Sonne, die bij de lezers eerst geïntroduceerd worden moet, maar een bekende, een schrijver, die sinds lang in onzen kring genoemd is: P. Kenning.

De tweeërlei moeilijkheid, waarvoor ik mij de vorige maal gesteld zag: een onbekende te doen kennen en diens werk in te leiden, is hier dus niet. Keuning behoeft onzen lezers niet voorgesteld te worden en tot het begrijpen van zijn werk is geen introductie noodig. 't Is al bijna twintig jaar geleden, dat zijn eerste boek verscheen („Goud dat beproefd wordt"). Sindsdien volgden verscheidene grootere en Ideinere verhalen: „Kinderen in verstand en boosheid", .„Appie Nijland". „Arbeiders Mensken", „De kracht van hunne kracht" e.d. En ook verplichtte hij veleiL aan zich door zijn blcemlezing uit de christelijke poëzie „Christelijke kunst" en door zijn beschouwing over de literaire schoonheid en haar genieting: „Litteratuur en Leven" En .verklaring behoeven ze niet, wamt ze spreken voor zichzelf.

Immers, Keunings boeken brengen naar het Groningerland en vertellen, veelal in dialectische kleur, van het eenvoudige leven der Groninger dorpsmenschen. En ze doen dat op de wijze, die bij deze stof past, die deze menschen te beter doet uitkomen in hun doien en laten, hun denken en streven, namelijk met groeten eenvoud. „Al lezende", zegt Risseeuw in zijn boek over „'Christelijke Schrijvers van dezen tijd", „zien we voor ons kerels met een harden kop, doch wier hart tenslotte niet is verhard. Schier geheel en al vreemd aan alle sentiment — onbeholpen in moeilijke zelfverloochening, doch niettemin krachtmenschen, die op Gods tijd heel klein kunnen worden. Uit al de verhalen: komt u een zachte humor tegen; de humor 'van den mensch, die zich aandachtig gebogen heeft over de kleine dingen van het leven en die ook zelf niet vreemd is aan de doaikerste schaduwen ervan, maar die ondanks alles z'n liefde voor zjn mede-menschen niet heeft verloren... Deze Auteur wordt niet beheerscht door de stof, die hij behandelt, doch hij beheerscht integendeel zijn milieu." Deze karakteriseering is juist en ze past — beter dan op zijn voorlaatste werk „De Gast van Levie" — uitstekend op dezen schetsenbundel, die inderdaad krachtmenschen uitbeeldt en van zachten humor tintelt. Groot werk in literair opzicht is het niet, maar gezonde volkskunst is het wel. En ook die ontvangen we met waardeeriqg als van beteekenis voor onzen kring.

Acht schetsen zijn hier samengebracht (sommige ervan werden reeds gepubliceerd in de tijdschriften, waaraan Keuning meewerkt: „De Jonge Vrouw" en „Het Schonwvenster") vier van deze novellen behandelen een zelfde gegeven: de huwelijksquaestie in den boerenstand, waar standstrots en traditie verbieden een verbintenis met iemand, die uit de arbeidersklasse afkomstig is. In de kleine wereld van het dorp, waar de publieke opinie zulk een groote macht heeft, brengt „een geval" van mesalliance geweldige opschudding en zoo' is het begrijpelijk, dat in het gezin, waar zulk een geval dreigt, een dikwijls diepgaand conflict ontstaat. Dat conflict dan is het, dat in deze schetsen behandeld wordt. En, omdat het op verschillende wijzen verloopen kan, geeft het ook tot meer dan één verhaal aanleiding, 't Kan zijn, dat de vader begrijpt, dat het gekik van zijn kind gaat boven de traditie van den stand en daarom toegeeft (zooals in „Het Offer"), 't kan ook wezen, dat het standbezwaar niet te overkomen is en een blijvend verzet van de ouders de geluksillusie breekt (zoioals in „Still© laantje"), 't Is mogelijk, dat een van de partijen zelf inziet, dat het geld een grooter rol speelt dan de liefde en de gezochte toienadering afwijst, („'tGeluk voor de andere"), 'tis ook mogelijk, dat er wèl blijkt een bij-elkaar-passen en standsverschil op den achtergrond blijft („Tetje's strijd").

Als vanzelf brengen deze verschillende situaties verschillende menschentypen naar voren: Klaas Wieringa, die zijn offer brengt, is een andere man dan Harkema, die alleen maar rekent met geld en goed en nooit zal toestaan dat zijn eenige dochter Froiukje met een arbeider trouwt. En de trotsche vrouw Wiersum, die liever dood-gaat dan dat ze toelaten zou een huwelijk van haar dochter Jaantje met Klaas, den knecht^ is van een geheel andere zielsgesteldheid dan Tetje, die uit levensgebogenheid veel heeft geleerd. Ze zijn krachtmenschen, 1 naar het woord van Risseeuw, en dan soms van 1 het soort, die op Gods tijd heel klein kunnen worden, maar ook wel van het type, die van buigen niet weten en liever breken en doen breken.

Keuning heeft ze goed geteekend en daarom leest men elk van deze verhalen met genoegen, 't Beste van de vier is ongetwijfeld „Stille Jaantje", omdat daar de tragiek het zuiverst en de psychologische ontleding het diepst is. Jaantje, die om der wille van haar goeden, zwakken vader toegeeft aan moeders domme dwingelandij en haar liefde prijs geeft, is straks, als ze oud geworden is en een klein buurjongetje vertroetelt, een tragisch© figuur, wier eenzame gestalte spreekt van'de gebrokenheid van het mislukte leven. Ook hier is weinig of geen complicatie, doch in den eenvoud van het ontledend verhalen komt het beeld scherp en duidelijk uit.

De andere schetsen brengen verschillende stof, „Ho© Siebeltje barmhartigheid leerde" is het verhaal van een oud, eigengerechtig vrouwtje, die tot het inzicht komt hoe heur hooge hart haar parten speelt en dan met blijmoedigheid doet, wat ze eerst niet wilde doen.

„'n Haile Toer" doet den boer zien, die in drift zijn knecht heeft geslagen en zelfs heeft gevloekt, en wel hinder heeft van wat er gebeurd is, maar er toch niet toe komen kan den mindere vergeving te vragen. Tot hij ontwaakt tot het besef, dat om zijnentwil de Naam des Heeren smaadheid lijdt. En dan is er ook geen aarzeling meer, maar gaat hij onmiddellijk den zwaren gang naar het huis. van den Ointslagene. Hier ontmoeten we waarlijk ©en krachtmensch, die op Gods tijd heel klein wordt.

En nog sterker is dat het geval in het verhaal van „Menkvelds vernederuig". De arbeiders-democratie heeft hem, den onderling van drie-en-twintig jaren dienst, rijken, weldadigen boer en algemeen geacht krankenbezoefeer, tot verplichte aftreding willen brengen. Fel is Menkveld verontwaardigd en diep is hij gegriefd. Maar als hij, op ziekenbezoek, van een ©envondigen man een les krijgt in ootmoed, komt hij tot de erkemiing, dat hoogmoed en zelfzucht hem beheerschen. En als dan 'de groslijst uitwijst, dat tóch d© gemeente hèm wilde ©n geen ander, is hij dankbaar, doch weigert ouderling te blijven, omdat hij dan toch weer aaia den hoogmoed ten prooi zon krumen vallen.

Ook deze schets is goed van teekening ©n^ weer in alle eenvoudigheid, zuiver in de ontleding van een geestelijke worsteling.

Eindelijk is er nog het tragi-komisch© verhaal van het snibbige, zieke oudje, wie men een radio.toestel aanraadt, maar die „zoo'n dingerais" niet hebben wil, omdat het duvelswerk is, doch, als ze een kerkdienst heeft gehoord, in eens ©n voorgoed van haar antipathie genezen is.

't Is alles beschrijving van den weg der eenvoudlgen, en, omdat ér op dien weg zooveel groot geloof en waarachtig© godsvrucht gevonden wordt, ondanks menschelijke kleinheid en bekrompenlreid, is de lectuur van deze verhalen opbouwend en verrijkend.

En dan is er ook die zachte humor, di© Risseeuw als typeerend voor Keunings werk noemde, de zachte humor, die door de dialectische kleur der verhalen een nog dieper tint krijgt.

Van Klaveren, d© ouderling die Kloaske Zwart over het radio-toestel komt spreken, zat in den grooten leunstoel van Harm en „deed wat des ouderlings is: praten en zoo onder het praten door bezig zijn met de zielszorg". En als dan de vinnige Kloaske uitvalt, dat hij haar wat wijs maakt, zegt hij: Moar mien laive mensk, wat is dat nou veur 'n geteut. Jo© wat wies moaken? As ie olderling binnen en as i© ien 't ambt stoan, den mag dat toch nait? Ans (= anders) mag het ook wel nait, moar den is 't toch nait zóó slim".

Als Jan Elens Froukje Harkema zijn aanzoek doet weert ze hem af met een , , 'kBin al zoo old^ Jan. Veul older as do©, 'kbin moar ©en stief en roar wicht", waarop ze ten antwoord krijgt: „Nou, zóó min mosse dei nou nait moaken, Froukje, d'r binnen wel veul roarder heur".

Als olde van der Klai ziek is en Menkveld hem vraagt of hij medicijnen heeft, is het antwoord: Jao, 'n deuske mit zukk© lutje piljes. Onneuzel oudje. Wat zeilen die mie helpen? Dreimoal op 'n dag mou 'kdrei van dei dinkjes deursloeken. 'kHeb vamnörgen zo'n stuk of twoalf te.gelieks ien ond nomen, meschain helpt 't den wat beter."

En als Tunnis T©tj© ten huwelijk vraagt, Tunmis die een weduwnaar is en de belangen van zijn dochtertje bepleit, zegt Tetje: „Joa, dat is nou altmoal goud en ik mag 'tlutj© wicht ook geem liden, moar trouwen, nou, dat wait ik nait. Da's mie slim genog". Tunnis repliceert: „As dat joe oplegd is, Tetje, dan mout dat gebeuren". „Joa", zegt Tetje, „moar is mie dat oplegd? " Waarop Tunnis in vollen ernst zegt: „Vanzulfs wicht. Ans was ik toch nait hier? "

Van zulke trekjes van humor, echt, omdat ze geheel passen in het naïeve volkskarakter, is dit boek vol. En ze maken de lectuur prettig, wijl ze langs den weg der eenvoudigen in den goeden grond groeien.

Ik kan dan ook dezen bundel onzen lezers aanevelen. Hij is niet een boek van literaire waarde, aar als bijdrage tot de goede, christelijke volksunst heeft hij toch den lezer wat te zeggen.

1) Uitg. Bosch & Keuning, Baarn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De weg der eenvoudigen, door P. Keuning.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's