GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wat goeds voor den Heere.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat goeds voor den Heere.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor den Heere, den God Israels, in het huis van Jerobeam gevonden is. 1 Koningen 14 : 13.

Eenerzijds wordt van dezen jeugdigen prins maar weinig, anderzijds uitermate veel gemeld. Abia was ernstig ziek. Vermoedelijk was hij de erfgenaam van den troon, op wien al de hoop zijner ouders zich richtte. De algemeene volksrouw bij zijh. sterven VS 13a) doet zulks vermoeden. Maar er was in hem wat goeds voor den Heere. Daarom zou het ontzettend oordeel, dat Jerobeams huis ten onder bracht (vs. 10 en 11), hem niet treffen. Deze alléén zal, naar het woord van den profeet Ahia, van Jerobeams geslacht in het graf komen.

„Wat goeds voor den Heere in hem", hoe hebben wij dat te verstaan? Deze korte uitdrukking geeft zeer stellig te kennen, dat aan dezen zoon van den goddeloozen koning Goddelijk© genade was verleend.

„Wat goeds voor den Heere, " daarbij hebben wij te denken aan een geloovigen, ontvankelijken zin voor het Woord des Heeren en voor de gehoorzaamheid aan den wil Gods. Een Godtvruchtig© gezindheid dus.

Wat goeds voor den Heere, den God Israëte. Abia alléén had in zijn familie liefde tot den dienst des Heeren en betoonde een afkeer van den Kalverdienst. Van welk een goedertierenheid getuigt het, dat de Heere zich hier nóg de God Israels noemt. Ofschoon Israël zijn God had verlaten, had God het niet verstooten.

„Wat goeds voor den Heere", dat geldt het oprechte geloof in den God Israels, den God van groote genade en van onkreukbare trouw, 't Was dus niet alleen wat goeds voor, maar bok wat goeds van den Heere. Door den Heere zelf hem in het hart gewerkt. Want van nature kan er in ons nooit iets goeds voor den Heere zijn. Het geloof is ©en gave Gods.

Opmerkelijk is het woord, dat in dezen jongen prins wat goeds voor den Heere gevonden werd. Dit heeft hier een zeer eigenaardige kracht. Het wijst op iets, dat in zijn gedrag en wandel zich openbaarde, door ieder duidelijk kon worden waargenomen. Het is niet het vinden, dat vrucht is van nauwkeurig zoeken en speuren; maar een vinden, dat elk verrassend, en verwonderend in het oog vaUen moest. De aard van het geloof brengt vanzelf mede, wat dit woord „gevonden" aangeeft. Als de Heere een zondaar genade bewijst, wordt in den nacht zijns harten een hefelijk licht ontstoken. Licht schijnt en vaJt dus vanzelf in 'toog.

Hoe veelzeggend is de bijvoeging „in het huis van Jerobeam", d.w.z. daar, waar niemand het verwachtte, 't Was als een schoon bloempje tusschen de spleten van een kalen rotswand. Als de jongelingen, in den brandenden oven bij Nebucadnezars feest, was Abia in het vuur der afgoderij

oavei'zengd geble\ren. Hij was de zoon van. oen zeer goddeloozen vader en van ©en heidensche moeder. Jerobeam zondigde en deed geheel Israël zondigen, — maar zijn eigen zoon volgde in het spoor van den-afval hem niet na. Abia was wel inderdaad als een parel in het slijk, als ©en lelie onder de doornen.

Vooral wanneer zij op zeer gevaarlijke plaatsen en in slecht© tijden hun levenstaak hebben, zijin 'sHeeren gunstgenooten Hem in bijzondere mate liefelijk.

Die doodelijk kranke zoon in het koninklijk paleis doet ons zien, dat God den zondaar gemeenlijk op die plek aangrijpt, waar hij het gevoeligst is, Hoe schrikkelijk, als die ingrijpende liefdebetooning Gods slechts met méér verharding wordt beantwoord.

Zoo was het bij Jerobeam. Daar werd in het hart van Abia wat goeds voor den Heere gevonden. Een heerlijk getuigenis! Hoevele jongelingen en jongedochters van Christelijken huize zijn van hem het volstrekte tegenbeeld. Deze was een Godvreezende in een goddeloos gezin. Maar hoe jammerlijk groot is het getal van jonge menschen, die, ondanks hun doop, ondanks Christelijk© opvoeding en Christelijk onderwijs, in weerwil van do vermaningen huns vaders en van de tranen htmner moeder, wandelen op den weg des ongeloofs; sommigen zitten zelfs vooraan in het gestoelte der spotters. Welk een ontzettende schuld en hoe zware verantwoordelijkheid laden dezen op zich. Een afvallige uit een christelijke familie! Soms ziet gij zulke jongelieden van geheel wereldsche levensbeschouwing nog wel eens ©en keer in de kerk. Maar zij nemen er een houding aan, alsof zij aan ieder willen laten zi©n: mij' kan dat alles toch niets schelen.

D© geschiedenis van Jerobeams zoon spreekt tot ons in zeer verschillenden toonaard. In Abia zien wij met aanbidding Gods souvereine genade, die in de zwartst© geestelijke duisternis het heerlijkst licht belieft t© ontsteken.

Wat ligt hierin een bemoediging met het oog op den arbeid der Zondagsschool, der straatprediking, ja, van heel het Evangelisatiewerk, en niet het minst ook ten aanzien van de zoo moeilijke Jodenmissie. Wat sterkte geeft de gedachte, wie weet of hier niet iemand is, in wiens hart de Heere het goede belieft te werken! De duivel lanceert zoo gaarne het denkbeeld: „het helpt toch niet!"

In de treurigste omgeving, zoowel stoffelijk als g©est: lijk, hebben onze Evangelisatiearbeiders meer dan eens verrassende ontmoetingen gehad.

En welk een scherp wapen wordt den bezoekbroeders der Zondagsschool in de hand gegeven, als zij te doen krijgen met ouders, die hun kinderen volstrekt niet naar „'t schooltje" willen zenden. „Ik stuur ze met alle plezier naar de bioscoop, maar naar de Zondagsschool — dat nooit!" Dezulken hebben wij aan te zeggen, dat het grootste kwaad, 't welk ouders hun kinderen kunnen aandoen, hierin bestaat, dat zij hen aftrekken van God en Zijn dienst.

En óók, dat deze ouders daardoor de geduchte wrake Gods over zich zelven halen.

Eindelijk mogen uit Abia's geschiedenis óók moed scheppen de Christelijke ouders, die treuren over afvallige kinderen. Zij do© hen aanhouden in het gebed. Nooit en in geen geval mag de voorbede hier worden nagelaten. Wie weet of de Heere óók in hun verloren zoon of dochter nog niet het goede belieft te werken!

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Wat goeds voor den Heere.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1932

De Reformatie | 4 Pagina's