GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een merkwaardige levensloop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een merkwaardige levensloop.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(G. F. Andrews.)

De bekende Engelsche zendeling in Britsch-Indië, C. F. Andrews, heeft op aandrang van vrienden uit Engeland en Amerika een levensbeschrijving van zich zelf gegeven onder den titel: Wat ik aan Christus te danken heb. Het is een merkwaardig boek, gelijk ook het leven van dezen man merkwaardig is.

Geboren uit Irvingiaansche ouders, werd hij in deze sectarische omgeving streng opgevoed, terwijl de verwachting van een spoedige wederkomst van Christus op heel het leven een stempel zette. Na hangen strijd breekt hij tenslotte met den godsdienst zijner ouders en sluit hij zich aan bij de High-Church der Anglicaansche kerk. Op ruim dertigjarigen leeftijd gaat hij voor de Cambridge Mission als zendeling naar Britsch-Indië. Hij beweegt zich daar heel sterk op sociaal terrein, gaat naar Zuid-Afrika om Gandhi te helpen in diens strijd ten behoeve van de Indische koelies aldaar, en als hij in Indië terugkomt breekt hij na weer veel innerlijken strijd met de Anglicaansche kerk, laat de Cambridge Mission los en sluit zich aan bij Rabindranath Tagore te Santiniketan.

Deze weinige woorden geven niet eens het leven van Andrews in vogelvlucht weer, en doen zeker niet de beteekenis van dit leven uitkomen. Het is echter de moeite waard om van dit leven kennis te nemen, wat door zijn zelfbiografie ons gemakkelijk gemaakt wordt. •

Men kan op tweevoudige wijze over dit boek oordeelen.

Allereerst prikkelt bijna elke bladzijde tot tegenspraak. Andrews is van een anderen geest als wij; ik bedoel niet zoozeer, dat hij niet-gereformeerd is, maar hij is mysticus, hij heeft gezichten, visioenen, hij leeft zeer sterk op indi-ukken en staat op een zelfde standpunt als de aanhangers van het „inwendige licht". Dat wil ook weer niet zeggen, dat hij zich met de werkelijkheid rondom hem niet inlaat; hij is geen onpractische droomer, maar man van de daad. Wat echter zijn zieleleven aangaat, zijn verhouding tegenover God, al zijn godsdienstige opvattingen, richt hij zich in zeker opzicht naar den Bijbel, maar hij neemt er uit wat hij naar zijn subjectief gevoel en innerlijk beleven juist acht.

Reeds uit de breede Inleiding van zijn boek blijkt duidelijk en klaar met welk een man wij hier te doen hebben. We doen een paar aanhalingen •

„Onder mijn meest intieme vrienden in de ver afgelegen landen zijn Mohammedanen en Hindoes ... want niets is tusschen ons verzwegen als wij spraken over de dingen, die ons het naast aan het hart lagen. Alleen een zeer waarachtige, wederkeerige liefde kon zulk een algeheele openhartigheid mogelijk maken. Gode zij dank, die ons zulk een liefde rijkelijk geschonken heeft, waardoor alle conventioneele scheidingen van ras of godsdienst overwonnen werden." Men lette op het woord conventioneel.

„Ook heeft het mij een nieuwen kijk gegeven op die godsdiensten. Het heeft mij Jezus' woorden in herinnering gebracht, die hij sprak tot de discipelen, zeggende, dat velen zouden komen van het Oosten en van het Westen en aanzitten in het Koninkrijk Gods, terwijl de kinderen des Koninkrijks buitengeworpen zullen worden."

„En door ervaring vond ik een nog wijdere gemeenschap, een geestelijke broederschap, met de heiligen van die hoogere godsdiensten der menschheid, die het geloof in Gods goedheid brandend gehouden hebben in de harten van mannen en vrouwen in ver afgelegen landen."

Reeds uit deze aanhalingen blijkt welken kant Andrews uit wil. Waarom zou een heiden of mohammedaan niet evengoed zalig kunnen worden als een christen! Dat de mensch, die niet knielt bij het kruis van Christus verloren zou moeten gaan, wil er bij hem niet in. De christelijke godsdienst is voor hem niet absoluut; ook de gi-enzen tusschen de kerken worden door hem uilgewischt; anderen voor het christendom te winnen stuit hem als propaganda-maken tegen de borst; de Heilige Schrift heeft voor hem alleen beteekenis iu zooverre zij Christus predikt, maar de God van het Oude Testament is hem vreemd en vindt hij wreed, en ook van Paulus moet hij niet veel hebben. i

Hij wijkt dus nogal af van de leer, die wij naar de Schrift als waarheid aanvaarden!

Maar, zoo zal men zeggen, de titel van zijn boek wijst toch op een heel bizondere verhouding tegenover Jezus Christus? En wij erkennen het gaarne, dat het boek aan dezen titel geheel beantwoordt. Er gaat schier geen bladzijde voorbij, of de schrijver heeft het over Christus. Wij kunnen zeggen, dat zijn gedachten, zijn hart, zijn voelen en zijn streven, dat hij zelf geheel van iChristus vervuld is.

Dit feit maakt het ons mogelijk, om ook op een andere dan alleen critische wijze zijn boek te beschouwen, ja, het brengt er ons zelfs toe om heel veel er in te waardeeren, en het boek bij hen aan te bevelen, die weten te onderscheiden tusschen waarheid en dwaling.

Nu wil dat ook weer niet zeggen, datihij in zijn Ghristusbeschouvv'ing op ons standpunt staat. Dat kan ook niet als hij b.v. een zekeren Ullah „een ouden heiligen muzelman" noemt, in wien hij voelde Christus' tegenwoordigheid!

Vooral in het hoofdstuk: „Christus en de moderne tijd" leeren wij zijn gedachten over Christus kennen. Hij spreekt daar soms over Christus op een wijze, die ons pijn doet. Laat ik enkele aanhalingen geven.

Na den tijd van Jezus' komst op aarde te hebben vergeleken bij den tijd der schepping, toen de Geest broedde op de wateren, schrijft Andrews: „In Galilea nam dit (n.l. de innerlijke omwenteling onder de menschen) onvermijdelijk godsdienstige vormen aan. Jezus, de jonge timmerman uit Nazareth, zag met een genialen blik dien stroom van nieuwe krachten en wierp er zich midden in met de roekelooze heldhaftigheid van de jeugd, pogend de geheele beweging in dienst te stellen van het koninkrijk Gods". „Jezus begroet al die stroomingen met het onbeperkt vertrouwen der jeugd". „Jezus en zijn discipelen, die met de onbezorgdheid der jeugd voorwaarts gaan, hebben zich weten los te wringen uit de windselen van een dood verleden. Zij leefden in de nieuwe eeuw. Jezus verblijdt zich in den geest over Gods machtig werk in de wereld. Hij verwelkomt als Zijn volgelingen, allen, die den nieuwen tijd stormeüderliand willen veroveren".

„Want dit eene woord Vader, zooals Jezus het uitsprak, is een openbaring, een nieuw verbond. Hij blaast op dit Woord, Hij bespeelt het als een groot musicus zijn viool, tot er volmaakte muziek uitkomt. Jezus kan deze muziek voortbrengen als niemand anders, omdat in Hem woont de waarlijF kinderlijke geest, die het heelal des Vaders beziet onvervaard en volkomen vertrouwend, eenvoudig, nederig, moedig en eerlijk, als één die weet, dat de wereld schoon moet zijn, omdat het de schepping des Vaders is."

„Hij is de Zoon van den Vader, niet in een engen, abstracten, metaphysischen zin, zonder moreele beteekenis, maar in een diepen geestelijken zin. Eén in geest, éen in wil, éen in doel, éen zelfs in wezen".

„Daarin ligt de tragedie van het kruis, dat het gekomen is tot zulk een gevoelige, jonge menschenziel". „Hij heeft het leven ten volle genoten in al zijn schoonheid en kleur en vorm". „Jezus heeft deze heerlijke eigenschap: Hij vertegenwoordigt voor alle tijden in een klassieken en volmaakten vorm, den godsdienst der jeugd."

Doch genoeg; deze en dergelijke uitspraken doen ons vermoeden, dat Andrews in Christus meer het bezielende voorbeeld ziet, dan den Heiland en Verlosser van verloren zondaren. Toch is zijn liefde voor Christus diep, warm, en hem geheel beheerschend. Christus is voor hem alles. Het woord van Jezus: „Volg Mij", is bij Andrews werkelijkheid geworden; hij volgt Christus. In alles vraagt hij zich af, of Christus het zou goedkeuren. Voor Christus wil hij leven en als het moet ook sterven. In dit opzicht kan Andrews ons tot jaloerschheid wekken.

Ook om andere redenen is dit boek van beteekenis.

De beschrijving van den zielkundigen strijd is belangrijk, boeiend, meermalen zelfs aangrijpend. Wij vinden hier een zelfontleding, welke soms aan het wonderbaarlijke grenst; Andrews is psycholoog.

Bovendien leert hij ons van nabij het Engelsch godsdienstig leven kennen op verschillend gebied. Hij beschrijft ons het enthousiasme der Irvingianen, maar ook den arbeid van de Inwendige Zending der Anglicaansche kerk in Monkwearmouth; in schier streng ascetisme. geeft hij zich aan dit werk op zoodanige wijze, dat hij er onder bezwijkt en het op moet geven.

Andrews brengt ons in zijn boek in aanraking met belangi-ijke personen als Sadhu Sundar Singh, Mahatma Gandhi en den dichter Rabindranath Tagore. De bladzijden, die hij aan deze personen wijdt, zijn zeer interessant.

Natuurlijk zien wij ook, daar Andrews zendeling is, iets van het werk der zending in Engelsch-Indië, van haar methoden, haar moeilijkheden en haar vruchten.

Ook leeren wij door dit boek beter de beweging verslaan, welke Indië in beroering brengt. Er zija bizondere dingen op til. Een nieuwe tijd is voor Indië aangebroken, en alleen het christendom kan redding brengen uit den chaos. Maar wij. vreezen, dat het syncretisme van Andrews niet datgene aan Indië geven zal wat het behoeft: houvast aan het onfeilbare woord van God en oprecht geloof in den Christus der Schriften.

Merkwaardig is dit boek ook door zijn hoofdstuk over „Christus en de Rassen"; met heel veel wat hierin staat kunnen wij ons vereenigen.

Treffend is het hoofdstuk „Santiniketan"; zijn omgang met Tagore, zijn arbeid op de Fiji-eilanden, zijn strijd voor de afschaffing van den contract-arbeid enz., het boeit alles ongemeen.

Wanneer wij de balans opmaken, dan moeten wij alzoo eenerzijds zeggen: er is heel veel in dit boek, waarmee wij ons onmogelijk vereenigen kunnen en wat bij ons tegenspraak verwekt; maar anderzijds bevat het voor den mensch, die geleerd heeft wèl te onderscheiden, heel veel wat van groote waai-de is en ons er toe dringen kan dit boek aan te schaffen en te lezen.

Het is uitgegeven door de Erven J. Bijleveld, Utrecht, op keurige wijze; de vertaling uit het Engelsch is heel goed, en wij vonden weinig druk­ fouten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Een merkwaardige levensloop.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's