GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Doleantie en de Vrije Universiteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Doleantie en de Vrije Universiteit.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Al zullen straks in 's lands hoofdstad, Amsterdam, de Doleantie-herdenkingen plaats vindon, toch zullen niettemin onze gedachten daarbij herhaaldelijk uitgaan naar dat kleine, onaanzienlijke plekje daar ergens op de Veluwe, dat zoo nauw met onze gedachtenisviering verbonden is: het Geldersche dorpje Kootwijk.

„Kootik", zoo spot een oud rijmpje, „is een daarp, Mit zeuven hunzen en 'n kaark". Maar het was in die „kaark" en in dat „daarp", dat God! door menschen groote daden begonnen is te doen, die wij dankbaar in gedachtenis moeten houden. Meer nog dan het Doleantiegebeuren te Amsterdan, is hetgeen te Kootwijk. geschiedde, 50 jaar terug, voor ons artikel van belang. Want hier snijden de lijnen van Doleantie ein Vrije Universiteit elkaar.

Met den naam Kootwijk toch is voor ons onmiddellijk verbanden die van Houtzagers, de eerste Candidaat in de Theologie aan de Vrij© Universiteit. Hij had bij de stichting den moed gehad zich met nog enkele anderen als student in de theologie ' te laten inschrijven. Dat vereischte in die dagen geen geringen durf. De Vrije Universiteit mocht zich toen allerminst in de cügemeene sympathie verheugen. Met minachtenden spot sprak men, zelfs in de meest offiëïeël^Knï^ënTv^i haar als van' een „Schijn-Universiteit".i)

Hoogstaande menschen, zoo ze haar niet bepaaij vijandig gezind waren, durfden toch niet hun ox ringste waardeering openlijk te laten blijken. 2) y^ alle kanten omringden kleineoring en verdacht making haar.

En toch heeft dit feit niet verhinderd, dat de jonge Universiteit leerlingen kreeg, al was h.t[ aantal in het eerst dan ook heel gering. Hjjj al zou er geen enkele student zich in het album der academie hebben laten inschrijven, dan njj niet zouden de stichters dezer Universiteit hm werk als mislukt hebben beschouwd. Want dan zouden ze, naar Kuyper's krachtige woord, te Utrecht en te Groningen en te Leiden de zielen der jongelingen gaan zoeken, op de wijze zooals eens Opzoomer Leiden vanuit Utrecht afgebroken heeft en daarna Scholten tien jaar lang de Utrechtsche studenten heeft gevormd, ook al stond hij te Leiden op den katheder. De hoofdzaak immers was, „dat er een School zij; en dat aan die school zich een kring van mannen vorme, die hun tijd vrij hebben, en er voor leven kunnen, om op wetenschappelijk terrein kerk en land we«r naar der vaderen heilige traditie te dienen."») 't Was dan ook in-droevig met het onderwijs, inzonderheid in de theologische faculteit, aan de Staatsuniversiteiten gesteld. Vooral sedert 187() toen de beruchte Hooger-Onderwijswet van regeeringswege was afgekondigd, werd de toestand oahoudbaar. Bij de verdediging van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer had de minister er ge. staan met het bekende boek, de „Encyclopaedie" van Prof. Doedes in de hand.*) Reeds dit teil was sprekend. Want Doedes' beschouwingen ovet de theologie zijn door en door Schleiermache riaansch en geheel op empirische en positivische gegevens gegrond, in plaats van op de beginselen der Heilige Schrift gebaseerd. En toen deze beschouwingen de grondslag der wet van het Hooger Onderwijs gingen worden, werd daarmee tegelijkertijd de deur wijd opengezet voor de meest verderfelijke en ontbindende ongeloofstheo rieën, die er toe leiden moesten en inderdaad geleid hebben, dat de Schrift als beginsel van alle wijsheid werd losgelaten, de dogmatiek en de yakken betreffende de Bediening des Woords van de Universiteiten werden verbannen en heel het Christendom principieel met de andere godsdiensten op één lijn werd geplaatst.')

Maar zóó werd het voor de Kerken ©en ramp om uit een dergelijk ongeloovig wetensdhapsmilieu huD predikanten te moeten ontvangen. En zóó werd het voor de geloovige ouders onmogelijk hun zonea naar zulke Academies te zenden. Bronsveld's leekendichtje, „Moeders klacht": „Zij hebben hem mij van het harte gescheurd, Met al hun twijfelen en vragen. Mijn jongen, dien ik 'teerst zoo lief hei gehad. En onder het hart heb gedragen, " drukt uit, wat veler hart vervulde in die dagen, toen zooveel jonge menschen het geloof prijsgaven, waarin ze door hun ouders waren onderwezen. Deze toestanden vooral hebben meegewerkt, dat tot de oprichting van een eigen School voor universitair onderwijs werd overgegaan.

Dit wil echter niet zeggen, dat, toen de Vrije Universiteit maar eenmaal verrezen was, het hart der Christen-ouders, die hun kinderen naar deze inrichting zonden, nu tot enkel rust was gekomea Integendeel. Nu kwamen er nieuwe en andere zorgen dat hart vervullen. Immers studeeren onder geloovige hoogleeraren was niet genoeg. Het doel der leerlingen was toch vorming voor de practijt. En was er wel' gegronde hoop, dat de straks afgostudeerden een plaats van bestemming konden h- reiken? Voor de literatoren en juristen bleven er nog wel kansen. Maar voor de theologen — en zij waren ver in de meerderheid — zag het er donker uit. „Hoe krijgen we ze in de kerk, " zoo vroeg men zich bezorgd soms af ^) „Welke zijn de voomitzicliten voor de studenten aan de Vrije Universiteit? "] dat was de vraag, die herhaaldelijk werd gehoord- Want al werden er stemmen vernomen als die van Beets: in de kerken vrage men niet allereerst waar, maar wat de aanstaande leeraren hebb«o geleerd, ') de groote meerderheid der leidende figH' ren was niet van dat gevoelen.

Wij, die achter de feiten staan, vergeten zoo licht, wat het vorige geslacht in dit opzicht been moeten doorworstelen. Was de stichting der Vrije Universiteit een „geloofsstuk", dan mocht he' student-zijn aan haar wel een geloofsbeprowi? worden genoemd, die licht tot een verzoeking kon worden, zoo men aan de faciliteiten en privilegos der Slaatsunivcrsiteilen dacht. Kuyper zelf sprajj daarvan in een zijner rectorales: „Uit de faculteit zonder theologie", zoo sprak hij zijn studenten toe, „loopt een pad naar de kerk, dat gei^ geëffend is. Maar hier, waar de Sancta Theologw weer in eere hersteld werd, omringt U, schijnbaar' zonder uitweg, een m u u r." Zoo verbloemde ous Kuyper zijn leerlingen de ernstige toekomst met- Maar hij hoopte tegelijkertijd, dat ze door d& «^ proeving van hun geloof gestaald en gehard zoudo" worden tot. mannen, „die als de Old Covenanted, naar Maurice's woord, desnoods met den levende Duivel man tegen man durfden strijden, ^^^^^ die niet het oog hadden op gemak en rust efl

fiuweelen kussens; wier hop© niet op synodale inschikkelijkheid of op gunst van haiv© vrienden ivas gericht, maar alleen op Hem, Die hen riep." s) Die hoop is niet beschaamd. Treffend beschrijft. Pr Rullmann in zijn bekende boek „D© Doleantie" het hoe, als de eerste theologische Candidaat van de Vrije Universiteit nog maar nauwelijks te wachten staat, er ook van de zijde der kerken beweging komt en de trouw© ambtsdragers van Kootwjiks kerk reeds hun voorbereidende werk zijn begonnen, waarvan het einde werd, dat de eerste leerling der Vrije Universiteit en de ©erste Kerk der Doleantie tót elkaar worden geleid en trots alle tegenwerking tezamen worden verbonden naar de schriftuurlijke, van alle synodale practijk gezuiverde eischen van den Koning der Kerk. Voorwaar, hoe wonderbaar, hoe aanbiddelijk schoon schikt© Grod in Zijn goedgunstige providentie hier de dingen. Het samenkomen van het begin der Doleanti© ©n het einde der eerste academische vorming is vol van de magnalia Dei.

Wanneer wij zoOi d© kerkhistoiie zich zien ontwikkelen, dan wordt daarmee alle grond ontnomen aan tal van kwade bedoelingen, die dem stichters der Vrije Universiteit, inzonderheid Dr jiuyper, zijn toegedicht. Velen hebben hem in het stuk van Doleantie en Universiteit van valsche kerkelijke politiek beschuldigd. De stichting der Vrije Universiteit en de daad van afwerping van het synodale juk heeten dan middelen, di© opzettelijk, met voorbedachten rade, werden gebruikt om vooraf beraamda bedoelingen te bereiken, Reitsma, in zijn „Geschiedenis der Hervormde Kerk", sprak van de Vrije Universiteit als van een , , gesticht", dat dienen moest als het hoofdkwartier van de antisynodal© samenspanningen." ^) De klein© gemeente te Kootwijk heet „belezen" te zijn om een leerling der kweekschool tot herder en leeraar te beroepen. ^°) En als na deze eerste kerk der Doleantie tal van ander© uittreden uit let synodaal verband, dan worden di© Doleantiedaden voorgesteld onder het communistisch klinkend beeld van „ontploffingen van aangelegd© mijnen"") Dez© en ander© aantijgingen zijn in allerlei toonaard herhaaldelijk vernomen. Men wilde bij Kuyper en de zijnen geen blanke motieven hunner daden onderstellen. Er stonden studenten der Vrije Universiteit te wachten ©n daarom moest er plaats worden gemaakt!

Zooals wij echter zagen weerspreekt het verloop der historie deze booze verdachtmakingen. En ook de te voren gesproken woorden veroordeelen zulke beschuldigingen. D© kerkelijke beweging van '86 was geen uitwerking van een kunstig bedacht plan. Zij is niet „gezocht" of met slimme politiek te voren uitgestippeld. „Het is onwaar", zegt Dr Kuyper ergens, „dat we voor elk onzer theologanten loeren op ©en kerk, die wil uittreden. Wij loeren op niets. Wat wij doen is hun beginselen inprenten." i^)

Iets anders is het, of men niet vooruitzag, dat het te ©eniger tijd tot vrijmaking der kerken komen kon of moest en dat daarmee niet gerekend werd. Ce mogelijkheid van ©en breuk gaf Kuyper reeds in 1870 bij zijn intrede t© Amsterdam te kennen, „De kerk, " zoo zegt hij daar, „dient ons óf tot leugen, óf tot bro& derkrijg Wij moeten verbouwen of verhuizen".'^) En hij voorspelt reeds: „De valsche band van het ongereformeerde kerkbestuur zal eindelijk springen, zoo wij maar moedig de leus opnemen, die in de autonomie, d.w.z. het zelfbeheer en zelfbestuur der gemeente ligt."!^) Zelfs acht hij verbreking van het kerkverband daar schuldige plicht, waar de ferken belet zouden worden Koning Jezus, overeenkomstig hun belijdenis, als den ©enigen Souv©rein in de kerk te ©eren. 1') Maar dit all©s is iets anders dan het sluw© b©rekenend te werk gaan als van een mijnenlegger. Stel dan tegenover die duirelsche gedacht© eens de ontroerend© woorden der „Verklaring" 1^) door d© ontzette kerkeraadsleden gepubliceerd. Daar belijden zij hun schuldige tekortkoming en het zondige dulden van zoowel wat toch niet goed voor God was. Daar getuigen zij: „Noch gezocht, noch ingeroepen, ? och uitgelokt, maar geheel buiten ons toedoen 'S deze zaak op onzen weg gelegd, " en daar bekennen zij, „dat hun gedragingen door alle gebrek en zondigheid heen toch niet anders bedoeld hebben dan om door de genade des Heeren bewaard te blijven voor verraad aan Zijn zaak, voor verloochening van Zijn Naam en voor ontrouw in onze Bediening".")

Waar blijven in het licht dezer ootmoedige be- ^eaten'ssen de baschuMigingen als van hierboven? ^0 synodale organisatie zelf heeft door haar aan- Sj^nomen houding als van stap tot stap den Amsterdamschen Kerkeraad gedreven tot het breken Jl^et haar. Prof. Fabius, die toen ouderling was en aast in dagelijkschen omgang met Kuyper en 'Utgers leefde, heeft er eenige jaren terug nog !^"J getuigd, dat de eerste stap, die leidde tot de .oleantie, door Kuyper en Rutgers volstrekt niet s een verheugende verrassing werd begrc^et. Li J^ geval, zoo voegde hij erbij, stond de Vrij'e ^niyersiteit geheel buiten het toen uitgebroke.i (conflict. 18)

En zoo willen we dan op de a.s. herdenking èn ^ de Doleantie èn van de Vrije Universiteit, God te eere geven. Evenals we dat ais JverBen heb»ben gedaan op de Af3ch©: dingsh©rdenking, waarbij ook haar School in nauw©n samenhang met haai werd gezien. Doleantie ©n Vrij© Universiteit, Afscheiding en Theologisch© School hebben hun ontstaan — en hier ligt d© saambindende ©einheidsgedachte — hieraan t© danken, dat zij, tegenover onschriftuurlijke kerkknechting en ongeloovig© wetenschap, in woord ©n daad d© fier© belijdenis ophieven, die Kuyper in zijn magistrale red© „De souvereiniteit in eigen kring" vertolkt© met zijn gevleugeld© woord: „Geen duimbreed is ©r op heel het erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die aller Souverein is, niet zegt: „Mijn!" "

De Doleanti© heeft, toen zij ©r e©nmaal was; , onnoemelijk veel te danken gehad aan d© Vrije Universiteit. Toen de Kerken uittraden, stond de Vrije Universiteit daar met haar leerlingen, die, na bekwame vorming, direct het nieuwe reformatorisch© leven konden leiden en steunen. Dit was een niet gering t© achten voordeel'. Wat hadden de Doleerende Kerken in dit opzicht een grooten voorsprong bij de Kerken der Afscheiding. De Reformatie van '86 werd door den ruggesteun der Vrije Universiteit bewaard voor een verdeeldheid en verzwakking, zooals di© in de „crisis d©r jeugd" in de kerken van '34 openbaar werd©n.

En breeder nc^ werd die beteebenis en invloed der Vrij© Universiteit, toen in 1892 d© vereeniging der beide kerkengroepen tot stand was gekomen. Het Gereformeerd© leven is toen van de Vrij© Universiteit uit versterkt en bestuurd op velerlei terrein. Denk U de Vrije Universiteit weg, hoeveel minder rijk aan christelijke, beginselvast© leidslieden zou ons volksdeel zijn geweest.

Wij willen dat alles en nog zooveel meer ook op deze Doleantie-herdenking voor oogen houden. En dat doen als vereenigde kerken. Ook voorzoover we, wat onze afkomst betreft, zonen der Scheiding zijn, hebben w© den plicht de Vrij© Universit©it met de rechte waardeering tegemoet te komen. Wij willen haar met wijlen prof. Lindeboom een „rijk geschenk" noemen, 1^) wat hij zelf van harte heeft gedaan, al achtte hij ni©t zoozeer voor d© theologie, als wel inzonderheid voor de saeculaire wetenschap ©en christelijke Universiteit broodnoodig. 20)

De Vrij© Universiteit is nu ni©t meer een Universiteit van enkelen, maar zij is d © Universiteit van het Gereforme©rde volk. Gezamenlijk hebben we ons naar ons vermogen achter haar t© schatren. Er is wel eens déze onderscheiding gemaakt, dat de mannen der Afscheiding meer den nadruk legden op het profetisch en die der Doleantie op het koninklijk ambt. 21) Maar als w© nu als vereenigde kerkengroep ons ook beijveren om naast de beide genoemde ambten het zoo hoognoodig© priesterlijk ambt tot zijn recht te doen komen, 22) dan zal dit, in ons offer eni gebed, de Vrije Universiteit tot zegen zijn. En niet alleen deze inrichting van Hooger Onderwijs, maar ook die andere inrichting der Kerken, die op haar terrein voor de gereformeerde wetenschap op de bres staat. Beide Hoogescholen vragen bij deze D^oleantie-herdenking om vernieuwde erkenning. Ook de laatste. Want sinds de Kerkreformati© van '86 gemeenschap is gaan oefenen met die kerken, die van '34 af reeds op den grond van Schrift en Geref. Belijdenis stonden, heeft ze ook d© Sdiool dezer kerken aanvaard.

Er is, zes jaar geleden, gezegd, dat de Mget scheidenen na de stichting der Vrije Universiteit, met blijdschap hün inrichting, die een noodgebouw was, hadden moeten afbreken. 23)

Maar dat oordeel is wel heel eenzijdig ©n di© eisch wel wat onbillijk en meedoogenloos jegens wat anderen om des gewetenswil dierbaar is. Dit oordeel is harder nog dan de voorslag, even voor de Vereeniging gedaan, waarbij men d© Theol. School tot ©en soort aanhangsol der Vrij© universiteit wild© verlagen. Dan was het oordeel van e©n and©ren spreker, eveneens zes jaar terug, toch vriendelijker, toen hjj zeide niet ondankbaar te zijn over het feit, dat na de Doleantie de samensmeltingspogingen tusschen de beide „eigen" inrichtingen waren mislukt, temeer, omdat de vroeger wel eens ietwat gespannen verhouding voor een hartelijke samenwerking plaats had gemaakt, ^i)

Wij twijfelen niet, of dat zal het geval blijven, wanneer men winst doet met de lessen om en bij de Doleantie geleerd. De leidslieden der Vrije Universiteit hebben toen droevig ondervonden hóe grievend het is, in de uitoefening hunner rechten^ die zij als echte Iloogeschool evengoed als de Staatsuniversiteiten bezaten, telkens kleinzielig belemmerd en gelirenkt te worden. Die herinnering zal het nageslacht der Doleantievaderen er voor kunnen bewaren, dat zij niet op hun beurt de rechten van anderen, nu niet hun tegenstanders, maar hun broeders, verhindering in den weg leggen.

Wie heden ten dage de Vrije Universiteit nog als een „geloofsstuk" ziet, zal voor broederlijke concurrentie, vooral als deze waardig is, niet bezorgd zijn ten aanzien van eigen groei en bloei. Die is wars van alle werken met „ondoordachte, ongeretormeerde, onlogische en dus onhoudbare phrasen"25) lot handhaving van eigen positie. Die houdt zich aan hetgeen beloofd is, aan het Ixxling, omdat hij wil hebben rechte wegen voor zijn voet. En die zal het ook als een geloofsstuk aanvaarden, dat met Gods zegen en met liefde, recht en waarheid onder de broederen, er plaats is voor den bloei van beide Hoogescholen, in de getrouwe vervulling van de door God opgelegde taak. Als tot die daad de Doleantieherdenking leiden mag, dan geldt van de daders, dat zij zelf gezegend zullen zijn én tot een zegen voor elkander.


1) Aldus noemde Prof. Valeton te Utrecht haar bij de opening van den nieuwen cursus, cf. Heraut, 12 Dec. 1880.

2) Zoo b.v. Dr Gunning, die aan de Bibliotheek van de Vrije Universiteit een zijner geschriften ten geschenke gaf, maar die, toen sommigen in zijn kring hem dat erg kwalijk hadden genomen, zich, zelfs ten koste van de waarheid, trachtte vrij te pleiten. Zie: Rede van Prof. Fabius bij gelegenheid van de viering van het SO-jarig bestaan der Vrije Universiteit, in: Gedenkboek, 1930, bl. 87, noot 3.

3) Kuyper in zijn apologie voor het goed recht der Vereeniging voor H. O. tot Universiteitsstichting, aangehaald bij Dr Rullmann, Kuyper-Bibliografie, II (1879—1890), Kampen, 1929, blz. 24.

4) Cf. Dr F. Pijper, Beknopt Handboek tot de Geschie­

denis des Christendoms, Leiden, 1924, blz. 1. 5) Behalve het vele, dat Kuyper en Bavinck over deze materie geschreven hebben, is hierover ook lezenswaard, het art. De theologische faculteit, door Dr L. N. de Jong, in: Nieuwe Theol. Studiën, jrg. 1924, blz. 257 v.v.

6) Zie Rullmann, De Vrije Universiteit, haar ontstaan en haar bestaan, historisch geschetst, Amsterdam, 1930, blz. 44. Zie ook: „De Vrije Kerk" Jrg. II, blz. 117, waar Prof. Wielenga vraagt: Waar moet ge blijven met de vrucht daar (aan de V. U.) gerijpt? Wie zal de munt, daar geslagen, in circulatie brengen?

7) In: „Ernst en Vrede", Jrg. II, blz. 416.

8) „De Hedendaagsche Schriftcritiek in haar bedenkelijke strekking voor de gemeente des levenden Gods", 1881, blz.

14. 9) 3de dr. 1916, blz. 839.

10) A.W. blz. 841.

11) A.W. blz. 842.

12) Welke zijn de vooruitzichten voor de stadenten der Vrije Universiteit? 1882, blz. 35.

13) Geworteld en gegrond. Intreerede, 4de dr. 1870. Opgenomen in: Kuyper, „Predicatiën", Kampen, 1913, bl. 343.

14) A.W. blz. 346.

15) Rullmann, Kuyper-Bibliografie, II, blz. 88. 16) Door Kuyper opgesteld. Zie Rullmann, De Doleantie, in Brochurereeks „Ons Arsenaal", Serie 5 No. 1—2, blz. 33.

17) Cf. B. Wielenga. Het huis Gods, Kampen, 1929, blz. 115.

18) Fabius, Rede, Gedenkboek, blz. 95.

19) Lindeboom, Rede, Gedenkboek, blz. 114.

20) A.W. blz. 115.

21) E. D. Kraan, Afscheiding en Doleantie, art. „De Reformatie", XV (1934—'35), blz. 12.

22) Men zie ook K. Dijk, Inzinking of Bloei, Kampen, 1924, blz. 28.

23) Fabius, Rede, Gedenkboek, blz. 108, noot 1.

24) H. H. Kuyper, Rede, Gedenkboek, blz. 22.

25) Hierover breeder Greijdanus, Beteekenis van de Doleantie voor de Theologische School, art. Almanak, Fide« Quaerit Intellectum, 1936, blz. 89 v.v. 107.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1936

De Reformatie | 24 Pagina's

De Doleantie en de Vrije Universiteit.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 februari 1936

De Reformatie | 24 Pagina's