GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„WAT BEZIELT ZE ? ”

De Barthiaansche theologen, die onlangs tot de Partij van den Arbeid overgingen, gaven van hun meening rekenschap in een brochure, die zij zelf hadden voorzien van den sprekenden titel: „Wat bezielt ze? "

Dezelfde vraag, alleen maar niet door de betrokkenen zelf gesteld zou den titel mogen vormen vaji een geschrift, dat op naam van ds H. v. d. Brink, missionair predikant te Makassar, maar geïmporteerd door vele anderen, bij de uitgeverij Kirchner te Amsterdam verscheen onder den titel: „Een Eisch van Recht", April 1946. Het boekje, 83 bl., ruim gedrukt, gaat over de „brandende kwestie" van wat men ten onrechte noemt „Indonesië". Ondertitel is: „De koloniale verhouding als vraagstuk getoetst".

Dat de keuze van dien ondertitel gerechtvaardigd is uit den inhoud, zou ik niet durven zeggen. Maar een beoordeeling ligt niet in mijn voornemen. Alleen maar de publieke vraag: „wat bezielt ze? " Ik kan ze ook zóó stellen: „zijn ze daar ginds — d.w.z. onder de promotoren van dit geschrift — de kluts nu heelemaal kwijt?

Wie de promotoren zijn? Allereerst de auteur natuurlijk. Dan dr J. H. Bavinck, zendingshoogleeraar, heusch mede in staat tot het uitwerpen van collega's en zoo vanwege theologische meeningen, die men na de uitwerping vervangt door een andere. O zoo precies met de preciezen. Maar voorts — enfin, dat komt straks wel. En vervolgens: dr F. L. Bakker (Djokja.), ds P. H. van Eijk (Solo), ds W. Eljn van Draat (Bandoeng), ds R. C. Harder (Wageningen) ds A. G. Honig (Wonosobo), ds P. Jonkhof (Malang), ds Di C. Mulder (Djokja), ds C. V. Nes (Magelang), ds R. W. Popraa (Magelang), mej. J. C. Schreuder (Zendelinge inheemsche vrouwen), ds Soedamo (Poerbolinggo), ds J. Verkuyl (Batavia), ds J. M. Vlgm (Poerworedjo), ds H. A. Wiersinga (Leiden). Dr Bavinck geeft een goedkeurend woord ter inleiding; de anderen verklaren met een „wij stemmen in ", dat ze in groote lijnen er van harte mee eens zijn. Enkele zendingspredikanten — zoo lezen we verder — brachten een bedrag bijeen, om een exemplaar „aan al onze Gereformeerde predikanten" te kunnen toezenden. Het is dus een grootscheepsche actie; we hebben hier niet maar een vlugschrift, waarin zich zoo ereis iemand vergaloppeert. We hebben hier de zendingsmenschen der synodocratische 'kerken bijeen, benevens enkele uitwerp-experts.

Natuurlijk staan er in dit boekje heel wat goede dingen, zoo b.v. dat het „uitkafferen" van inlanders maar een slecht bedrijf, en het exploiteeren van hen maar zonde is. En heel veel andere dingen meer, die ik als jongetje van nauwelijks tien al van den Kamper Knapenvereenigingsleider hoorde. En — want wij bedoelen niets denigreerends — ook heel veel andere nuttige en serieuze dingen.

Maar een eenigszins volledige behandeling van „de koloniale verhouding als vraagstuk" ontbreekt.

En' — want hier begint pas ons bloed in beweging te komen — in de groote kwesties van revolutionair dan wel anti-revolutionair is het boekje heelemaal mis. Niet voor niets hebben wij tegenover den heer Schouten onlangs opgemerkt, dat het er maar raar gaat uit zien voor de A. R. partij juist bij de lieden, die tot nu toe graag vooraan daar stonden en in de kerk zoo'n beetje den grand seigneur uithingen in hun hoogkerkelijke kruistochten tegen de als hoogkerkelijkheid door hen aangeziene principieele verdediging der goederen, waarbij de heer Schouten met ons groot geworden is.

We wijzen' op enkele punten.

Daar is vooreerst de verbluffende redeneering, die de revolutie principieel gelijk geeft, zoodra ze maar succesvol misbruik weet te maken van de "verlegenheid der wettige overheid. Het droeve revolutionair bedrijf der lieden diè in Indië misbruik maakten van de oorlogsomstandigheden, wordt hier goedgepraat — zelfs met een bijbeltekst; en prof. Greijdanus moet voor de zooveelste maal dienst doen om den krommen handel der redeneering goed te praten. Weet u wel, waarom de eisch: , eerst herstel van het Nederlandse he geza g", voordat men met de menschen van ginds gaat praten, niet met Romeinen 13 kan worden verdedigd? Tenminste volgens dit geschrift? Wel, omdat er in de overgangsperiode (de Japanners verslagen, den Nederlanders nog niet terug) een „gezagsvacuüm" was, een periode, waarin het wettig gezag niet functioneeren kon. Er was op 15 Aug. 1945, toen ook de Japansche macht gevallen was, geen „exousia tetagmenè" (d.w.z. geen „gevestigde macht", geen gezag, „dat een zekere vastigheid verkregen had", — en kijk, prof. Greijdanus van Kampen dien we wel schorsen en zoo, maar toch ook graag weer gebruiken als we een of ander opvallend meeninkje van ons moeten aannemehjk maken, zegt immers zelf in zijn kommentaar op Rom. 13 : 1, dat er, wil men de overheid eeren, dan ook een zekere „macht" moet zijn, die „een zekere vastigheid moet verkregen hebben" („tetagmenè"). En nu is de zaak voor elkaar: de Nederlandsche regeering •was niet bij de hand; het gezag, dat vastigheid verkregen had, was niet aanwezig, en dus moeten we Rom. 13 maar laten rusten, als wij de revolutionaire . lieden zien grijpen naar de macht. Breng Soekamo, Sjahrir en consorten maar gerust buiten het bereik van den bijbel, en buiten den actieradius van Romeinen 13.

Natuurlijk keert in feite dit goedpraten van een revolutie van hét zuiverste water door voormalige anti-revolutionairen-naar-begrip een premie uit aan iedereen, die in tijden van verwarring den boel nog verder in de war schopt en zijn wettige overheid voor voldongen- feiten plaatst. Vader en moeder zijn niet thuis? Dan mocht broertje Brutaal wel den baas gaan spelen. Als Mussert nu eens geslaagd was in de dagen van den Duitschen aftocht? Er was toen op korten afstand geen gezicht op een „geordende" macht met zekere „vastigheden". Hij had dus wel mogen beginnen? En zou in dat geval vandaag van al die heeren een brevet gekregen hebben van geenszins naar Romeinen 13 te beoordeelen en te straffen?

Waar gaan we toyh heen?

Hqt is toch immers niet waar, dat er in Indië destijds vast gezag was? Het oorlogsreglement liet zien, waar het zijn „vastigheid" bezittend gezag te dien tijd zetelde. Het was in Londen. Het was er, zeer ter dege.

Maar met zulke redeneeringen als hier ten beste

worden gegeven, heeft Van der Vaart Smit óók gewerkt destijds.

Maar dit merkwaardig boekje — een premie op den succesvollen Bandiet, geeft nog erger dingen te hooren.

De zending, aldus het geschrift, in een aan-» haling van Prof. Dr H. Kraemer, staat voor d€ vraag, of zy zich in de huidige constellatie van het Oosten als geheelonthouder kan gedragen in de moreele en geestelijke belangen, die telkens in de sociale en economische conflicten betrokken zijn. En op deze vraag antwoordt het boekje beslist ontkennend.

Voorzoover daarmee bedoeld mocht zijn, dat de zending het Woord Gods te prediken heeft, en dat dit Woord zelf beginselen stelt voor het volle menschenleven, ook het' politieke en sociale en economische, zal men van onze zijde geen ontkennend antwoord verwachten. Maar wij wijzen dan in de vraag zelve de woorden „in de huidige constellatie" af, indien daarmee bedoeld mocht zijn, dat de omstandigheden het zijn, die hier de houding be palen en den overgang van de houding van den „geheelonthouder" tot de andere hebben te motiveeren.

Het blijft dus de taak der zending, Gods Woord te verkondigen, en voor die verkondiging zelf allwegen open te houden, of te doen openbreken.

Maar daar vloeit 'dan ook uit voort, dat zij op de concrete situatie nimmer ingrijpen mag met adviezen, sympathiebetuigingen, of propaganda, welke met het Woord Gods in flagranten strijd zijn.

Het is nu juist ons bezwaar, dat in dit geschrift zoo iets wel degelijk geschiedt.

Daar is allereerst de hierboven besproken opmerking inzake het buiten-werking-stellen van Rom. 13. Doch er is meer.

Geheel in den stijl van Ds J. Verkuyl, die blijkene „Trouw" een interview met een persman had ove; de „Indische" kwestie, ' en aan dit blad de opmerking ontlokte, dat zijn inzichten niet zich lieten ver binden met de leus, die tegen de revolutie h e evangelie stelt, wordt ook in het boekje van Ds H. V. d. Brink met al zijn propagatoren va'" Bavinck af tot Wiersinga toe, nagelaten tegenover de revolutie het evangelie te stellen. Geen beginse-. len, maar feiten vormen het uitgangspunt. , , Zoowel bij de Protestantsche als bij de Roomsch Katholieke Christengemeenschap zien wij" — zoo heet het •— , , een zich volledig stellen achter de Republiek". Of 't waar is, weten we niet; we zullen 't echter diener te onthouden. Maais ook al is het zoo, wat zegt het ons? Zouden diezelfde gemeenschappen niet even „volledig" (!) zich stellen achter het Koninkrijk, als dit zich weer gelden deed ? Was het r e-V o 1 u tie, die gepleegd werd daar in Ned. Oost Indië? 't Valt nog al mee met de noodzaak van het hanteeren van dit harde woord. Want „terecht" (!) zegt volgens dit boekje Ds D. Tromp: in de bespreking van wezen en werkeliikheid van gezag gaat het tenslotte om iets, dat wij meer erkenne' dan kennen; ons „kennen" van het gezag i' meer een „aftasten", een beschrijven va' die geheimzinnige erkenning. Moet Bavinck nr over gezag preeken, en naast hem Brillenburg Wurth de ethiek doceeren? Ik noem dat vak niet veilig in een college, waar Bavinck een stem heeft die onweersproken blijft. En Ds Feenstra, die in df classis Den Haag niet exanimeeren mag, moet maar eens zich afvragen, wie het zijn die het daar w" mogen, b.v. over het vijfde gebod, — misschleT^ wordt het hem eindelijk toch nog te bar. Gezag is in dit geschrift maar een kwestie van erk'er • n i n g van reëele macht, niet vim een kennen van

Gods geopenbaarde Woord bliikbaar. Alles staat hier heel gracieus op zijn kop. „De acute crisis in de verhouding Nederland—Indonesië (sic) brengt ons dan ook" — zoo gaat het betoog verder — „niet in de eerste plaats in aanraking met de vraag van het gezag als zoodanig, doch met de vraas, wie het gezag zullen uitoefenen". Met andere woorden: tegenover de revolutie is het Evangelie alleen te stellen, zoolang ej; geen vuiltje aan de lucht is; stuur in dien tiid maar dominees met de drie formulieren, met artikel 36 en Zondag 39 na^r Indië en laat dan Bavinck maar hoogere eenheids-theologische scholen creëeren. Maar i s er een concretp revolutie, berg dan dat evangelie op dit punt maar op, neem uw uitgangspunt in de f e i t e n en erken, dat geen kennen doch erkennen de primaire kwestie is. Het positivfsme kan 't niet beter zeggen dan deze heeren, die u de kerk uitwerpen als ge de kinderen niet voor wedergeboren wilt houden P" doen houden. Ds Wiersinga komt in actie als r' Haagsche heeren telegrafeeren: Schilder erkent het gezag der synode niet! Maar als Soekarno on f' propoen komt, dan nropageert die zelfde Wier^msra een boekje, met zulke gezags-theorieën. O telegram van Barkey-Wolf

En was er in Indië zooiets als collaboratie? Meneer, die „lag" in Indië, pardon, in Indonesië, wezenUjk anders dan in Nederland! Het staat er! Zoo kan men altijd zich in bochten wringen. Zijn soms de normen ginds ook al anders? En het landoorlogsreglement, onderteekend door Koningin Wilhelmina, gold dat voor Indië, ja of neen? Hebben wij ons hier laten gevangen zetten en onze mannen zien vermoorden, om na den oorlog dit te hooren van Bavinck en van Wiersinga, en van prominenten uit de „gereformeerde" zending? Ei gaat een geest der verblinding door hun gelederen: een oordeel over hun kerk, die over het gezag de: " synodes (, !) processen opent, en het gezag van Koningin Wilhelmina door het slijk laat sleuren, e met één pennestreek de confessie in dezen op zij zei

En dan die Soekarno! Martelaar (!) van ons koloniale systeem! Symbool van het koloniale onrecht! En dan Sjahrir, die in de Engelsche pers communistische taal spreekt! Hier is hij een figuur, waarvoor wij God moeten danken; een man van groote gaven als leider en politicus, hoewel hij „heel reëel" tot een gezagsapparaat behoort, dat het bestaande als zoodanig „niet erkent". Maar „erkennen" is immers ook zoo'n „geheimzinnige" kwestie? En het „kennen".zal Sjahrir van deze gereformeerde zendingsmahnen vast niet leeren; "wij hebben dat niet te wachten van de mannen, aan wier uitzending ook "wij destijds hebben bijgedragen en die ons nog al eens kwamen vertellen, dat de kerk getuigen moest tegenover heel de wereld. Wij zien wat er van dit getuigen terecht komt, nu 't meenens wordt. Hier is een der eerste producten na de opening van 't zendingscentmm...

Hoe benauwend is dat positivistisch geredeneer. Een revolutie? Neen: wij zijn in de impasse — zoo lezen we. Dat woord gebruikt men altijd, als men niet naar de normen vragen wil: bepaalde synodes doen zoo- en politieke utilitariërs ook. Mèt het opduiken van dat woord , .impasse" hebben de revolutionairen het pleit in beginsel reeds gewonnen. Wij dachten zooeven niet aan de hervormde synode, doch de auteur doet het wel. Met instemming (!) citeert hij haar, als zij er op "wijst, dat een enkelvoudig rechtlijnig spreken en een kort aangebonden handelen naar welke zijde ook verboden zijn; of als zij zegt, dat in tijden, als Indië doorleefde, de functie der overheid schijnt , , opgeschort" te zijn; "wij weten reeds, dat volgens dit geschrift in zoo'n geval Romeinen 13 uitgeschakeld is. Ook hier weer een redeneeren niet uit beginselen, doch uit brutale feiten. Niet uit het Woord, doch uit' het positum.

De A.R. jfartij weet wat zij inzake Indië van deze heeren heeft te wachten. Voorzoover zij opkwam voor het gezag, ook in Indië, vindt zii difgeschrift tegenover zich. De leiding der A.R, partij in dezei^ wordt hier gedisqualificeerd, als — nu word< het wel heel fraai — , , instrijdmet demeest principieele beginselen van 't Evangel i e". Nu staat alles wéér op zijn kop, maar 't gracieuze is ditmaal afwezig. Hoe kunnen wie zoo snreken nog het Evangelie (tegenover de revolutie staande) noemen? Wat in het „rechtsbewustz ij n" der bevolking steun vindt, tieet hier daar door moreel gerechtvaardigd. Ja. dat komt er van als men gewend geraakt is aan gemeene-gratietheoremen ter zake van algemeene Geestesv/erking. algemeen rechtsbewustzijn, en zoo voort. .

Maar met die zelfde redeneering heeft Hitler zicbgerechtvaardigd (99 %!), en zal eens de Antichrist zich autoriseeren. Christus is nooit gerechtvaardigd uit eenig rechtsbe'wustziin. . • •

De paar dwazen-om-Christus'-"wil. die straks nof overgebleven zijn, als de Antichrist daar is, zuUer dan zich het verschil tussohen revolutie en reformatie -herinneren, en voor zichzelf er aan vasthouden. Maar gezegend nu reeds het volk, dat zegger kan: den koning van Hispanje heb ik ALTYD geëerd. Altijd, ook zonder een vacuum, waarin zijr gezag opgeschort en voor mij revolutionair, daarmee het hek van den dam genomen was.

Het vliegt achteruit bij de gereformeerden var

ginds.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 juni 1946

De Reformatie | 8 Pagina's